Tompoucen trauma

De pepernoten liggen al bijna te schimmelen in de supermarktvakken, kinderen zijn al geïndoctrineerd door het eerste Sinterklaasjournaal, alle jeugdigen van Nederland kennen het Intertoysmagazine inmiddels beter uit hun hoofd dan de tafels die de kleuterjuf hen probeert bij te brengen en de middenstand doet vanaf vandaag zijn best om ook de bemanning van ruimtestation ISS mee te laten genieten van onze koopavonden. Wanneer je door een winkelstraat loopt en je krijgt het gevoel alsof je figureert in de fucking kerstreclame van Coca Cola, dan geeft mij dat in eerste instantie een huiverig gevoel. Niet uit cynisme jegens de feestdagen, niet omdat ik mij wil afzetten tegen consumptieve gezelligheid en zelfs niet omdat ik net zo’n naar mannetje als Ebenezer Scrooge wil zijn. Nee! Het gevoel gaat veel dieper en kan bijna worden bestempeld als traumatisch.

Zoals menigeen wel weet, was ik in mijn pubertijd de beste tompoucenschepper van Nederland bij de HEMA, waar ik tussen mijn vijftiende en negentiende levensjaar bijzonder veel arbeidsvreugde heb beleefd. Maar niet in de novembermaand! Ik wist namelijk dat begin november de tijd was dat de feestverlichting aan de buitenzijde van de winkel moest worden opgehangen. Dat betekende dat ik mijn geliefde taartschep even in de gebaksvitrine moest laten liggen om dit gevaarlijke versierwerkje te klaren. Op een gammele trap moest ik loodzware ‘S’en aan de gevel hangen. Arbotechnisch gesproken schandalig werk! Nog steeds kan ik boos worden op meneer Jansen! Daar had mijn hoogtevrees niets mee van doen!

Gelukkig had ik nog een mannelijke collega, Khalid, die tevens mijn grootste concurrent op tompoucenschepgebied was. Ik verkocht altijd meer tompoucen dan Khalid, maar dat had er volgens hem mee te maken dat ik er meer uitzag alsof ik ze zelf ook graag lust. Zijn stiefmoeder had dit ook beaamd, aldus mijn Marokkaanse vriend. Ik attaqueerde dit steevast door te zeggen dat dit je reinste onzin was. “Marokkaans slachtofferrolgedrag!” Iedere eerste week van november stonden wij buiten met de grote zware S’en. Khalid maakte misbruik van deze situatie. Hij liet mij toegeven dat ik alleen maar de beste tompoucenschepper was, omdat ik met een gevuld buikje tompoucen stond te scheppen. “In Marokko heb je geen arbodienst,” geinde ik dan als hij op de trap stond. Ik troost mij met de gedachte dat ik geheel naar oud Nederlands gebruik een Marokkaan aan het werk heb weten te zetten. Daar heeft mijn hoogtevrees nog steeds niets mee van doen!

Om mijn angst onder ogen te zien, ga ik ieder jaar één koopavond de stad in. Met het lood in de schoenen loop ik dan door de winkelstraat. Die lichtjes vind ik meestal toch wel leuk, dus ik word al snel weer mijzelf. Ik stap dan de HEMA binnen om de kwaliteit van de tompoucenschepper te testen. Ik bestel dan vijf tompoucen. Daar zijn namelijk geen doosjes voor. Creativiteit en vooruitdenken zijn erg belangrijk bij het scheppen van dit kostelijke gebakje. Ik vergis mij uiteraard en zeg als de schepper in kwestie klaar is: ‘doe er maar eentje bij.’ Voor een ervaren tompoucenschepper als mijzelf geen enkel probleem, maar het is toch altijd leuk om een tompoucenschepper te zien prutsen. Ik ben benieuwd of ik dit jaar in de HEMA aan de Kalverstraat eindelijk mijn gelijke ga ontmoeten.