Ik heb een teringhekel aan slechte sales!

“Goedemiddag met onbekende naam van bedrijf X. Komt het nu gelegen?” Ik heb her en der wat demo’s aangevraagd voor bedrijfssoftware. Ook heb ik wat bezichtigingen voor kantoorpanden aangevraagd. Al twee dagen word ik gestalkt door salesmensen.  Ik kon de naam van het beste meisje niet verstaan. Dit kan slechts twee dingen betekenen. Een spraakgebrek of kauwgom in de mond. Eerstgenoemde is niet waarschijnlijk. Het lijkt me dat de corporate waar ze werkzaam is een goed werkende HR afdeling heeft, in hoeverre dit geen contradictio in terminis is. Laten we er gemakshalve van uitgaan dat een bedrijf met een beurswaarde van 107 miljard dollar niet mensen met een spraakgebrek aanneemt op een inbound sales positie. Dan blijft er een kwalijke zaak over. Ze zat met kauwgom in haar mond. Daarbij ging ik er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van uit dat er geen capabele Sales Manager in haar nabijheid verkeerde. Zo eentje die streng doch rechtvaardig over zijn angels en shiners waakt met poffer handschoen en megafoon terwijl de boel wordt opgezweept door de hitjes van Bakermat. Ik hoorde inderdaad geen hitjes op de achtergrond. ‘Amateurs,’ dacht ik meteen. 

Ik ging er eens goed voor zitten en pakte zelfs mijn notitieboekje en pen erbij. Zoveel onkunde in de eerste zin. Adrenaline maakte zich van mij meester. Mijn oren spitsten zich in elfmodus. Ik vond de vraag ‘komt het nu gelegen’ een mislukte poging tot beleefdheid. Het nodigt namelijk uit tot het stellen van een voor de hand liggende wedervraag. “Wat komt precies gelegen?” Meisje van haar à propos, ik de leiding in het gesprek. Het is juist belangrijk om de leiding te hebben in een salesgesprek. Iets met oprechte interesse en het stellen van vragen. Dom hoor. Gemiste kans, want ik laat me niet interrumperen als ik onkunde aan de andere kant van de lijn bespeur.  

Ik verwittigde haar van het feit dat ik twee uur later al met een collega een afspraak had staan. “Welke collega,” vlamde ze er tegelijk met haar kauwgom uit. “Nou, je hoeft niet boos te worden. Relaxt! Cappuccino, croissantje, ontspan.” Ik gaf, beleefd als ik ben, uiteraard wel antwoord op haar vraag. “Maar die werkt bij enterprise sales. Jij gaf aan dat je tot 25 werknemers bent,” snauwde ze me verwijtend toe. Knap hoor. Onkunde combineren met gepruts opgeleukt door taalverkrachting. “Ik snap dat je enthousiast wordt van een nieuwe lead, maar zoals gezegd heb ik om half drie een afspraak met je collega.” Deze onkundige prutser gaf zich echter nog steeds niet gewonnen. Leedvermaak heeft ook zo zijn grenzen, dus ik nam weer de leiding in het gesprek. Ik verhief op slinkse wijze kordaat mijn stem. “HET SPIJT me je te moeten onderbreken (lees: houd je kop dicht, dom wicht). Ik bewonder je gretigheid, maar (juist: alles voor maar is onzin; ik bedoelde hier natuurlijk ik bewonder je onkunde en gepruts) zoals ik je al heb uitgelegd heb ik reeds een afspraak staan. In de tussentijd was mijn verse courgettesoep in de keuken aan het aanbranden. Godverdomme, wat heb ik een teringhekel aan slechte sales!

Zeker niet de markt met de q

De Markt. Ik mag er graag rondstruinen. En dan bedoel ik niet de hipster variant met de q waar je drie euro voor een tomaat betaalt. Dan is de tomaat wel door een lokale boer gekweekt, aldus legitimeert men. Lekker belangrijk. Koop een veganistische taart en vier het! Mij niet gezien. Nee, ik heb het hier over een echte markt. Mijn liefde voor de markt is in Tilburg ontstaan toen ik op het Koningsplein woonde. Op donderdag en zaterdag was er markt op dit ‘schòonste plèèn van et laand.’ Als ik dan niet als “beveiliger” -tussen aanhalingstekens, want als student staat die V op je trui toch in eerste plaats voor ‘vrij weinig doen’- aan het “werk” was in de parkeergarage onder het Koningsplein dan werd ik wel door de groenteboer onder mijn raam wakker geschreeuwd. De groenteman leed aan een hardnekkige vorm van grootheidswaanzin waarbij hij meende om de vijf minuten de prijs van een bakje aardbeien wereldkundig te moeten maken.“Aarebeien euro! Aarebeien euro!” Deze man schreeuwde zijn aardbeien door merg en been.

