Don’t fuck with het “noot lot”

Impulsiviteit kent geen tijd (3)

Rond half elf kwam Jacques onze hotelkamer opgelopen. “We zouden toch gaan skiën?” IK keek hem half dronken en lachend aan. Rudi en ik hadden vier uur eerder als twee uitgehongerde asielzoekers zitten schransen aan het hotelontbijtbuffet alsof onze verblijfsvergunning ervan afhing. Het zag er niet naar uit dat wij vandaag Düsseldorf zouden verlaten om een kleine drie uur richting Winterbergen te rijden. Bovendien lenen mijn X-beentjes zich niet voor skiën of snowboarden. Jacques kwam dan ook totaal niet over op mij. Ook niet op Ruud trouwens, die vrolijk doorronkte tijdens het weinig indrukwekkende pleidooi van de ‘Bottenman.’  Jacques, die erg had uitgekeken naar een weekendje skiën, verliet teleurgesteld onze hotelkamer. Hij kon me overtuigen met een emmer frisdrank, zo gaf ik hem nog na. Een kleine drie uur later besloot ik dat ik mijn roes genoeg slaaprust had gegeven.

Toen Ruud en ik gingen uitchecken werden we door de baliedame herkend. De ‘Frühstück-boys’ zoals ze lachend zei. Ik realiseerde me dat wij ons vast en zeker niet keurig hadden gedragen tijdens het ontbijt. Ik herinnerde mij ineens weer dat ik een christelijk lied had gezongen voor het aanwezige personeel om ‘Onze Vader’ te bedanken voor dit fantastische ontbijtje. Ik koos het hazenpad en ging buiten de hotellobby met het schaamrood op de kaken een sigaretje roken. Er was geen spoor van Jacques en zijn kornuit. Ruud en ik dachten zelfs dat Jacques door de skideceptie zelf de trein had gepakt om in Winterbergen te geraken. Ik had mijn instincten beter moeten gebruiken, want het fijne samenzijn met mijn sigaret werd verstoord door een enorm gebral en dom gelach. Het kwam uit de hotelbar. Het waren Jacques en Frank. Het leek de jongens wel een goed idee om hun teleurstelling te verwerken door het drinken van bier. Er is uiteraard niets mooier dan ’s middags bier drinken, maar gênant is het wel.

Jacques was duidelijk verliefd geworden op Nina. Zijn gebrekkige kennis der Duitse taal maakte de situatie er niet beter op. “Nina! Wollen sie met mij de Sauna in gehen?” Om enigszins met Jacques te kunnen communiceren bestelde ik een ‘Jack on the rocks.’ Ik had immers al ontbeten! Toen Jacques realiseerde dat het sauna-avontuur zich enkel in zijn fantasie zou afspelen, besloot hij een stapje terug te doen. “Haben sie Facebook? Wollen sie mijn facebookfreund worden, Nina!” De keurige hotelbar veranderde langzaam maar zeker in een klein Brabants café, hetgeen  Nina’s manager niet op gezelligheidswaarde wist te schatten. Deze jaloerse man stuurde Nina weg en nam zelf plaats achter de bar. Nu werd het tijd om ons te oriënteren op het verdere verloop van het weekend. Ruud, Jacques en ik wilde nog een dagje in Duitsland blijven, Frank wilde naar Den Bosch, want hij moest echt naar de verjaardag van zijn beste vriend, zo liet hij ons geëmotioneerd weten.

Om aan deze patstelling een einde te maken, besloot ik ons lot in de handen te leggen van de Voorzienigheid. Ik pakte een pinda en stopte deze in een van mijn handen. Frank mocht kiezen. Als de noot in de hand van zijn keuze zat dan zouden we naar Keulen gaan en anders zouden we onze festiviteiten voortzetten in Den Bosch. Frank koos voor ‘rechts.’ Helaas voor Frank zei hij er niet bij hij welke rechts hij bedoelde. De noot zat in de voor mij rechterhand. We bleven in Duitsland. Punckt! Frank, die al behoorlijk aangeschoten was, werd emotioneel. Hij kon de verjaardag van zijn vriend echt niet missen. “Je moet het ‘nootlot’ niet tarten vriend,” zo was mijn advies. “Fuck jouw ‘nootlot’  Bins, ik moet bij die verjaardag zijn!” Frank verliet ons in Keulen op de Piusstrasse. Het was inmiddels half acht ’s avonds. Als onze vriend met zijn dronken hoofd niet in de trein in slaap was gevallen, dan had hij vast op tijd de kaarsjes uit kunnen blazen. Nu werd hij zonder portemonnee wakker in het gezellige Stutgard. Al liftend met een Nederlandse vrachtwagenchauffeur kwam hij zondagochtend half 6 aan in Den Bosch. Dom hoor! Ik had hem nog zo gewaarschuwd. Don’t fuck with het nootlot!

