Treinfeeks

Wellicht dat het een generatiekloof was. Maar misschien moet ik sociaal onwenselijk gedrag ook niet proberen te bagatelliseren. ‘Stilte coupé’ prijkte er immers op de ramen van het door de airco op fijne temperatuur gebrachte treinstel.  Een vriendin, waarmee ik op weg was naar onze fijne hoofdstad, bracht een telefonisch vrouwenverslag uit aan haar vriendin. Een vrouw links tegenover ons bracht daarop geïrriteerd de oortjes van haar nep iPod in en slaakte een zucht alsof ze een zoveelste blauwtje had gelopen op een door relatieplanet.nl geëngageerde frigide date. Enkele minuten later kwam een vrouw van een jaar of vijftig er wat van zeggen. Ondanks het fijne coupeklimaat had de vrouw een behoorlijk rood hoofd. Bij een vrouw van vijftig met een rood hoofd weet je: pas op! Opvlieger! Naar het schijnt zijn vrouwen die ongesteld zijn niet de meest vriendelijke diertjes in ons zonnestelsel, maar vrouwen in de overgang zijn met stip het meest onaangename schepsel van het ganse heelal. Deze rood aangelopen treinfeeks vormde daarop geenszins een uitzondering.

“Hier ben ik absoluut niet van gediend. Dit hoef ik toch allemaal niet te horen….Hier betaal ik niet voor!” brabbelde ze in mijn brakke oor. Mijn systeem was nog niet geheel online door het iets te vreugdevolle verloop van de vorige avond. In een milliseconde bedacht ik drie reacties. Onderkotsen was mijn eerste ingeving. Dit puberaal impulsieve idee werd gelukkig door het verstandige gedeelte van mijn onderbewuste naar het rijk der fabelen verwezen. De tweede spitsvondigheid die mijn brakke cerebellum aandroeg was de feeks een briefje van tien euro geven, zodat ze een kaartje voor de eerste klas kon kopen. Voordat ik mijn portemonnee uit mijn kontzak had gehaald, had ik echter al gereageerd. “U heeft gelijk, maar laten we er ons niet zo druk om maken. Daar is het weer te mooi voor. Een prettige dag gewenst.” De vrouwelijke oestrogeenbom koos hierop gelukkig het hazenpad. Ze had het gelijk immers aan haar zijde. Een volwassen reactie, al zeg ik het zelf. Een kant van mijn persoonlijkheid, die ik gezien mijn leeftijd wel wat vaker mag laten zien. Ik speel echter niet graag de blauwhelm. Zeker niet tijdens kleinburgerlijke conflicten.

Zelfbeschikking en keuzevrijheid, daar is mijn generatie mee opgegroeid. Persoonlijke vrijheid is een groot goed. Autonomie weegt zwaarder dan autoriteit. Erkenning van onze handelingsvrijheid en respect voor onze hoogst individuele opvattingen en verlangens wegen zwaarder dan de mening van anderen. Zeker wanneer het pietluttigheden betreft. Dus ik spreid mijn picknickkleedje graag in een stukje park met een bordje ‘niet betreden,’ ik mag graag een gesprek voeren in de stiltecoupé van een trein en ik steek al wandelend kruispunten over zonder daarbij het stoplicht gade te slaan. Uiteraard neem ik bij het oversteken wel het credo van Bassie en Adriaan in acht: ‘kijk links en rechts, en nog een keer, als je oversteken moet!’ Asociaal? Wellicht, maar ik noem het liever ondeugende burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik heb een beetje medelijden met de treinfeeks. Misschien kom ik haar nog eens tegen tijdens een rondje zappen bij de ‘Rijdende Rechter.’ Het zou me niets verbazen als ze zich druk maakt over de te hoge schutting van haar buurman. Mijn advies aan de treinfeeks zou zijn: ‘don’t worry, be happy!’