Als een waar heraut prees hij zijn aardbeien aan.  Kater of geen kater. Dan zat er niets anders op de bedstee te verlaten om vervolgens in je kloffie over de markt te gaan struinen. Bij een echte kater bood een bakje kibbeling soelaas. Omdat ik de marktkoopmannen die hun auto in de garage parkeerden van gratis koffie voorzag en soms voor nop liet uitrijden kreeg ik ook van alles. Wat ook handig was dat we als we een after party op het Koningsplein aan het vieren waren, hetgeen zo nu en dan weleens plaatsvond, ook terecht konden op de markt voor sigaretten. Die werden er namelijk ook verkocht. En zie dan maar eens zonder aardbeien voor een euro huiswaarts te keren! Vitamientjes aanvullen, om vervolgens weer keihard af te breken, maar dit terzijde.

Tegenwoordig mag ik eens per week graag over de Albert Cuyp struinen. Liefst op de late ochtend, begin middag. Ik begin steevast met een haringkje. Uiteraard met ui en zuurtje, wat de kenners er ook van zeggen. Schijnt niet zo te horen. Zal wel zijn. Fucking lekker. Vervolgens wordt de groenteboer met een bezoek vereerd. Die heeft dames in dienst die als laatste in Nederland, sinds de Aldi ook scan kassa’s heeft ingevoerd, het ambacht van vingervlug afrekeningen met codes tot kunst hebben verheven. Na groente en fruit is het, zoals het een goed jager-verzamelaar betaamt, tijd voor het scoren van wat noten. Als mijn sambal op is, dan bezoek ik onderwijl, op aanraden van een vriendin, de toko voor een nieuw vers potje. Misschien scoor ik nog wat scharrelkip bij de poelier en als laatste sluit ik steevast af bij mijn Marokkaanse vriendjes van de olijfkraam voor wat verse olijven en Turks brood.  Die maken er inmiddels een show van hun humus aan mij trachten te verkopen.  Een breed scala aan sales trucs zijn tevergeefs ingezet. Al gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat hun zelfgemaakte humus fucking lekker is. Je moet er aan toe zijn in je leven. Humus. Die fase heb ik gewoonweg nog niet bereikt. Wie weet een volgende keer.

Een hoestend en rochelend afscheid van de sigaret

Een rokershoestje op de maandagmorgen is mij geenszins vreemd. Sterker nog. Als je meer dan zeventien jaar op zo een gulzige wijze sigaretten weg blaft met een steevaste uitschieter in het weekend van minimaal vijf pakjes, dan kun je niet anders.  Dan neem je het rokershoestje op de maandagmorgen voor lief. Vervolgens drink je deze onwelkome gast met koffie je systeem weer uit terwijl je onder een repetitieve klaagzang over je slachtofferrol ten aanzien van de tabaksindustrie de eerste sigaret van de week aansteekt. Wat ik niet verwelkom is dat ik de hele maandag, dag en nacht, aan het hoesten ben en op een gegeven moment als een gevangen platvis in mijn bed koortsig naar adem lig te happen. Dat was afgelopen maandag het geval.

Het leek me verstandig om de huisarts met een bezoek te vereren. Normaliter had ik hier de fiets voor gepakt, maar mijn ademhaling leende zich daar niet echt voor. Bovendien stond mijn fiets nog ergens in de Pijp, omdat het een gulzig weekend was geweest. Het vooruitzicht van een volle tram werd door mij ook niet echt met fanfaremuziek bejubeld, dus ik besloot de Uber te nemen. De huisarts kwam al snel tot de conclusie dat ik een ontsteking in mijn longen had opgelopen. Ook zag hij een causaal verband met roken. Een antibioticum kuurtje en een puffer kreeg ik mee. Na twee dagen veel slapen, kippensoep, fruitshakes en medicatie voelde ik mij wat energieker. En de eerlijkheid gebiedt me te zeggen. Dat ademhalen is best wel fijn. Dat vond de huisarts, met wie ik een vervolgafspraak had, ook. Echter stipte hij nogmaals het causale verband met roken aan en gaf een dwangmatige uitnodiging voor een nieuwe vervolgafspraak waarin we mijn longen vanuit kikkerperspectief gaan vastleggen alsmede mijn longcapaciteit gaan meten. 

Thuisgekomen keek ik droevig naar het  sinds zondagmorgen niet aangeraakte pakje Lucky Strike op mijn bureau. Weemoedig zo niet melancholisch knikte ik naar de Indiaan op het pakje sigaretten. “Tijd om afscheid te nemen Chief Powatan. Het is tijd. De hoogste tijd. We eindigen onze relatie zoals ze begon. Hoestend en rochelend. ” Wat moet je als niet roker doen na een ontbijt, lunch of avondeten? En hoe gaat dat met een biertje? Of na een dubbele espresso? Dat waren overigens nog niet eens mijn meest voorname zorgen. Hoe de fuck ga ik de supermarktmanager van de Vijzelstraat er ludiek op attenderen dat hij die sigaretten wel erg in het zicht verkoopt? Ik besloot deze vragen niet te richten aan de Chief die ik zo vaak als toevluchtsoord en orakel had gebruikt. Ik ga er een nachtje over slapen. Ademend. Wel zo fijn. 

Pepernoten geneuzel!