The Red Mile

Impulsiviteit kent geen tijd  (2)

Aangezien de rest van ons gezelschap niet net als de Daniël in ons midden in de fuik van een lelijke Duitse vrouw wilde lopen, besloten we de Brabantse gezelligheid in een andere tent te gaan botvieren. De volgende halte van de alcoholexpres was de Nachtresidenz. Ik had al gezegd dat de overnachting in het Merriot-hotel niet veel goeds zou voorspellen voor het verdere verloop van de avond, maar een persoonlijke inmenging van Mephistopheles had ik niet verwacht. Het bleek ‘Asian night’ te zijn in de Nachtresidenz. Gelukkig bestelden wij een flesje wodka, zodat we niet tussen het spleetogengepeupel hoefden te staan. Dat zeg ik overigens niet uit racistische of denigrerende motieven, het is pure zelfbescherming. ‘What happened in Kuala Lumpur stays in Kuala Lumpur,’ dus veel kan ik er niet over zeggen behalve dat ik geen zin had om verliefd te worden op een Aziatische schone, hetgeen mijns inziens geen contradictio in terminis hoeft te zijn. Zeker niet als je de zaken bekijkt door een beschonken brilletje.

Omdat mijn aandacht niet uitging naar de op de dansvloer aanwezige dames raakte ik in gesprek met Vladimir. Altijd mooi om over wereldpolitiek te praten met een Rus. Tijdens het vullen van een glas wodka voor mijn nieuwe Moskovitische vriend citeerde ik de Russische schrijver Dostojevski. Dat een boek van Dostojevski in het leesrek van mijn toilet ligt onder het mom van ‘al schijtend leert men’ vertelde ik er uiteraard niet bij. Het was het begin van een boeiend en een bij vlagen filosofisch gesprek. Uiteraard werd tijdens het gesprek in een Russisch tempo wodka weggeharkt. Door dit tempo kreeg ik wel een ietwat benevelde blik op de wereldgeschiedenis. Dat Peter de Grote zijn jonge jaren heeft doorgebracht in Amsterdam en dat hij daar de nodige nautische kennis opdeed, is een historisch feit. De conclusie dat de Nederlanders daardoor in feite het Russische rijk hadden gesticht is dronkenmanspraat van de eerste orde. Vladimir deed hier zelf overigens ook fijn aan mee door Poetins dictatorschap te bagatelliseren door te stellen dat Russen nu eenmaal altijd ‘a strong leader’ nodig zullen hebben. “Nastrovja!”

Waarom ik voorin mocht zitten in de taxi terug naar het hotel is mij nog steeds een raadsel. Het was inmiddels half vijf en als je dan met vier mannen in een taxi zit en je zegt dat je naar een tent wil waar je nog bier kunt drinken, dan laat het soort etablissement zich niet moeilijk raden. Helaas vonden mijn hersencellen het niet nodig die belevenissen op te slaan. Getuigende het kaartje dat ik de volgende ochtend vond in de binnenzak van mijn jasje waren we afgezet op ‘The Red Mile’ en hadden we de tent ‘Rethel 77’ met een bezoek vereerd. Ik draaide het kaartje om. “Sie sind herzlich wilkommen in Deutschlands exklusivstem Erotik Nachtclub. Wir machen Party die ganze Nacht lang von 20 Urh bis 07:00. Charmante und exotische Mädchen und Damen sind bereit, jedes Abenteuer mitzumachen, welches ihnen Freude bereitet. Wir sind bestens ausgerüstet mit Bar, Disko, Karaoke, fantastischen Zimmern, Sauna und anderem Speziellem. Limousinen-und Escort-service verfügbar.” Kutzooi! Dit is echt de laatste keer in mijn leven dat ik in een Merriot-hotel slaap!

Impulsiviteit kent geen tijd

Ik werd met een dodende blik aangekeken door de schoonmaakster toen ik een net door haar gepoetst toilet verliet. Ze had gelijk. Als ik in haar poetsschoenen zou staan, dan zou ik er ook een behoorlijk broertje dood aan hebben om een net onder gekakt toilet nogmaals te voorzien van een fris cachet. Te meer omdat de bedrijfskeuken-hutspot, die ik even daarvoor gulzig naar binnen had zitten werken niet gespeend was van roomboter, hetgeen stoelgangtechnisch ‘puik spulleke’ is, om maar eens een Brabantse uitdrukking te gebruiken. Tijd om stil te staan bij dit sadistisch genoegen had ik niet, want ik werd gebeld. Ik had mij voorgenomen om een weekend thuis op de bank door te brengen in pyjamapak. Uitslapen, vers fruit, verse groenten, slechte films en wandelingentjes van mijn bank naar mijn goed gevulde koelkast en terug, dat zouden de ingrediënten van mijn weekendsmoothie zijn.  Zeker na het uit de hand gelopen feest van het vorige Oud&Nieuw weekend waren mijn lichaam en ziel toe aan een retraite.

Had ik mijn telefoon maar nooit opgenomen. “Bins?” Het gesprek was van het type dat alleen mannen kunnen voeren: zonder het uitwisselen van hypocriete beleefdheden to the point komen. “Ga je mee zuipen in Duitsland?”Een negatieve respons was hier op zijn plaats geweest.. “Ja, ” antwoordde ik , terwijl mijn voorgenomen weekendplannen door mijn drankzuchtige alter ego het paleis van mijn geest werden uitgebonjourd. Een krappe drie uur later stonden we aan een hotelbalie in Düsselfdorf. De hotelketen beloofde niet veel goeds voor het verdere verloop van de avond. De laatste keer dat ik in een Merriot-hotel overnachtte was in Kuala Lumpur. De eerste ochtend in dat hotel werd ik met een boxershort op mijn hoofd wakker op een strandstoel aan het zwembad. Dat weekend heeft mij doen besluiten mijn credit card doormidden te knippen en nooit of te nimmer meer voet te zetten op Maleisische bodem. De schrijver van het bijbelboek Genesis moet ongetwijfeld zijn inspiratie voor de steden Sodom en Gomorra hebben opgedaan in Kuala Lumpur, de stad van de samenloop der verdorven rivieren. Zoals ieder sprookje begint met ‘er was eens,’ zo begint iedere stedentrip met een biertje in het hotel. Een moment van bezinning.