Het komt wel goed schatje

Er kwam een abrupt einde aan een fanatiek geil goed potje discobowlen in dromenland. Het was mijn biologische klok die ervoor zorgde dat ik mijn laatste strike niet kon gooien. Jammer, want de spannende strijd tussen prinses Maxima en mij ging tot dan toe gelijk op. Tijd voor teleurstelling was er echter niet, want een fijne zonnestraal scheen door mijn provisorisch opgehangen gordijnen op mijn rode oortjes. Dit was fijn wakker worden. Omdat je in een vakantie zo min mogelijk moet, was mijn fijne ontwaken direct aanleiding om een nieuw avontuur aan de binnenkant van mijn ogen te gaan beleven. Echter kwam ook aan het aardbeienplukken in Adamskostuum met een buslading schone Roemeense dames een onaangenaam einde. Deze laatste droom kon ik overigens wel beter duiden dan het discobowlen met Maxima. Voor het slapengaan had ik namelijk naar Nieuwsuur gekeken. Daarin zat een item over aardbeientelers, die van minister Kamp geen werkvergunning meer krijgen voor hun Roemeense werknemers. Mijn onderbewuste moet medelijden met hen hebben gehad al weet ik niet zeker of zij mijn streaken op hun werkplaats zo hebben opgevat.

Dit keer werd ik niet wakker door mijn biologische klok, maar wierp de deurbel mij terug de realiteit in. Een pakketje! Zou dit dan eindelijk het pakketje zijn van mijn Valentijn, dat per ongeluk verkeerd was bezorgd en dan nu eindelijk weer zijn hartstochtelijke juiste pad had gevonden? Dit had overigens niets met seksuele frustratie te maken. Ik las onlangs een bemoedigend stukje tekst van een filosoof die stelde dat de lente voor de vrijgezel het seizoen van het verlangen is. Je hoeft je dus geenszins te schamen dat je ieder half uur je mail, facebook, smsjes en twitter checkt of degene die je leuk vindt nog iets van zich heeft laten horen. Wachten hoort er nu eenmaal bij in de lente. Het was dus geen vreemde gedachte dat ik verlangde naar een romantisch stukje post. In  spoedde mij dus direct naar beneden. In mijn seizoensenthousiasme besefte ik mij niet dat een pyjamabroek met daarop een vaal T-Shirt van een Thaise bar niet bepaald representatief zou zijn. Ik had dan ook een besnorde postbezorger verwacht en niet een vrouwelijke deurwaarder.

Mijn vermoeden dat het pakketje van een vrouw was klopte overigens wel. Vrouwe Justitia had mij een aangetekende brief gestuurd. Ik kon me zo snel niet voor de geest halen wat ik voor stoute dingen had uitgespookt. Afgelopen Carnaval was ik redelijk doorgekomen. Ik had, in tegenstelling tot de vorige Carnaval, niet geprobeerd speeksel uit te wisselen met een politiepaard en ook wildplastechnisch had ik mijn gereedschap keurig in de boxershort gehouden. Ik kon mij niet aan de indruk ontrekken bij het overhandigen van de aangetekende brief dat de deurwaarder dacht dat ze hier met een toekomstig TBS-patiënt van doen had. Wat kan ik er aan doen dat mijn kapsel er in de ochtend uitziet als de misdadig ogende ‘coupe du gestolen föhn ontploft?’ Bovendien was ik er nog niet aan toegekomen mij te scheren.

Het bleek gelukkig niets ernstigs te zijn. Een oude rookboete die ik had gekregen op het station van Breda. Deze was geheel en per abuis aan mijn aandacht ontsnapt. Ik had gewacht op de tweede aanmaning en toen ik deze had ontvangen, heb ik keurig de originele boete betaald. De oorspronkelijke boete was echter lager dan de tweede aanmaning, dus mijn vrienden van het CJIB hadden het bedrag van zestig euro op mijn rekening teruggestort. Ik vond het al aardig van ze. Sigaretten worden immers steeds duurder, dus ik kon deze vriendelijke subsidie goed gebruiken. Nu kon ik een bedrag van maarliefst honderd euro overmaken om een rechtszitting te voorkomen. Ik liet deze fijne lentedag er echter niet door verpesten! Ik ben op mijn zonnige terras gaan zitten. Uiteraard heb ik ieder half uur mijn iPhone gecheckt of mij de liefde verklaard zou worden. Ik zal geduldig wachten deze lente, terwijl ik mij moed blijf indrinken met Karvan Cevitan. Het komt wel goed schatje!