Lieve supermarktmanager van de Albert Heijn aan de Vijzelstraat,

Met meer dan enige regelmaat bezoek ik uw Albert Heijn voor het doen van mijn dagelijkse boodschappen. Ongetwijfeld zal ik net als ieder ander beïnvloed worden door uw marketing trucs. Ik weet het trouwens wel zeker, want de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik meer dan eens met een bonusaanbieding thuiskom. Dan had ik helemaal geen twintig cent bespaard, zoals de gierigaard in mij meende te bedenken bij het schap in de supermark. Bij thuiskomst bleek ik gewoon opgezadeld te zitten met twee, soms zelfs drie ongewilde producten. Een knap staaltje marketing. Daar moet je in een consumptiemaatschappij ook niet over te klagen. Al vind ik wel dat er soms erg veel keuze is in bepaalde producten. Als ik bijvoorbeeld tandpasta wil kopen, hoef ik echt geen dertig opties te hebben. Dit geeft mij onnodige keuzestress. Maar goed, laten we dit voor een andere keer bewaren. Ik wil namelijk iets belangrijkers onder uw aandacht brengen.

De reden van mijn schrijven ligt gelegen in de komst van die katholieke heilige met zijn al dan niet zwarte pieten. De discussie over zwarte piet kan me trouwens geen pepernoot schelen. Vind het zelfs lachwekkend als mensen echt denken dat cultuur en tradities iets blijvends zijn en niet aan verandering onderhevig. Sterker nog,  als je de geschiedenisboekjes erop naslaat, dan leert dit je dat juist tradities die dit niet doen uiteindelijk zullen verdwijnen. En Sint Nicolaas is daar een treffend voorbeeld van. U dacht toch niet dat de bisschop van Myra zelf had bedacht naar Spanje te verhuizen en op een paard te gaan zitten en wat knechten mee te nemen? Tuurlijk niet. Afgekeken van de Germaanse oppergod Wodan (of Odin als je de Noorse mythologie een warm hart toedraagt), met zijn paard Sleipnir. Fuck die schimmel Americo, Sleipnir is zijn naam. Sinterklaas is een uitvloeisel van syncretisme en zijn traditie aan verandering onderhevig. Maar goed ik zal u niet verder lastig vallen met mijn quasi cultureel historisch geneuzel, want ik wil zoals gezegd iets veel belangrijkers onder uw aandacht brengen. Het gaat mij op die verrekte pepernoot en aanverwante lekkernij.

Ik had mijzelf voorgenomen er een gezondere levensstijl op na te gaan houden. Gezonder eten, meer bewegen, minder drinken, et cetera et cetera. U bent bekend met deze trend, want u speelt hier zelf in uw supermarkt ook handig op in. Wat schetste echter mijn verbazing toen ik afgelopen week in de rij stond bij uw kassa? Kruidnoten. En dan ook nog eens in mijn favoriete smaken truffel en yoghurt witte chocolade. Op ooghoogte en grijpafstand. Gaat het lekker? Ik voelde mij als een heroïnejunk in een papaverveld op plukvakantie. En jullie hebben ook marsepein op ooghoogte bij de kassa. En niet zomaar marsepein. Nee….in de vorm van fruit! Dat is toch niet nodig? Sadisme van de eerste orde en de bovenste plank! Tot dusver heb ik mij kranig weten te verweren, maar het duurt nog fucking lang tot we “Dag Sinterklaasje” kunnen zingen. Sterker nog: hij is nog niet eens in het land! Bij dezen dan ook mijn vriendelijke doch dringende verzoek een voorbeeld te nemen aan de Albert Heijn aan de Stadhouderskade. Die hebben er een speciale hoek voor ingericht, die je makkelijk voorbij kunt lopen.  Niet zo sadistisch opgesteld als bij uw kassa’s. Mocht u binnen een week niet tot actie zijn overgegaan, dan zal ik genoodzaakt zijn mijn boodschappen voortaan daar te doen. Ik ga ervan uit dat dit niet nodig zal zijn.

Met vriendelijke groeten,

Een ontstemde Binsmeister

Woensdagmiddag vrij!

Omdat binnen mijn nieuwe professionele avontuur het credo “geen stress” hoogtij viert, ben ik iedere woensdagmiddag vrij. Eén van de mooie voorstellen die ik heb gedaan aan onze imaginaire HR afdeling. Dit stress verlagende voorstel werd meteen ingewilligd. Genialiteit komt soms tot je op onverwachte momenten. Zo kwam dit idee tot me toen ik midden in de nacht wakker was geschrokken in een nachtmerrie over mijn kleuterjuf.  Wat was je altijd op de lagere school? Precies. Woensdagmiddag vrij. Kun je je herinneren dat een klasgenoot ziek thuis zat met burnout verschijnselen? “Bennie kan de komende maanden niet mee doen met trefbal, want hij ligt met een burnout in bed.” Nog nooit gehoord. Gewoon iedereen woensdagmiddag vrij. ‘Wat een geniaal idee,’ aldus klopte de narcist in mij zichzelf op de schouder. En ik kan het nog wetenschappelijk staven ook. Je kunt goede ideeën immers niet alleen stoelen op een droom over seks met je kleuterjuf. Zeker niet als je van doen hebt met een imaginaire HR afdeling. In het Zweedse Götenborg was een experiment met een zesurige werkdag uitgevoerd. De kosten van de kortere werkweek bleken lager dan ingeschat en de baten waren aanzienlijk: minder stress, minder ziekte, meer banen, betere prestaties. 