Een goede grap zit hem soms in de herhaling. Zo kon ik het niet laten om aan een Duitse taxichauffeur te vragen: “weisen sie was Tekno ist?” Deze eerstegeneratieallochtoon vormde geen uitzondering op alle andere Duitse taxichauffeurs, die ik met deze vraag heb vermoeid. Ik werd wederom schaapachtig aangekeken. Halal was zijn blik in ieder geval wel, dat moet ik hem nageven.  “Die Musik die immer die boom boom macht.” Er kon geen lachje van zijn snor af. Ik probeerde er nog wat van te maken door te vragen of hij dan geen ‘fauler Witz’ kon vertellen, maar het was beter voor iedereen om de rest van de rit te genieten van de klassieke muziek die door de aftandse boxjes van zijn zachtgele Mercedes klonk. Alles is beter in Duitsland. Zo ook een taxiritje. Al was het maar door het lagere starttarief.

Indrinken in de Altstad van Düsseldorf is als figureren in een extra lange aflevering van ‘Man bijt hond.’ In de eerste tent die wij aandeden, zat een oud vies mannetje met zijn vers ingevlogen Thaise bruid van een cola light te genieten. Zijn bebrilde broer stond wat eenzaam naar het hout te turen dat de barvrouw voor haar haard had liggen. Ik moet toegeven, de barvrouw zit er in de winter meer dan warmpjes bij, maar zo ‘gevarifocused’ loeren, dat is de schaamte voorbij. Over zijn trui maar te zwijgen! Deze geoefende gluurder had namelijk een trui aan die zelfs Mart Smeets niet aan zou durven trekken.

Alles is beter in Duitsland. Zo ook het bier. Het duurt wat langer voordat ze een glas hebben getapt, maar dan heb je ook een vrolijke halve liter pul in je handen. Tot driemaal toe was er iemand in ons midden die met een jaloersmakende gulzigheid aan het drinken was. Ik waarschuwde mijn jonge vriend nog. “Niet te vroeg pieken,” maar mijn adviezen werden in de rukwind geslagen. Ik keek dan ook niet vreemd op toen hij een pul later speeksel stond uit te wisselen met een niet al te schone Duitse. Wel deed de dame in kwestie haar rode haar eer aan. “Mädchen mit roten Haren, die können Speichel austauchen, da war nicht mis!”

2011: Aardig gek!

Wat betekent het voor 2011 als je in de eerste minuut van dat jaar wordt gezoend door een gepensioneerde hoer? Alvorens zij haar knalrode lippenstift op mijn mond achterliet, drukte ze me een sterretje en een halve literblik schültenbrau in mijn handen. Daar stond ik dan van mijn à propos met een sterretje in mijn ene hand en Duits bier in de andere. In het oude bordeel waar ik het nieuwe jaar inluidde, lag een hond rustig in zijn rode pluche mand te slapen. Wij Nederlanders zijn tijdens oudejaarsavond zo’n losgeslagen volkje dat wij zelfs onze honden volstoppen met drugs. Loebas trok zich derhalve niets aan van de gillende kuikenmeiden, bompijlen en ontploffende wondertollen. Loebas moet goed aan het chillen zijn geweest, want vanaf twaalf uur veranderden de Nederlandse straten in een loopgraven oorlog waarbij zelfs het communicatienetwerk werd platgebombardeerd door illegaal Belgisch artilleriegeschut., maar Loebas reageerde ultiem chill. Wel fijn voor T-Mobile dat zij enkele minuten van het jaar niet het enige netwerk zijn dat plat ligt.

Ik werd nieuwjaarsdag wakker in twee zitzakken. Gelukkig was iemand zo aardig geweest om een dekentje over mij heen te leggen, want anders was ik het nieuwe jaar pas echt chagrijnig begonnen. Ik werd wakker in een ruimte die nog het meeste weg had van een hele grote asbak. Er cirkelden zelfs biervliegjes boven mijn hoofd. Misselijk liep ik naar buiten. Tering hangtiet! Wat een lucht! Er passeerde een met toeristen gevulde rondvaartboot. Het doet me deugd dat mijn door de kater gevelde lichaam enkele Japanse familiefotoalbums zal sieren. De drankzuchtigheid gebiedt mij te zeggen dat het mixxen van Jack Daniels en Amaretto je lever in geen geval een rustig uiteinde bezorgt. Over je maag maar te zwijgen!