2012: Het einde is in zicht

Impulsiviteit is een eigenschap die ik hoog in het ludieke vaandel heb staan. Zaken ver vooruit plannen, dat  gaat mij minder goed af. Zo vatte enkele maanden geleden op een avond in Amsterdam het impulsieve idee post om eind april de Brabantse polonaise te gaan lopen in de straten van het Thaise Sodom en Gomorra. Al enkele weken verheug ik mij op het drinken van’ buckets’ wodka, het brak rond hobbelen op teenslippers en op het dansen van de ‘macarena’ tijdens psychedelische strandfeesten. Het is maar goed dat ver vooruit plannen in mijn woordenboek niet voorkomt en derhalve de tickets nog niet geboekt waren, want onze vakantiebestemming is door een vroege inval van het regenseizoen in een helse modderpoel veranderd. Natuurlijk valt mijn bedorven vakantiepret in het niet bij de ellende die de Thai ondervinden van Moeder Natuur, maar zoals Koning Bhumibol zei bij het zien van zijn weggespoelde buitenpaleis: “Daar baal ik goed flink van!”

Terwijl wij in Nederland ons druk maken over welke Cruijffiaanse uitspraken er gedaan worden over Ajax spelen er zich in de wereld toch behoorlijk schokkende zaken af. In de Arabische wereld is men het beu om met een universitaire graad op zak kamelentochten te organiseren voor vadsige toeristen (zie foto onder). In het riool van Tokio schijnen schildpadden inmiddels karateles te krijgen van een door radioactieve straling tot sensei gemuteerde rat, in Australië is er meer regen gevallen dan in de vijftig jaar daarvoor, in Nieuw Zeeland staat geen kerk meer overeind, Europese banken hebben meer geld nodig dan alle dictators bij elkaar in de Zwitserse Alpen hebben verstopt, in Texas plegen racistische vissen en vogels massaal zelfmoord omdat zij het niet langer kunnen verkroppen dat er een zwarte president aan de macht is en in een Duitse dierentuin is een ijsbeer zo gebukt gegaan onder de druk van wereldbekendheid dat hij geen andere uitweg meer zag dan zichzelf te verdrinken.

Bij het huwelijk van Prinses Maxima en Prins Pils op 02-02-2002 heb ik samen met een vriendin voor de Japanse televisie plechtig beloofd te trouwen op 12-12-2012, maar dat gaat er denk ik niet meer van komen! De wereld vergaat namelijk in 2012. En wie ben ik nu om de Maya-kalender tegen te spreken? Ik heb niet eens een agenda! Er zit echter niets anders op dan te doen wat Berry Stevens  talentloze deelnemers van de Soundmixshow meegaf: “Gewoon doorgaan….” Maar dan wel met een aluminium hoedje op je hoofd, een kelder vol blikvoer (lees: Schültenbrau), een opgeladen iPhone, een voorraad ducktape (daar kun je alles mee maken), een slof sigaretten en een opblaasbare roeiboot. We will survive 2012!

Fucking tupperware party!

Dat vrouwen een complexere benadering hebben over het doen van boodschappen dan mannen bleek afgelopen vrijdag wel toen ik met drie vrouwen inkopen mocht doen voor een verjaardagsfeestje. Het lijkt mij niet al te moeilijk. Je loopt met de winkelwagen richting de drankafdeling en vult je karretje. Mocht er nog ruimte over zijn in het karretje, dan kan dit eventueel gevuld worden met een zak chips, een blokje kaas, pretsels of ander burgerlijk voedsel. Afgunstige blikken vielen mij echter ten deel. De dames waren een boodschappenlijstje aan het maken. De nadruk lag op eten. Ik vond het maar hypocriet. Eating is cheating! Ik besloot mijn pragmatische wijsheden niet met hen te delen, maar een sigaret te gaan roken op het balkon. Fulmineren tegen vrouwenlogica: daar is geen eer aan te behalen. Drie sigaretten later was het lijstje klaar. Ik kreeg een boodschappentas in mijn handen geduwd. Dat we het boodschappenlijstje verlaten achterlieten op het aanrecht, hield ik uiteraard voor me. De kans getuige te zijn van zo’n  gedragsexperiment krijg je immers niet vaak.