Omdat het mij bijzonder onverstandig leek de woensdagmiddag in mijn stamcafé te vieren door het overmatig drinken van La Chouffe, maakte ik voor de verandering een meer verstandige keuze. Een stadswandeling was het devies. Ik moest toch nog op de Haarlemmerstraat zijn voor het ruilen van een verjaardagscadeau in een schoen maatje groter. Kon ik  ook meteen de eerste stappen zetten richting het verliezen van mijn ietwat overtollige buik kilo’s. Gezond en praktisch.

Ik was de hoek van mijn straatje nog niet om of een mooie dame op de fiets werd door een taxichauffeur uitgescholden. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid probeerde hij zo een dispuut te beslechten over het al dan niet terecht of onterecht voorrang nemen van de fit-girl in kwestie. Maar goed, dat doe je nu eenmaal als fietser in Amsterdam. Zeker als mooie dame op een fiets. “Kankerwijf, kijk godverdomme uit je doppen, ” kreeg ze onterecht naar haar terecht arrogante dovemansoren geschreeuwd. Ieder chickie in de grachtengordel meent namelijk te figureren in een Victoria Secret fashion show. Ze zijn zo gefixeerd op hun figurantenrol dat hen omgeving en werkelijkheid nog weleens willen ontgaan. Dit heeft met arrogantie niets van doen, maar dient te worden opgevat als Method-acting. 

Ikzelf ben trouwens niet zo van het schelden met ziektes. Ik combineer liever genetaliën met oude beroepen.Ze dekken eenzelfde lading, doch beledig je enkel en alleen degene die je wilt uitschelden. Pest, pokken en tyfus ruïneren immers al genoeg families en zorgen voor veel verdriet binnen onze samenleving.  En dan laat ik de zo quasi lief door Ciske de Rat toegezongen ziekte cholera nog buiten beschouwing. ‘Man man man,’ daarmee zou ik dus nooit schelden. Geef mij maar gewoon een kuthoer. Ik vervolgde met een grote glimlach mijn wandeling. In mijn eerder op de dag voor een belachelijke prijs van negenentwintig euro aangeschafte iPhone oortjes begon Herman van Veen over Hilversum III te zingen. Het zonnetje deed zowaar ook nog een kleine duit in het *zakje.  Geen stress. Inderdaad. Geen stress. 

*”Een duit in het zakje doen,” vindt haar oorsprong  in het collectezakje van de Kerk. Gaarne ‘zakje’ in dit kuise verband niet op te vatten als, of te associëren met ,balzak

Redband: als je niet voor pret bent!

Eerder verschenen februari 2011 Fok.nl

Laat een zak winegums nooit onbeheerd achter. Daar zat ik dan op de bank met een aangebroken zak winegums. Ik had net zo zin in een snoepje en nu moest ik tot de pijnlijke constatering komen dat er alleen nog oranje winegums in de zak zaten. Tegenvaller! Gatverdamme! Ik ben zeer benieuwd wie de professor is die bepaalt welke kleuren, en belangrijker: hoeveel, winegums er in een zak gaan. Deze gedachte liet mij niet meer los. Normale mensen denken hun vrije zaterdagmiddag misschien na over wat ze gaan stemmen met de Provinciale Statenverkiezing of over welk pakske ze aantrekken tijdens de carnaval, maar ik reken mij niet tot de normale mens. Bovendien weet ik al wat ik ga stemmen en heb ik vorig weekend een grondige carnavalsstudie gemaakt van de Lord of the Rings trilogie voor het verzamelen van Gandalf-quotes. Zo heb ik er zelfs eentje gevonden over het Brabants kwartiertje mocht ik onverhoopt iets te laat arriveren. “A wizard is never late, nor is he early. He arrives exactly when he means to!”

Ik zat rustig mijn krantje te lezen toen ik tot de conclusie kwam dat ik mij niet kon concentreren. De oranje winegum liet mij niet meer los. Het werd haast obsessief. Kokend van woede speurde ik de site van Redband af. Als je voor pret bent? Ik ben fucking boos godverdomme! Ik kon mijn vraag niet vinden tussen de ‘veelgestelde vragen.’ ‘Ik ben niet tevreden over de kwalitiet,’ leek er nog het meeste op, maar ik had weinig zin om een zak winegums per post te gaan versturen. Na wat internetresearch vond ik eindelijk een nummer van Redband, maar dit werd niet beantwoord. Ik werd gedwongen het 800-nummer te bellen dat achterop de snoepzak stond. Ik kreeg na enkele minuten liftmuziek een jongedame aan de lijn.

“Goedemorgen! U spreekt met Patrick.”
“Hallo meneer.”
“Ik ben op zoek naar de Willy Wortel, die gaat over de winegums.”
“Heeft u een informatievraag of heeft u een klacht?”
“Dat ligt eraan. Ik wil graag iemand spreken die gaat over de verdeling van de verschillende winegums. Ik ben namelijk zeer ontevreden over de oranje winegum en laten er daar nu net onevenredig veel van in een zak zitten.”
Er viel een stilte.
“U wilt serieus  weten waarom er oranje winegums in een zak zitten?
“Precies. De oranje winegum is pret bedervend.”
De jongedame had moeite haar lach in te houden. Ik voelde mij totaal niet serieus genomen en toen ik mijn ongenoegen hierover wilde uiten, verbrak ze lachend de verbinding. Wel gaf ze mij als tip dat ik mij voor klachten het beste schriftelijk kon wenden tot Redband.