Nadat we de grote asbak leeg hadden gemaakt, de vloer van een dikke lag gemorste Red Bull hadden ontdaan en de biervliegjes het hazenpad hadden gekozen, zaten we wat nutteloos voor ons uit te kijken. Mijn ‘alcoholic partner in crime’ kwam met het lumineuze plan om de kater te bestrijden met Absolute Wodka, maar dit getuigde van een kinderlijke naïviteit. De ‘man met de hamer’ is geduldig. Hij wacht rustig af en verkoopt je hoe dan ook een flinke mep na het drinken van alcohol. Ik dacht dat ik deze week gebukt ging onder enkele verrassingsaanvallen van de ‘man met de hamer,’ maar een mondiale griepepidemie en een kolossale uitwisseling van bacillen tijdens het zoenen en handjes schudden zullen ongetwijfeld ook hebben meegespeeld aan het gesnotter en gebonk in mijn hoofd. Wat zal 2011 ons brengen? Ik kan de toekomst niet voorspellen, maar zoals het gekkengetal 11 betaamt, is het nieuwe jaar in ieder geval aardig gek ingeluid!

Chinatown in de Piusstraat

Wanneer je impulsiviteit een warm hart toedraagt, heb je weinig zekerheden in je dagelijkse leven. Zo ook op het culinaire vlak. De enige culinaire zekerheid die ik heb is het portie bami speciaal dat ik afhaal bij afhaalcentrum ‘Hong Kong.’ Met acht euro begaf ik mij iedere zondag rond half zeven in mijn kloffie richting Chinatown aan de Piusstraat. Uiteraard liep ik op het ultieme toeristenschoeisel: teenslippers. Als het vroor droeg ik er zelfs sokken in, hoe cool is dat? Het kleine vrouwtje nam iedere week lachend mijn bestelling op. “Zelfde meneel,” vroeg ze om vervolgens week na week op haar klassieke Casio rekenmachine tot de conclusie te komen dat ik €7,80 moest afrekenen.Volgens mij was ze een beetje aan het  dementeren, want ze begon iedere week verbaasd te giechelen als ik haar een schrale fooi gaf. Vervolgens schreeuwde ze iets in het Mandarijn naar de chefkok, wiens taak er voornamelijk uit bestaat de troep die hij via de groothandel inkoopt zo snel mogelijk op te warmen. “Klaal vool u, twlee sambal, he?” Thuisgekomen nam ik altijd tevreden plaats in mijn stoel en zette ik overmand door culinaire blijdschap mijn televisie op Studio Sport.

Om de tijd te doden tijdens het opwarmen bladerde ik meestal wat door een oude Cosmopolitan. Naast een bijzondere inkijk in de geest van de adolescente vrouw gaf me dit een nostalgisch gevoel. Het deed me denken aan die fijne tijd toen ik als Clearasilpuber een abonnement had op de ‘Break Out’. Van de Pulizerprijswaardige coverstory’s kan ik mij weinig herinneren, maar pagina 13 staat me nog verdomd goed bij. Daar stonden namelijk iedere week twee leeftijdsgenoten in adamskostuum en een rubriek waarin je vragen over seks kon stellen aan Linda. ‘Lubberlipje’ is mij mijn hele leven bijgebleven door het stellen van een vraag over haar grote schaamlippen. In de mooie jaren ‘90s kenden we nog geen schaamlipcorrecties voor pubermeisjes. Linda kon Lubberlipje geruststellen. Het was helemaal niet erg om met een paar ons rosbief in je onderbroekje rond te lopen. Lubberlipje kon gewoon weer in haar strakke legging naar Telekids kijken. Ik ga Lubberlipje missen, want ik denk dat ik niet veel meer in oude Cosmopolitans ga bladeren. De enige culinaire zekerheid die ik heb, behoort namelijk tot het verleden. Ik heb het gehad met de Hong Kong!

Mijn Chinese vriendin is zonder afscheid te nemen van haar vaste clientèle naar het echte Hong Kong gegaan. Ze heeft de Piusstraat verruild voor Lan Kwai Fong.  De magnetronbediende heeft een jong Chinees muurbloempje ingevlogen om de bestellingen aan te nemen. Ze spreekt geen Nederlands, maar een vreemde mengelmoes van Mandarijn, Duits en gebarentaal voor doof-zwakzinnigen. Het brilletje dat op haar lelijke neus staat, moet ooit tijdens een inzamelingsactie na een of andere natuurramp zijn opgestuurd naar het bergdorpje waar ze vandaan komt, want ‘dit is niet haar sterkte, vriend!’ Zoals gezegd ben ik een impulsief mens, dat een culinair avontuur geenszins uit de weggaat, maar ik ben er na drie weken behoorlijk klaar mee. Ik doe al drie weken mijn best om met mijn bami speciaal thuis te komen, maar iedere keer kom ik thuis met een fucking verrassingsmenu! En dan mis ik ook nog het eerste gedeelte van Studio Sport! Afgelopen zondag was mijn allerlaatste bezoek aan de ‘Hong Kong,’ met hun ultiem schraal aquarium! “Klaal meneel!”

Vinke(n)nest

Het was eerste kerstdag 2010. De visite was huiswaarts gekeerd en ‘Huize de Kruijk’ was gevuld met enkel gezinsleden. We hadden natuurlijk onder het genot van een drankje kunnen kijken naar dat jaarlijks terugkerende blonde kereltje dat vergeten is op het vliegtuig te stappen en af moet rekenen met boeven, maar daarvoor was de stemming nog niet melig genoeg. We hadden ook de DVD van de film ‘Kruimeltje’ kunnen kijken. Altijd mooi om te zien hoe mijn broertje, die één van de weeskinderen speelt, iets te vroeg gepiekt heeft in zijn acteurscarrière.  Door de rode wijn weet ik niet precies meer wie er met het idee kwam, maar het lumineuze idee vatte post om een gezelschapsspelletje te gaan spelen. Monopoly viel al snel af. Zowel mijn  vader, mijn broertje als ik eisten de rol van bankier op. Eloquente teksten als ‘jullie kunnen niet met geld omgaan,’ ‘jij speelt vals’ en de ultieme pot-verwijt-de-ketel-tekst ‘ja, maar jij speelt zelf vals,’ vlogen door onze huiskamer. Om een einde aan de discussie te maken stelde mijn moeder voor om te gaan scrabbelen.

