Een rondje over de zaterdagmarkt van Koningsplein vergt weinig voorbereiding. Ik word iedere zaterdag rond een uurtje of negen wakker, omdat de marktkoopman vanaf dat tijdstip de prijs van zijn aardbeien, stoofpeertjes of bananen wereldkundig maakt. Toen ik net op Koningsplein woonde ergerde ik mij nog aan het oratorisch vermogen van deze besnorde vlek, maar inmiddels ben ik er aan gewend. Omdat ik mij graag aanpas aan de gemiddelde Tilburgse zaterdagmarktconsument (lees: PVV-stemmer) houd ik zaterdags mijn pyjamabroek fijn aan. Ik heb ook een oranje djelabba met bijpassend moslimmutsje, maar dat is voor als ik rond een uurtje of vier ’s middags over de markt loop en niet wil opvallen tussen de allochtone koopjesjagers, die dan massaal voor een ‘special price for you’ hun groente en fruit inslaan.
Ik begin mijn rondje markt altijd bij de viskraam. Na de zaterdagochtendsigaret krijg ik namelijk enorme behoefte aan kibbeling, de bitterbal van de Noordzee. Ik durf te wedden dat het gros van de visboerclientèle denkt dat het lekkerbekje en de kibbeling vissoorten zijn die zwemmen in de Piushaven, maar dat kun je de binnen de ringbanen opgesloten Tokkies ook niet kwalijk nemen. Nadat ik mijn Noordzeebitterballen heb weggebuffeld met raviolisaus begeef ik mij naar de Kaasboer. Ik maak een praatje met de kaasboer over het weer of over Willem II. Beide doorgaans ronduit kut! Na de kaas is het tijd voor’ Loeks notenbar’. Niet heel lang geleden heeft Loek de naam van zijn tent, in een geslaagde poging tot omzetverhoging, van een Frans cahet voorzien: ‘Luc’s Notenbar’. Loek is een alcoholist, die tienersletjes inhuurt om zijn noten aan de man te brengen. Loek zelf zit in de kroeg en komt daar rond een uurtje of vijf weer uitrollen om zijn notentent te sluiten. Loek is de held van de zaterdagmarkt.
Overladen met verse kaas en cashewnoten loop ik naar mijn schreeuwende fruitverkopende vrienden. Hun marktkraam is voorzien van een fraai stukje karton met de tekst: ‘if you want to pay more, go nextdoor!’ De opperschreeuwlelijk schreeuwt of ik niet moet werken vandaag in de parkeergarage. Ik vertel hem voor de tachtigste keer dat ik daar niet meer werk. Ik word meestal geholpen door zijn broer, die onder hun klanten steevast verwarring zaait. Deze jongen is zo scheel dat hij iedereen tegelijk aankijkt, zodat je niet weet of je nu wel of niet aan de beurt bent. Ik los dat doorgaans op door het heft in eigen asociale handen te nemen. Ik heb immers niet voor niets mijn pyjamabroek aan. Darwinisme binnen de ringbanen. Zo gaat dat in Broekhoven, de Tilburgse Vogelaarwijk: het recht van de mooiste pyjamabroek!
Na het inslaan van de nodige vitamine-C voor mijn exotische smoothies, is het tijd om naar het peukenwinkeltje te gaan aan het Piusplein alwaar de naar sigarenzweet meurende Luberta de toonbank siert. Luberta is op zijn zachts gezegd niet de meest mooie creatie van miljoenen jaren evolutie. Haar ouders moeten dan ook bijzondere mensen zijn. Het is natuurlijk niet fijn als je er na een dagen durende bevalling achterkomt dat je een gedrocht hebt uitgepoept, maar het getuigt van sadisme als je haar dan de naam Luberta meegeeft. Het zit Luberta niet mee. Luberta ziet er dan ook niet al te olijk uit, getuigen de centimeterdikke brilglazen is ze stekeblind en dan heeft ze ook nog zo’n lijklucht om zich heen hangen. Wat een loeft! Ze scheidt profetische feromonen af. Het peukenwinkeltje is namelijk ten dode opgeschreven. Daarom sla ik mijn peuken in bij het peukenwinkeltje op het Piusplein. Opdat dit aandoenlijke Tilburgse winkeltje niet verloren gaat!