Tilburg 19-02-2011.

Geachte heer / mevrouw,

Allereerst wil ik u een compliment geven. Al sinds mijn jeugd mag ik bijzonder graag winegums eten. Ik denk dat ik voor een hele generatie spreek als ik hier stel dat uw winegum het neusje van de zalm is onder het snoepgoed. Gomballen, kikkertjes, verrassingseieren, banaantjes, kersjes, het speciaal voor pedofielen op de markt gebrachte Weathers Original, meeuwenflatsen, Engels drop, Napoleonzuurtjes, skittles en fruittella; het valt allemaal in het niet bij de winegum. Zelfs Dum Dummies zijn geen match voor de winegum van Red Band! Bijna niets dan lof voor de winegum, niets dan lof. Maar ik kan het niet laten om het volgende pret  bedervende onder uw aandacht te brengen. De oranje winegum. 

Ik ben benieuwd welke gesjeesde professor of welk een inferieur door de Aquafresh-maffia gesponsorde marktonderzoeker verantwoordelijk is voor de verdeling der winegums in de Redband snoepzak. Gatverdamme wat zijn die oranje units smerig! En dan zitten er ook nog eens steevast gruwelijk veel van die apparaten in de snoepzak. Waarom? Dat is toch niet nodig! De oranje winegum is pretbedervend en wekt irritatie. De oranje winegum is de bioscoopbezoeker die na een heftige actiescene  de opmerking maakt ‘tsss, dat kan helemaal niet in het echt’. Wat Kiki Musampa is voor het Nederlands voetbal, dat is de oranje winegum voor de snoepzak: hij verpest het voor de rest.  De oranje winegum is als Job Cohen: ieder normaal denkend mens laat hem links liggen!

Samengevat is mijn vraag: waarom zitten er überhaupt oranje winegums in de snoepzak? Wat zijn de kansen dat de oranje winegum in de ban wordt gedaan? Ik kijk uit naar uw antwoord.

Liefs, 

Binsmeister

Geboortekaartje

Eerder verschenen op Fok.nl nov. 2009

Beste Joost,

Wat trof ik nu in mijn brievenbus aan? Een babykaartje van jou! Met een heuse foto van je trotse moeder en jij als slapende mensenpuppy tegen haar borst gedrukt. Je kaartje vertelde mij dat je maarliefst 53 centimeter bent. De laatste keer dat je moeder mij over centimeters informeerde betrof het een genante klaagzang over je vaders bedroevend kleine gereedschap, dat, en ik citeer, op een ‘kortzichtige geodriehoek’ zou lijken. Lijkt me een behoorlijke vlaag van verstandsverbijstering, want jij levert het levende bewijs van het tegendeel. Al moet je daar misschien maar een keer op terug komen als je je jeugdpuistjes met Clearasil te lijf gaat en geïnteresseerd bent in hoe dat nu precies met die ooievaar en kindjes maken zit. Vraag dit overigens wel aan je ouders  en wacht niet totdat je onhandige biologieleraar je daaromtrent voorlichting geeft door een vreemde clownsact op te voeren waarbij hij een schmutzige ballon over een komkommer vouwt. Voor je het weet valt het kwartje pas op het nachtelijke zandstrand van Lloret de Mar. Dat zou zonde zijn.

Ik weet niet of je ouders je een christelijke opvoeding gaan geven, maar ik wil het toch wel even met je hebben over religie. Je kunt het maar beter meteen weten, want dan is de schok als je er zelf achterkomt niet zo groot. Die meneer met die baard die vanaf de wolken over je waakt, die bestaat helemaal niet. De liedjes die je mogelijk gaat zingen om die bebaarde meneer te bedanken voor de schoolmelk slaan dus als een tang op een melkkoe! Wat ik je nu ga vertellen, Joost, is misschien wat verwarrend, maar ik doe het toch. Er is namelijk nog een meneer met een baard en die bestaat wel echt! Die komt altijd in december langs en als jij dat jaar braaf bent geweest, dan word je verwend met snoep en cadeaus. Aan het bestaan van deze heilige zou ik als ik jou was dan ook nooit twijfelen. Mocht je desalniettemin ooit twijfelen, stel die twijfel dan in ieder geval zo lang mogelijk uit. Misschien begrijp je me nu nog niet, maar tegen de tijd dat de iPad 10 uitkomt, zul je me dankbaar zijn.

Nu we het over religie gehad hebben, wil ik het graag met je hebben over meisjes. Een heikel punt, beste Joost, want meisjes zijn zelfs lastiger te doorgronden dan bebaarde meneren. Meisjes denken en doen anders dan jongens. Je moet me beloven dat je nooit, maar dan ook nooit probeert het complexe brein van meisjes te doorgronden. Geef niet teveel gehoor aan hun sluwe hersenspinsels, maar neem ook niet een te onafhankelijk standpunt in. Luister naar meisjes, maar gehoorzaam niet. Doe wat meisjes zeggen, maar volg altijd je eigen pad. Wees niet te aardig tegen meisjes, maar je moet wel lief zijn. Ga nooit tegen het standpunt van meisjes in, maar laat wel merken dat je het niet altijd met ze eens bent. Meisjes plagen? Zoentjes vragen! Wanneer je bemerkt Joost, dat deze tips nogal wat tegenstrijdigheden in zich hebben, dan heb je helemaal gelijk.