In een vlaag van verstandsverbijstering liet men mij de puntentelling bijhouden. Ik besloot de eerste ronde eerlijk alle scores bij te houden. Dat had overigens geen zak met de kerstgedachte te maken.  Vertrouwen winnen om daarna telfoutjes te maken, dat was het devies. (Tip: zet streepjes in plaats van hele cijfers). De eerste ronde liet ik mijn vader winnen. Hoogmoed komt voor de val. Die val zou al bijzonder snel komen. Nadat mijn vader aan de zijkant van het bord het schitterende woord ‘vinken’ had gelegd, was mijn broertje aan de beurt. “Wat kan er achter vinken?” Mijn losse tong antwoordde “vinkenest,” omdat ik dit zelf kon leggen. Mijn broertje kaapte echter “vinkenest” met drie keer woordwaarde voor mijn rode neus weg. Dan kan je een paar streepjes smokkelen, maar 48 punten zijn niet  met een klein telfoutje weg te poetsen. Ik keek mijn vader aan. We waren dan wel niet aan het risken, mijn vader en ik hadden een verbond gesloten. We misten een ‘n.’ “Het moet “vinkennest” zijn, dat weet toch iedereen?”vroeg ik mij hardop af. Mijn broertje dacht indruk te maken met zijn iPhone, waarop hij ‘Camping Vinkenest’ had gegoogled. Dit maakte echter totaal geen indruk op mijn vader en mij. Wij hadden immers het ‘Groene Boekje’ aan onze zijde.

Mijn broertje had een broertje dood aan het ‘Groene Boekje,’ want hij begon zijn stem te verheffen en met zijn vingertje te wijzen om zijn argumenten kracht bij te zetten. Nog steeds maakte hij geen indruk op de zelfbenoemde jury. “Het is ook paardenbloem, want er zijn meerdere paarden.” Daar had ik hem tuk. Mijn broertje, die ietwat rood begon aan te lopen, ging er bij staan. “Fuck jouw paarden, er zit maar één vink in mijn nest. Het is ook Koninginnedag.” Inmiddels kon de slechthorende buurvrouw ook van onze discussie meegenieten en dat moet ongetwijfeld reden voor mijn moeder zijn geweest om het bord op elegante wijze van tafel te schuiven. “Je kan met jullie echt geen spelletje spelen.” Mijn moeder, die met geestelijk gehandicapten werkt, pakte haar glas wijn en ging op de bank zitten.  “Ik kan nog beter met de mongooltjes een spelletje doen, dan met jullie,” was haar terechte conclusie. Het enige positieve dat deze kerstavond mij geleerd heeft, is dat, mochten we ooit meedoen aan het programma ‘DNA Onbekend,’ dat er een positieve uitslag is. Ik ken namelijk geen mensen waarmee het vervelender een spelletje spelen is dan met mijn vader en mijn broertje. Eén figuur met een ruime blik op de spelregels aan de scrabbletafel is namelijk meer dan genoeg.

Oren vrij!

Chagrijnig zette ik een stap over mijn drempel. Ik had deze morgen voor Jan met de korte achternaam extra vroeg mijn mandje verlaten. Ik wilde namelijk genieten van de morgenstond. Helaas had de zon zich verstopt achter een grauw pak wolken, zodat het genoegen van de morgenstond mij door Moeder Natuur op slinkse wijze werd ontnomen. Na het pakken van de krantjes uit mijn postvak stak ik met gevaar voor het breken van mijn X-beentjes het gladde Koningsplein over. Petje op, sjaal om,  de oortjes van mijn iPhone in en de oogjes toe. Dit alles om zo min mogelijk mee te krijgen van de wereld om mij heen. Toch konden deze voorzorgsmaatregelen niet voorkomen dat ik me begon te ergeren aan de nitwit tegenover mij in de trein. Er zat een misbruikte padvinder schuw zijn boterhammetjes op te peuzelen.  De bammetjes waren zeker door zijn moeder gesmeerd, want voordat dit afhankelijke welpje zich op zijn geserveerde prooi stortte, keek hij vakkundig wat er op zijn brood zat, dat overigens in een tuperware bakje zat, dat uitermate goed matchte met zijn Kipling rugzak. Wat een oetlul!