Even voelde ik mij weer als kleuter, die door zijn moeder streng werd toegesproken bij het quasi-stiekem vullen van het winkelkarretje met zakken snoepgoed. Dit keer geen didactische draai om de oren, maar een dodende blik. Ik had op slinkse wijze een zakje tijgernoten in het wagentje gelegd. “Dit stond niet op het lijstje,” zo werd mij streng toegesproken. Met een zielig en trillend onderlipje legde ik het zakje borrelnootjes terug. Op mijn favoriete afdeling zakte mijn broek helemaal tot beneden N.A.P. Met uiterste precieze en ziekelijke nauwkeurigheid werd op de druppel berekend hoeveel drank er moest worden ingekocht.  “Je had toch nog een halve fles wit staan?” Ongelofelijk. Wat is er nu in godsnaam erg aan het overhouden van drank? Dat geeft alleen maar reden tot het organiseren van nog een feestje. Dom hoor! Ikzelf mocht een sixpackje bier in het karretje laden, maar eerst moest ik putten uit de al aanwezige voorraad bier. Negen blikjes Amstel, die pas een maand over de datum waren.

Ik had door mijn bezoek aan Gooische Vrouwen al een behoorlijk metroseksuele week achter de rug, maar het begin van mijn weekend was ronduit gay. Daar zat ik dan aan een tafel met zes vrouwen uit een theeglas bier te drinken. Het eerste gespreksonderwerp was er meteen eentje die mij aan het hart gaat. Ontharing. Als voorzitter van ‘Genootschap de Kokosnoot’ kon ik hier natuurlijk als geen ander over meepraten. Nadat ik was bijgepraat over het laseren van okselhaar en de bikinilijn had ik al een derde van de bedorven biertjes soldaat gemaakt. Dit tempo stond niet in de planning, want het was geenszins de bedoeling dat ik mee zou gaan stappen. Ik zou het even rustig aandoen zo na de carnaval. Het daaropvolgende gespreksonderwerp deed mij echter het theeglas nog sneller vullen. Uggs. Latent homofiel schimmelschoeisel. Hier wilde ik geen woorden aan vuil maken, dus ik concentreerde mij op mijn theeglas. Inmiddels werden er diverse hapjes op tafel gezet. Ik was beland op een fucking tupperware party!  En dan zit er niets anders op dan mee te gaan met de flow van de avond.

Soms ontkom je daar nu eenmaal niet aan. Er zit niets anders op dan je over te geven aan de feestelijkheden. Uiteraard ben je dan niet te beroerd om in de feestvreugde te delen en laat je je onderspuiten met vrouwenparfum. Zo kan het gebeuren dat je dan toch weer na sluit in polonaise de kroeg uitrolt. Dat je de volgende dag in dezelfde kleding nog een kleine treinreis moet maken om bij moeders op de koffie te gaan, maakt niet uit. Dat de trein een klein kwartier stil gaat staan in de brandende zon en dat je dan een soort stralingsziekte oploopt van de vrouwenparfum aan je kleding, dat lach je weg. Dat je uit iedere porie alcohol zweet en dat dit zich als een soort seropositieve schimmel ophoopt in je voor laserbehandeling rijpe rughaar, dat maakt ook niet uit. Het was immers een fucking gezellige tupperware party!

Gooische vrouwkes!

Ik geef het toe. Ik ben een fan van Gooische Vrrouwen. Ik ben een groupie van het eerste uur, want ik was al fan van Willemijn toen zij nog door het leven ging als Juffrouw Jannie en meneer Edgar, meneer Jos en meneer Storm op het Jiskefet kantoor van koffie voorzag. Er is niets mis met mijn fanschap voor deze vrouwenserie, die eigenlijk geen vrouwenserie is! Het is niet dat ik hiermee het latent homofiele voet-schimmel-schoeisel Uggs omarm of Gerald Joling zing onder de douche. Al is dat laatste ook niet helemaal waar. Wat een giller! Dat het bioscooppubliek ietwat vrouwelijker van aard zal zijn, dan bij mijn laatste bioscoopbezoek het geval was, lijkt me evident. Maar volgens mij worden vrouwen ook niet geweigerd als zij een voetbalstadion van binnen willen bekijken. Het blijft weliswaar een vreemde gewaarwording als een vrouw naast je komt zitten op de tribune en aangeschoten van het eerste evenementenbiertje meer beledigende decibel produceert dan het uitvak Ado-supporters, maar er is verder niets mis met vrouwen in een voetbalstadion.