Ik moet je eerlijk zeggen dat ik je pappa en mamma al meer dan drie jaar niet heb gezien. Ik kom nu eenmaal niet graag in Vinexwijken, net zoals jouw vader en moeder tegenwoordig etablissementen met een tapvergunning mijden. Jouw pappa vindt mij geen aardige vent, omdat jouw mamma en ik heel lang geleden tijdens een carnaval ook naar de ooievaar hebben gezocht. Je zult mij dan ook geen beschuit met muisjes zien komen eten. Ik hoop dat je mij dat kunt vergeven, maar je moet dan ook weten dat ik sowieso meer een man van de vruchtenhagel ben. Ik wens jou Joost, samen met je pappa en mamma een bijzonder fijn leven toe! Wellicht schrijf ik je over een aantal jaren nog wel een brief en eis ik mijn iPad 10 op.

Met goedhartige groet,

Binsmeister

Geen stress in Toscane

Geen stress. Het credo van 2018 en daarom geen gek leidmotief voor een weekje Toscane. Na wat speurwerk in de digitale wereld van reisblogs was ik uitgekomen bij de bed & breakfast van Joep en Jan Pieter. Die blinken op hun rustieke Hoeve al meer dan vijftien jaar uit in gastvrijheid en gastronomie. Of als ik het in een rap zou moeten duiden om een wat jonger publiek naar de bed and breakfast te trekken: “De B&B van J&J blinkt uit in G&G” Hun huidige klandizie zal dit namelijk uitspreken als: De Bé en Bé van Jé en Jé blinkt uit in Gé en Gé.   Het is heerlijk toeven op hun Hoeve. Alleen de zelfgemaakte Limoncello is een bezoek al meer dan waard. Na het drinken van dit Italiaanse elixer voelde ik me namelijk meteen thuis en op mijn gemak. Geen stress was immers het devies.

Gedurende ons welkomstdiner, dat zowel gastronomisch als sfeer technisch puik was, kwam het gesprek op de smartphone, dat, en dit valt niet te ontkennen, tot verlengstuk van het menselijk lichaam is verworden. Zouden we niet meer met aandacht leven? Kunnen we nog wel echt contact maken? Jan Pieter meende dat het een duivels apparaat was. In zijn B&B merkte hij tot zijn grote spijt dat gasten thuis niet meer los kunnen en door de smartphone niet in het hier nu van Toscane aan het genieten waren, maar nog continu verbonden waren met thuis. Ik bracht daar tegenin dat de smartphone en nieuwe technologie niet alleen met argusogen moeten worden bekeken. Je moet wel een beetje blijven meegaan met de techniek. Ook om het hier en nu te begrijpen. Of om met de woorden van Bilderdijk te spreken: “In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal.” Dat kun je op een intelligente manier doen. Je moet immers niet net zoals Prometheus je vingertjes branden. Dat mijn argument de volgende dag kracht werd bijgezet door een moment van stress had ik niet kunnen voorspellen.

Na wat sightseeing in het Middeleeuwse dorpje Volterra gingen we terug naar de B&B van J&J. Onder het genot van een wijntje speelden we een kaartspelletje met uitzicht op de prachtige vallei. Een andere gast passeerde ons tafeltje en zei dat hij even een blokje om het huis ging wandelen. Mijn ongeluk in het kaartspel werd verzacht door het fijne zonnetje. Datzelfde zonnetje, en dan met name het ondergaan daarvan, zou de wandelaar weldra een bijzonder ongelukkig avondje gaan bezorgen. Aan het diner ontbrak namelijk van hem ieder spoor. Ondanks dat de witlof lasagne van Jan Pieter als gastronomisch hoogtepunt kon worden getypeerd, konden we er niet echt van genieten. Ik grapte nog naar de vrouw van de wandelaar dat hij hopelijk toch niet een “pakje sigaretten” zou zijn gaan halen. Jan Pieter stond oogluikend toe dat ze aan tafel met haar smartphone vergeefs contact zocht met haar man, die overigens niet rookte. Lantaarns, lampionnen en licht in het algemeen zijn niet bepaald gemene delers van het Toscaanse bos. Ik schonk mezelf nog maar een wijntje in. Dat lost een penibele situatie als deze niet op, maar dat doet melk ook niet.

Rond half 11 besloten de vrouw van de wandelaar en Joep na een mislukte roep-en-reddingspoging de Carabinieri in het nabijgelegen dorp Pomarance in te lichten. We gingen ervan uit dat er pas bij het ochtendgloren gepaste actie zou worden ondernomen. ‘Assumption is the mother of all fuckup.’ Een uur later reden er namelijk twee brandweerwagens en drie politieauto’s het terrein van de Hoeve op. Ik telde meer dan veertien funzionario di governativa. Ze hadden zelfs een zoekhond meegenomen. Nu maar hopen dat de wandelaar niet veel waarde zou hechten aan het dagelijks verschonen van zijn onderbroek. Dan zou de zoekhond hem vast en zeker eerder opspeuren.