Mijn ochtendhumeur zette zich onverstoord voort bij het bereiken van het thuisfront. Mijn moeder had een onaangename verrassing voor mij in petto. Ze had voor mij een afspraak gemaakt bij een kapper in het aandoenlijke dorpje Asperen. Ik was mijn pruik nu al ruim zes maanden aan het kweken en was eigenlijk niet van plan deze kwekerij op te rollen. ‘Dan zie je er met de feestdagen weer netjes uit,’ zo was mijn moeders gedachte. Omdat het voor de verstandhouding het beste is moeders in de waan te laten dat zij het beste met hun kinderen voor hebben, ging ik akkoord. Bovendien zou er dan eindelijk een einde komen aan een nu alweer drie maanden durende kappersstrijd. Daarbij had mijn moeder chantagepraktijken overigens niet geschuwd. Zo had ze twintig euro op mijn rekening gestort  met het betalingskenmerk: ‘kapper.’ Ik voelde mij toch wel een beetje schuldig dat ik dit geld niet had geïnvesteerd in de kapper, maar in een rondje schrobbeler aan de achterbar van d’n Zotte Olifant.

Mijn vader was zo vriendelijk om mij bij de kapper in Asperen af te zetten, zodat een fietstochtje in de sneeuw over de Lingedijk mijn voor passieve sport uitermate geschikte lichaam bespaard bleef. ‘Succes hè jongen,’ zei hij met een misselijke grijns op zijn gezicht, ‘ik wacht hier wel.’ Ik was meteen aan de beurt. Dat beloofde veel goeds! Nu hoefde ik gelukkig de tijd niet te doden met het doorbladeren van oude Panorama’s. “Hoe wil je het hebben,” is de essentiële vraag die de kapper je hoort te stellen. Dat deed deze kapper dan ook.  Zoals de slager er een handje van heeft er ‘een onsje meer’ van te maken, zo heeft de kapper de ongenoeglijke eigenschap er een centimetertje minder van te maken. Het is dus belangrijk dat je goed antwoord geeft op de vraag van de kapper. Daar ben ik denk ik lelijk de mist in gegaan. “Achter- en zijkanten wat opknippen, bovenop wat langer, zodat het springerig zit.” De kapper had mijn bestelling begrepen en pakte zijn gereedschap. In een vlaag van verstandsverbijstering voegde ik nog iets doms toe aan mijn bestelling. “Oren vrij.”

Het was fijn dat de kapper net als ik zweeg. In mijn chagrijnige toestand had ik er helemaal geen behoefte aan om aftands burgerlijke beleefdheden over het weer uit te wisselen. Het conversatieniveau van de twee vrouwen in de kapperszaak was bovendien zo laag, dat ik mijn bijna ‘vrije oren’ maar al te graag te luister legde. Normaal ouwehoeren mensen slap bij een bakje koffie, maar deze vrouwwezens lulde enorm slap over koffie zelf. Denkt die vrouw nu werkelijk dat haar kapster er op zit te wachten geïnformeerd te worden hoe zij haar Senseo met opgeklopte melk zet? Net toen ik mij wilde mengen in dit interessante gesprek kwam ik daar stilgevallen van terug. ‘Shit!’ Mijn kapper pakte de tondeuse. ‘Oren vrij,’ spookte er door mijn hoofd. Of zou mijn moeder hier achter zitten, die de kapper van tevoren instructies had gegeven?  ‘Neem die volwassen kleuter maar eens flink te grazen kapper, dat zal hem leren zo weinig gebruik te maken van uw kunde.’ Ik zie een conspiracy! Mijn vader hoefde uiteindelijk maar tien minuutjes te wachten. Een kilo haar en vijftien euro lichter waren mijn ‘oren vrij.’ Ik ben flink te grazen genomen. Ik voelde mij als de afhankelijke  padvinder tegenover mij in de trein. Wat een oetlul!

Weinachtenspass in Düsseldorf

Na een bodem van Duitse curryworst te hebben gelegd, was het tijd om de voetjes van de vloer te laten gaan. Onze wellustige ogen vielen op een tent waar een Oostblokchick op een tafel stond te dansen. ‘Daar moest het wel gezellig zijn,’ zo was onze gedachte. Dit was niet alleen onze gedachte, want nog geen half uurtje later nestelde zich enkele leden van de Tilburgse carnavalsvereniging D’n Pallieter aan de bar. Boedapest, Düsseldorf: het maakt ‘kein flaus aus,’ je komt kruikenzeikers tegenwoordig overal tegen. Er waren überhaupt veel Nederlanders te vinden in dit etablissement. Zo kon het ook zijn dat ik door een Nederlandse vrouw werd aangesproken. “Wat doe je hier,” was het verbale pareltje dat op mij werd afgevuurd. Ik was in een melige ‘stimmung,’ dus ik schudde een vleiende tekst uit mijn mouw.  “Ik was hier op zoek naar een kerstengeltje, maar volgens mij heb ik haar nu gevonden.”

“Ik ben Nicolette,” zei ze. “Nou, dat is godverdomme een geile naam, ik ben Patrick.” De toestand in deze typisch Duitse tent werd ondertussen, mede dankzij d’n Pallieters, bijzonder carnavalesk en het eerste borreltje was dan ook een feit. Nicolette dronk uiteraard een borreltje mee. De gezellige pul bier die daarop volgde, deed maar weer eens blijken dat in Duitsland alles beter is. Omdat we nog twee kaartjes over hadden voor een mooi ‘fiske’ in de Nachtresidenz leek het ons een goed idee om Nicolette en haar ‘oude vrijster vriendin,’ Mariska, ook mee te vragen. Derhalve schudde ik nog een mooie tekst uit mijn inmiddels opgestroopte mouw. “Nicolette wil je mijn Jasmine zijn, dan ben ik jouw Alladin.” Het werd tijd om een beige Mercedes aan te laten rijden om ons af te laten zetten bij de Nachtresidenz. Ik hoopte van harte dat de sportbilly’s die daar bij de deur staan mij niet meer zouden herkennen.