Vrouwen en voetbal. Ik heb er een jeugdtrauma aan overgehouden. Mijn allesbehalve glansrijke voetbalcarrière beleefde zo’n dertien jaar geleden zijn aftrap in een tot voetbalveld omgespit weiland in Hei en Boeicop. Het was mijn eerste wedstrijd als veelbelovende keeper van de D4. Ik zal het nooit vergeten. Voetballen tegen een stel meiden, dat werd een makkie! “Ik hoop dat je de Donald Duck bij je hebt, want druk zal je het niet krijgen,” zei mijn trainer nog lachend in de kleedkamer terwijl hij een fijn bekertje Karvan Cevitan inschonk voor zijn mannen. Hoe anders liep het? Mijn katachtige reflex ten spijt. Eenentwintig keer kon ik de bal uit het net halen. Eén-en-fucking-twintig keer! Deze traumatische ervaring ben ik nooit te boven gekomen. Het lijkt me dan op zijn minst wel zo fair dat ik af en toe een vrouwenfilm mag bezoeken. Dat is het vrouwelijk ras mij wel verschuldigd.

Ik verheug me al enkele maanden op de film Gooische Vrouwen, ‘GV-1’ voor intimi. Fijn onder het genot van een decadent duur zakje M&M’s naar het witte doek kijken in een zaal vol oestrogeen. Drupje erbij. Lekker hoor! Ik verwacht geen hele indrukwekkende actiescènes, maar dat scheelt weer een vervelende constatering van een blije eikel die altijd in de zaal moet zitten en dan opmerkt: “tsss, dat kan helemaal niet!” Nu is er ook altijd iemand die zeikt over die blije eikel en als ik de laatste bioscoopfilm die ik zag moet geloven, schijnt er op een nog diepere laag weer iemand te zijn die daar dan weer over zeikt. Zo’n diepe verhaallijn verwacht ik bij Gooische Vrouwen overigens niet. Ik verheug mij nog het meeste op het zwijgen van Dr. Rossi, wat een koning! En ik hoop dat Claire in de film gewoon weer een borreltje drinkt, want toen ze dronk was ze vele malen leuker. Het zou verder leuk zijn als ik dit keer in Pathé Tilburg niet word gestoord door luidruchtig zonnepit uitspugend bontkraagtuig, maar door kibbelende parelpubers uit Oisterwijk, die uiteraard dan wel stiekem chocoladekoekjes de zaal binnen hebben gesmokkeld. Want zo zijn ze ook: de Gooische Vrouwkes!

Politieke pantoffeldiertjes

Er is weer een bijzonder fijn blik vrijwilligers opengetrokken deze verkiezingen. De blije figuren die de afgelopen tijd ballonnen hebben uitgedeeld in winkelstraten hebben een hoog korfbalgehalte, maar de pantoffeldiertjes die de stemlokalen bevolken scoren pas echt een hoge ‘man-bijt-hond-factor.’ Het stemlokaal in het Interpolisgebouw vormde hierop helaas geen uitzondering. Een gereformeerd ruikende vrouw met kogelvrije brilglazen zat van haar boterham met komijnkaas te peuzelen. Het enige fleurige in het leven van deze vrouw is haar hemelsblauwe broodtrommel. Of probeerde ze mij op slinkse wijze te overtuigen om op haar gristenpartij te stemmen? Het was nog vroeg en ik was de enige die met zijn stempas klaarstond, maar ik werd totaal door haar genegeerd. Het rode ribjasje naast haar nam mijn stembiljet gelukkig wel in ontvangst. De buil shag in het borstzakje van zijn geblokte overhemd verraadde zijn lerarenberoep. Hij had zijn klaslokaal vandaag verlaten om van de gratis koffie te genieten, getuige de gele gloed over zijn tanden.

Toch heb ik met de pantoffeldiertjes van het stemlokaal te doen. Je zou de ganse dag maar bloot worden gesteld aan de gemiddelde domheid van de kiezer. Het is voor het gros van de bevolking überhaupt al te lastig om een doordachte mening te vormen over politiek, laat staan over de provinciale politiek. Je zou eigenlijk een verborgen camera in het stemhokje moeten hangen en filmen wat de reactie is van de kiesgerechtigde bij het zien van de kandidatenlijst. De PVV-stemmer schijnt gemiddeld een vol kwartier langer in het hokje te hebben gestaan op zoek naar de Grote Leider! Het merendeel van de socialisten vond het maar een vreemde zaak dat er geen tomaten waren om andersdenkenden te bekogelen en een dement CDA-lid schijnt een mooie rode kleurplaat voor Dries van Agt te hebben ingeleverd bij het stemlokaal in verzorgingstehuis ‘De Bonte Beestenboel.’