Ondertussen probeerde de politie de smartphone van de wandelaar uit te peilen. Hij had deze niet meegenomen, zo bleek later. Dom hoor! Had hij dit apparaat maar meer als verlengstuk van zijn lichaam gezien, dan was deze polonaise van brandweerlieden, politie en de labrador als gangmaker  voorop niet eens nodig geweest. Maar goed. Achteraf is dat altijd makkelijk praten. Rond drie uur was de hond erin geslaagd de onderbroeken lucht van de wandelaar te lokaliseren. Om vier uur in de ochtend werd de wandelaar bij de Hoeve licht verbouwereerd afgeleverd. Een watertje sloeg hij wijs af. Hij had naar eigen zeggen wel een wijntje verdiend. Ik had het zelf niet beter kunnen verwoorden en gunde mezelf ook nog een slaapmutsje. Naast een hoge pet van mijzelf heb ik nu een hoge pet op van de Carabinieri. Die hadden meteen actie ondernomen en Filippo, de hoofd veldwachter, kwam zelfs de volgende ochtend nog even polshoogte nemen. Of alles in orde was met de vrouw en haar wandelaar. Eerstgenoemde had zich overigens bewonderenswaardig kalm gedragen. Zeeuwse nuchterheid ontmoette Italiaanse hulpvaardigheid. De rust had haar intrede weer gedaan in de Hoeve. Geen stress in Toscane. Geen stress.

Een klap van de molen….

Ik weet het nog als de dag van gisteren. Met mijn bamboe hengeltje was ik tijdens een mooie zomerdag op rietvoorns aan het vissen. Ik was goed aan het vangen en bewaarde de voorns in een grote emmer met slootwater. Niet om er thuis soep van te maken of ze levend te begraven. Ik was geen sadistisch kind. Dit ging pas vanaf mijn puberteit een rol spelen. Rond mijn veertiende viste ik gelukkig niet meer. Dat zou de populatie rietvoorns in Leerdam lelijk hebben uitgedund, zo niet met uitsterven hebben bedreigd.  Ik gooide de vissen in de periode dat ik deze sport beoefende altijd terug. Een enkele keer had weliswaar een stekelbaarsje het haakje dermate ingeslikt dat zelfs mijn hakensteker geen soelaas bood. Mijn opa, die verderop op brasem zat te vissen met maïskorrels, twijfelde geen moment en sneed de kop van het stekelbaarsje eraf of er af met zijn grote zakmes. Ik keek er niet van op. Mijn opa doodde ook wilde konijnen met een parasol punt alvorens hij ze vilde en ondersteboven hing in zijn schuur. Of dat van die parasol punt  een grap was weet ik niet. Een kind kan absurditeit nog eenmaal niet van realiteit onderscheiden. Cynisme, ironie en andere stijlfiguren behoren nog niet tot het kindse vocabulair. Vocabulair zelf trouwens ook niet, maar dit terzijde. Wat ik wel weet is dat er rond kerst toch echt altijd twee konijnen in opa’s schuur hingen. En er stond ook een parasol in zijn schuur. 

Toen de emmer wel erg vol begon te raken, besloot ik dat het genoeg was geweest voor de dag. Ik wierp de inhoud van de emmer terug in de sloot en ik besloot (had overigens niets met assonantie te maken) een kijkje te nemen bij de nabijgelegen molen. Dat vond ik toch wel machtig mooi (had overigens niets met alliteratie te maken)! Een nieuwsgierigheid die ik in mijn latere leven heb vervloekt. Het zou een allesbepalende middag worden. Ik naderde de molen zonder enige angst. Hoe naïef kun je zijn? Het enige dat of wat ik nog weet was voor het moment dat of voordat ik de molen naderde. Gulzig dronk ik mijn blikje kindercola ad fundum en nam een Fruittella tot mij. Ik was de molen te dicht genaderd en kreeg een klap van de wiek. Huilend sprintte ik naar huis. “Ik heb een klap van de molen gehad! Ik heb een klap van de molen gehad!” Het was het enige wat of dat ik nog kon zeggen. Het dreef mijn ouders tot wanhoop. Op school was het niet anders. Tijdens het zingend bedanken van God voor de nieuwe morgen zong ik volledig uit kanon: “Ik heb een klap van de molen gehad!” Toen de juf mij later die ochtend vroeg de tafel van vier op te dreunen, schreeuwde ik vier keer achter elkaar: “ik heb een klap van de molen gehad!” Juffrouw Hulstein was van de oude stempel en greep me bij mijn oor. “Wat heb jij?” schreeuwde ze vilein. “Ik heb een klap van de molen gehad.” Na een week had ik naast een gescheurd oorlelletje ook mevrouw Hulstein tot wanhoop weten te drijven. De schoolpsycholoog werd ingeschakeld.