Een portier, die gelukkig nog niet zo lang werkzaam was in de Nachtresidenz, escorteerde ons naar een fijn tafeltje. Het eerste flesje wodka werd op tafel gezet. “Ein wodkamix mit Roten Bülle,” dat geeft een mens altijd reden tot jubelen. Gelukkig richtte mij door de vele pullen bier veroorzaakte tunnelvisie zich niet op de fles wodka, maar op Nicolette. Mariska richtte zich echter wel op de fles wodka. Deze mixte de redbull namelijk met wodka in plaats van andersom. Toen Nicolette naar het toilet was, kwam Mariska half op mijn schoot zitten en zette haar mond op de mijne. “Ho, ho, ik heb zelf labello!’ Mariska liet zich echter niet zomaar uit het veld slaan. “Mag ik je pijpen?” Ik verslikte me bijna in mijn wodka. Het leek me verstandig niet af te wijken van de in mijn hoofd zwevende naam Nicolette. Marco Borsato heeft zijn songtekst immers ook niet aangepast na zijn faillissement in “ik was binnen.” Gelukkig was Nicolette net op tijd terug van het toilet.

In Boedapest had ik nog schande gesproken over Hongaarse handtastelijkheden in het openbaar, maar ik moet nu wel toegeven dat dit hypocriet van me was. De Hongaarse stelletjes hebben een onuitwisbare indruk op me achtergelaten. De toestand waarin Mariska verkeerde werd echter kritiek. Het was duidelijk bedtijd voor ons Maris. Na het afscheid van Nicolette en Mariska heb ik twee uur verliefd naar het plafond zitten kijken. Ik had het niet door dat ik in een verliefde roes wel erg veel van de wodka had zitten snoepen. Dat had ik pas door toen Ruud mij de volgende ochtend wist te vertellen dat ik in een bus was gestapt die in de vroege ochtend richting Parijs zou vertrekken. Ik had het zelfs op het rennen moeten zetten toen de buschauffeur mij een didactisch verantwoord pak slaag wilde geven. Ook stond er een borstbeeld van een vrouwfiguur in onze hotelkamer, die ik uit de lobby had weten te ontvreemden. ‘Leuk voor thuis!’ Dit ‘lvt’tje’ besloot ik, zoals de afkorting al doet vermoeden, mee te nemen. Ik verliet Düsseldorf in verliefde toestand. En ik ben niet snel verliefd!

Ding dong: gratis koffie!

Ik verwachtte er maar niets van, dan kon het ook niet tegenvallen. Dit weekend stond er in mijn agenda dat er een biertje gedronken moest worden met vrienden in Amsterdam. Ik had zelfs een klein Tilburgs presentje meegenomen in mijn tas in de vorm van een fles Schrobbelér. Onbaatzuchtigheid met een vleugje gezellig egocentrisme zullen we maar zeggen. Bovendien handig om bij je te hebben als je reist met de NS, hetgeen toch altijd een zeker risico met zich meebrengt als er blaadjes van de boom vallen of als het sneeuwt. Sven had hetzelfde gedaan door in zijn tas een flesje bessen mee te nemen. Volgens de misleidende televisiereclame zou de NS ‘winterklaar’ zijn. Helaas was deze reclame niet genomineerd voor een gouden Loeki, want zulke zelfspot zou met een mooie prijs beloond moeten worden.

Eerste halte: Den Bosch. Nu was het zaak om over te stappen op de sneltrein naar Utrecht. Deze bestemming was vooralsnog echter onbereikbaar volgens de vrolijke NS-stem.  ‘Ding dong.’ Het eerste gratis bakje koffie was een feit. De sneltrein zou namelijk niet verder rijden dan Geldermalsen. Nu vind ik het gewapend met een fles Schrobbelér niet erg om ergens te stranden, maar station Geldermalsen vormt daarop een grove uitzondering. Als er één station op de tocht is ontworpen dan is het wel Geldermalsen. De enige keer dat ik een vervelender gevoel in mijn maag kreeg van het aanschouwen van een stukje spoor was tijdens een excursie naar een vernietigingskamp uit de Tweede Wereldoorlog nabij het Poolse Krakau.  Derhalve besloten Sven en ik een tweede bakkie ‘excuuspleur’ over te slaan en de tijd te gaan doden in de binnenstad van Den Bosch.

We belandden op de hinthamerstraat 4-6 in café ‘Het Bosschenaartje.’ Brabantse gezelligheid ten top. De barvrouw trakteerde ons naast vele biertjes en een kleintje Ketel-1 op blokjes kaas, plakjes leverworst en heuse bitterballen. De treinellende vergaten we dan ook bijzonder snel. Net als onze avondmaaltijd, maar dit terzijde. Het afscheid van café het Bosschenaartje viel ons bijzonder zwaar. Vijftig euro lichter bereikten we station Den Bosch. Er werd nog steeds volop gratis koffie uitgedeeld bij de Kiosk. Als een school sardientjes stonden we met z’n allen te wachten om in het treinblik geconverseerd te mogen worden. Verbazing viel ons ten deel toen de trein het station uitreed. Klappen in een vliegtuig is een treurig Nederlands verschijnsel. Nu werd er luidruchtig geklapt in de trein! Aangekomen op Utrecht Central Station bleef het informatiebord echter akelig leeg. ‘Ding Dong.’ Tering hangtiet! Weer gratis koffie. Dit was een bijzonder goed moment om het cadeau van zijn cadeaupapier te ontdoen. Ik had de dop nog niet van de fles of twee andere Brabanders voelden zich tot het Tilburgse kruidendrankje aangetrokken.