En dan hadden de politiek leiders van ons land nog wel zo hun best gedaan deze verkiezingen. Job Cohen liep vrolijk mee in de stotterpolonaise in de hoop er een Oscar mee in de wacht te slepen,  Wilders ging gezellig op de thee bij Mirna Goossen en ‘Omroep Maxime’ zond  uit vanaf de skipiste en liet mastodont Brinkman de politieke degens kruisen met Moppentrommel Roemer. Het mocht allemaal niet baten. Slechts iets meer dan de helft van de kiesgerechtigden nam de moeite zijn of haar stem uit te brengen. We mogen de CDA-God op onze sociaalliberale knietjes danken dat de opkomst zo laag was. Laat de ongeïnteresseerde maar thuis blijven! Zij voeren toch liever politiek in huiselijke verjaardagskring onder het genot van een stukje leverworst en een glaasje Kaapse bocht. Politieke pantoffeldiertjes!

Het recht van de mooiste pyjamabroek

Een rondje over de zaterdagmarkt van Koningsplein vergt weinig voorbereiding. Ik word iedere zaterdag rond een uurtje of negen wakker, omdat de marktkoopman vanaf dat tijdstip de prijs van zijn aardbeien, stoofpeertjes of bananen wereldkundig maakt. Toen ik net op Koningsplein woonde ergerde ik mij nog aan het oratorisch vermogen van deze besnorde vlek, maar inmiddels ben ik er aan gewend. Omdat ik mij graag aanpas aan de gemiddelde Tilburgse zaterdagmarktconsument (lees: PVV-stemmer) houd ik zaterdags mijn pyjamabroek fijn aan. Ik heb ook een oranje djelabba met bijpassend moslimmutsje, maar dat is voor als ik rond een uurtje of vier ’s middags over de markt loop en niet wil opvallen tussen de allochtone koopjesjagers, die dan massaal voor een ‘special price for you’ hun groente en fruit inslaan.

Ik begin mijn rondje markt altijd bij de viskraam. Na de zaterdagochtendsigaret krijg ik namelijk enorme behoefte aan kibbeling, de bitterbal van de Noordzee. Ik durf te wedden dat het gros van de visboerclientèle denkt dat het lekkerbekje en de kibbeling vissoorten zijn die zwemmen in de Piushaven, maar dat kun je de binnen de ringbanen opgesloten Tokkies ook niet kwalijk nemen. Nadat ik mijn Noordzeebitterballen heb weggebuffeld met raviolisaus begeef ik mij naar de Kaasboer. Ik maak een praatje met de kaasboer over het weer of over Willem II. Beide doorgaans ronduit kut! Na de kaas is het tijd voor’ Loeks notenbar’. Niet heel lang geleden heeft Loek de naam van zijn tent, in een geslaagde poging tot omzetverhoging, van een Frans cahet voorzien: ‘Luc’s Notenbar’. Loek is een alcoholist, die tienersletjes inhuurt om zijn noten aan de man te brengen. Loek zelf zit in de kroeg en komt daar rond een uurtje of vijf weer uitrollen om zijn notentent te sluiten. Loek is de held van de zaterdagmarkt.

Overladen met verse kaas en cashewnoten loop ik naar mijn schreeuwende fruitverkopende vrienden. Hun marktkraam is voorzien van een fraai stukje karton met de tekst: ‘if you want to pay more, go nextdoor!’ De opperschreeuwlelijk schreeuwt of ik niet moet werken vandaag in de parkeergarage. Ik vertel hem voor de tachtigste keer dat ik daar niet meer werk. Ik word meestal geholpen door zijn broer, die onder hun klanten steevast verwarring zaait. Deze jongen is zo scheel dat hij iedereen tegelijk aankijkt, zodat je niet weet of je nu wel of niet aan de beurt bent. Ik los dat doorgaans op door het heft in eigen asociale handen te nemen. Ik heb immers niet voor niets mijn pyjamabroek aan. Darwinisme binnen de ringbanen. Zo gaat dat in Broekhoven, de Tilburgse Vogelaarwijk: het recht van de mooiste pyjamabroek!