De schoolpsycholoog was de enige die enig begrip toonde voor mijn ongelukkige situatie. Achteraf denk ik weleens dat ik voor het eerst verliefd was. Seksualiteit kwam ook nog niet in mijn woordenboek voor, maar ik koesterde een vurig verlangen doktertje met haar te spelen.  Petra heette ze en ze nam me mee naar de molen alwaar ik meende een klap van te hebben gekregen. Petra liet me zien dat de wieken mij helemaal niet hadden kunnen raken. “Veel te hoog, kijk maar, ga er maar onder staan.” Ik weigerde. “Nee, dan krijg ik weer een klap van de molen,” floepte ik eruit. Ik was denk ik echt verliefd.  De bitch! Ik was uit mijn rol gevallen. Ik begon te huilen. “Ik heb een klap van de molen gehad!” “Nee, Patrick de Kruijk (als mijn achternaam werd uitgesproken betekende dat ook toen al: stront aan de knikker). Ze vervolgde haar relaas op serieuze en belerende toon. “Dat denk ik niet. Ik wil je laten testen op Gilles de La Tourette.” Ik keek Petra lachend aan. “Dat denk ik niet! Godmagende godverde godveregodverdomme tering hangtiet, kutje bef!  Ik rende weg en schreeuwde haar nog na: “cabaret Petra, cabaret!” Het mocht echter niet baten. Mijn humor werd niet op de juiste waarde geschat. Thuis wachtte mij twee maanden huisarrest en op school drieduizend strafregels ‘Ik heb geen klap van de molen gehad.’ Ook mocht ik wegens blasfemie dat jaar niet Jezus spelen, maar was ik de ezel in de schoolmusical. Je zou denken dat ik daarmee mijn lesje wel geleerd had. Gelukkig is niets minder waar. Zo af en toe mag ik zelf nu nog graag schreeuwen dat ik een klap van de molen heb gehad. Op mijn bureau siert sinds jaar en dag een fotolijstje met de molen van Leerdam. Zonder wieken uiteraard.

Dom hoor!

Waarom bleven we niet gewoon Nederlandstalige hitjes mee zingen in Café de Twee Zwaantjes? Waarom had het bij voorbaat tot mislukken gedoemde idee postgevat om rond het vrolijke tijdstip van half twee ‘s nachts richting Brabant af te reizen? En nog veel belangrijker. Hoe idioot ben je als je er gehoor aan geeft? ‘Total verrückt,’ zoals de Duitsers dit grundig weten te vatten. Volkomen nuchter en scherp stapten we in een trein. “Utrecht overstappen,” mompelde ik alvorens we onszelf verloren in een ongetwijfeld goed gesprek. Rond half drie had de trein zijn eindbestemming bereikt. Wij daarentegen waren in die missie nog lang niet geslaagd. Arnhem. Hoe moeilijk kan het zijn? In Utrecht overstappen? Dom hoor! “Simpele zielen!” schreeuwde ik tegen onszelf mijn hoofd zwaar schuddend van afgunst.

Er zat niets anders op dan een dealtje te sluiten met een taxichauffeur. Volk dat zich graag van bedenkelijk allooi laat betichten. Dat gold ook voor deze beste man toen hij mij 175 euro wilde aftroggelen voor dit ritje. “Appelmoes, wat denk je zelf? Ik geef je 120 euro en dan mag je in je vieze handjes klappen. Of wil je hier nog drie uur shaggies gaan staan roken tot je iemand naar een dichterbij gelegen oord dan Vught mag vervoeren voor een paar tientjes?” Dat dacht ik al. Instappen Asterix! We zullen nu in Vught geraken ook! Ik had me de avond anders voorgesteld. Achterin een taxi van Arnhem naar Vught vonden we troost in een gedeeld lauw halve liter blik Heineken, dat als metafoor diende voor dit domme avontuur.

Toen we Vught binnen reden, praatte ik ons moed in. “Nah gelukkig, zo dadelijk voetjes van de vloer.” Wat schetste echter mijn verbazing? Op de feestlocatie zag het er wel heel erg donker uit. Tevens kon je een speld in een hooiberg horen vallen. Daar hoefde je niet eens goed voor te zoeken. Doorgaans geen goed teken als je meent op een dansfeestje te zijn beland. Via de tuin stapten we tegen beter weten in vol goede moed de keuken in. De man des huizes zette net de vaatwasser aan. “Bins! Asterix! Wat doen jullie hier jongens?” Gezien het tijdstip van elf minuten voor vier kon ik hem niet geheel ongelijk geven. In ieder geval was het een goede zaak dat we in Brabant waren beland. Daar staan gastvrijheid en gezelligheid nog steeds in een oprecht hoog vaandel. Zelfs de vrouw des huizes onderbrak haar welverdiende schoonheidsslaap voor enkele biertjes met Asterix en Obelix. Pas rond half zes kwam er een echt einde aan het feest en vervolgden wij wandelend onze tocht naar het pas aangeschafte huis van Asterix. Dat was nog best een eindje lopen. Te meer omdat er zich van Asterix wederom een fantastisch idee had meester gemaakt. Hij stelde een “short cut” voor door het bos. Short cut mein Arsch! Na een fucking boswandeling van tweeëneenhalf uur bereikte ik mijn eindstation in de vorm van een bank. Dom hoor!