Na enkele gezamenlijk gesnoepte slokjes kon de polonaise worden ingezet naar spoor 5, de trein naar Amsterdam. Wat schetste echter onze verbazing toen we in de trein zaten? ‘Ding dong.’ Gratis koffie! Nu had ik godverdomme wel zin in een bakje koffie! Uiteraard met een vleugje Tilburg. Het werd zowaar gezellig op het perron. Wederom kon de polonaise worden ingezet. Dit keer naar spoor 6. Wat schetste echter onze verbazing toen we in de trein zaten? ‘Ding dong.’ Gratis koffie! Op naar de Kiosk, “Kedeng Kedeng Kedeng Kedeng Kedeng oe oe!!!!” Niet iedereen op het perron was zo vrolijk als wij. De gratis koffie ten spijt. Voor de laatste keer werd de polonaise ingezet. Spoor 7 was het eindstation van de polonaise. Wat schetste echter onze verbazing toen we in de trein zaten?  Strak van de NS-cafeïne en carnavalesk van de Schrobbelér werd het een bonte terugreis. Zeven uur later waren we weer terug bij af. De NS winterklaar? ‘Ja zeeet tie!’

Het doorgronden van het grote niets

Ik staarde bij het wakker worden naar mijn plafond. Ik heb geen mening over mijn plafond. Ondanks dat ik geen fervent ‘bedroker’ ben, zou mijn plafond weliswaar een likje verf kunnen gebruiken, maar de luiheid gebiedt mij te zeggen dat dit nooit gaat gebeuren. Ik accepteer het plafond dus ook maar zoals het is. Ik ging op de rand van mijn bed zitten. Ik probeer mijn vrije dagen nu al bijna tweeënzeventig uur invulling te geven door het grote niets te doorgronden. Luiheid is daarbij een zeer deugdelijke eigenschap. Ook een zeer praktische, want ik hoefde mijn sokken niet aan te trekken. Deze had ik namelijk bij het naar bed gaan fijn aangehouden. Het is bijzonder lastig om een dag helemaal niets te doen. Ook als je de dag niet hoeft te beginnen met het aantrekken van je sokken.

Ik zou vandaag naar de kapper kunnen gaan om mijn pruik bij te laten knippen. Ik zou mij ook kunnen douchen om daarna door de stad te gaan banjeren en de leegte te vullen door het consumeren van allerhande troep die ik toch niet nodig heb. Ook zou ik een einde kunnen maken aan de soap met de firma Candy door eindelijk eens achter de kapotte wasrekken van ‘ons Trudy’ aan te gaan. Ik besloot echter niets van dit alles te doen. Zonder te douchen nam ik plaats op de bank in mijn huiskamer.

Om de leegte te vieren liet ik mij vergezellen door een mok filterkoffie en een adventkalender. Op Koningsplein valt kerst wat vroeger dit jaar. Misselijk van de chocolade, die mij nog het meeste deed denken aan het slappe excuus van deze delicatesse, de koetjesreep, vulde ik mijn lege mok nog een keer met koffie. Ik stak een sigaret op, hetgeen toch een behoorlijke ondersteuning is bij het staren naar het grote niets. Bij het uitblazen van de laatste hijs sigarettenrook richting de eeuwige jachtvelden van het grote niets, kwam ik tot de conclusie dat het grote niets niet te doorgronden is.

De afgelopen twee dagen was ik hier namelijk geheel niet in geslaagd. Ik had mij weliswaar overgegeven aan onzinnige bezigheden, maar daarbij had ik verzuimd het grote niets ook daadwerkelijk te doorgronden. Zo had ik bijvoorbeeld twee uur een blik Unox-erwtensoep aangekeken voordat ik deze ook daadwerkelijk opwarmde. Ik heb de Candy Klantenservice gebeld met de vraag of zij mij in de wacht konden zetten, zodat ik een kleine drie uur naar een nummer van Phill Collins heb kunnen luisteren. Ik heb dhr. Nicolaas in het telefoonboek opgezocht en hem gevraagd waarom hij de telefoon kan opnemen in Schijndel terwijl hij in Spanje zou moeten zitten. De mensen van Tell-sell konden mij niets verkopen dat mij zou helpen bij het doorgronden van het grote niets. Wel zouden ze aangifte kunnen doen van stalking, zo wist een jongedame mij naar het zoveelste nutteloze gesprek te melden. Ook blijk ik niet in de wieg gelegd te zijn voor meditatie. Mijn corpulente gelijkenis met Boeddha en de veelvuldig opgestoken wierookstokjes ten spijt. Na drie dagen onzinnigheid en lamlendigheid besluit ik er dus maar een einde aan te maken. Toch is mijn filosofisch experiment in een enkel opzicht geslaagd te noemen, want de onzinnigheid heeft mij wel iets opgeleverd. Helemaal niets!