Na het inslaan van de nodige vitamine-C voor mijn exotische smoothies, is het tijd om naar het peukenwinkeltje te gaan aan het Piusplein alwaar de naar sigarenzweet meurende Luberta de toonbank siert. Luberta is op zijn zachts gezegd niet de meest mooie creatie van miljoenen jaren evolutie. Haar ouders moeten dan ook bijzondere mensen zijn. Het is natuurlijk niet fijn als je er na een dagen durende bevalling achterkomt dat je een gedrocht hebt uitgepoept, maar het getuigt van sadisme als je haar dan de naam Luberta meegeeft. Het zit Luberta niet mee. Luberta ziet er dan ook niet al te olijk uit, getuigen de centimeterdikke brilglazen is ze stekeblind en dan heeft ze ook nog zo’n lijklucht om zich heen hangen. Wat een loeft! Ze scheidt profetische feromonen af. Het peukenwinkeltje is namelijk ten dode opgeschreven. Daarom sla ik mijn peuken in bij het peukenwinkeltje op het Piusplein. Opdat dit aandoenlijke Tilburgse winkeltje niet verloren gaat!

HEMA kattenkwaad meets testosteron

“De Kruijk! Haal die lompe hersens van die poster af en ga normaal zitten. En stop met dat domme gegrinnik, je klinkt als een geit die over zijn eigen sik staat te zeiken!” Waarom ik de fijne momenten die hebben bijgedragen aan de zenuwinzinking van mijn Engels leraar in mijn dromen moet herbeleven is mij een raadsel, maar het is altijd beter dan achterna gezeten worden door een kudde opgefokte bavianen met lightsabers, zoals ik laatst droomde. De middelbare school was zo gek nog niet. Rond een jaar of zestien verkeren jongens in een overgangsfase van peuter naar adolescent. In tegenstelling tot vrouwen, die al snel volwassen worden, gaat de ontwikkeling van de man niet verder dan adolescentie.  Kattenkwaad meets testosteron. Het komt de meligheid zeer ten goede als de hormonen door je lijf gieren en je naar een Aardrijkskundeleraar moet luisteren met de naam Eep van Diggelen die een bijna erotisch verhaal afsteekt over de werking van een vulkaan. Het woord eruptie kon steevast op mannelijk gegrinnik rekenen.

De middelbare schoolperiode was  te meer een mooie tijd, omdat je bijna geen last hebt van een kater. Ik schepte op vrijdagavond en zaterdag tompoucen bij de HEMA. Als ik nu een kater heb, kan ik een hele dag niets anders dan bankhangen en als ik geluk heb kan ik een sigaret roken zonder kokhalzend een gevecht met mijn maag te hoeven voeren boven de toiletpot. Toen niet! Kauwgompje erin, tien minuutjes afkoelen in de gebakskoelcel en gaan met die tompoucen! Eén keer dacht ik dat het wel een goed idee was om tijdens een vrijdagmiddagborrel mee te paffen van een puberale joint. Dan is het niet zo slim om een uur later op een foodafdeling te staan. Dan sta je toch iets te relaxt een onsje rosbief te snijden voor mevrouw de Bruin: plakje rosbief voor Patrick, plakje voor mevrouw de Bruin. Ik verkeerde in de ‘vreetkickwalhalla.’ Chocoladekoekje hier, stukje slagroomstam daar. Winegummetje hier, likje slagroom daar en een fijn plakje leverwost toe. Kattenkwaad meets testosteron. Verantwoordelijkheidsgevoel is de mannelijke puber vreemd.

Al was die bewuste vrijdagmiddag een sporadische uitspatting en heb ik het keurig vijf jaar volgehouden bij de HEMA. Het eerste jaar dat ik in Tilburg woonde ging ik de weekenden nog met een tas was op en neer om tompoucen te scheppen. Ik was in mijn hoogtij ‘tompoucenschepdagen’ de snelste tompoucenschepper van de wereld. Ergens halverwege mijn laatste HEMA-jaar liep het toch behoorlijk fout. De koelcel bood geen soelaas meer voor mijn kater en ik besloot boven in het magazijn een schoonheidsslaapje te gaan doen. Ik wist dat daar een grote hondenmand stond van de hond van mijn baas. Als een klein prinsesje lag ik daar lekker in te snurken. Mijn fijne slaapje werd lelijk verstoord door mijn baas, die mijn naam scandeerde door het magazijn. In mijn slaapdronkenheid mompelde ik dat ik gebaksdozen aan het opruimen was. Het was echter pikkedonker in het magazijn en mijn baas trof me dan ook bijzonder snel aan in de hondenmand. Het betekende het einde van mijn mooie carrière als tompoucenschepper. Gelukkig heb ik mijn dromen nog.

So you think you can shoot?

Na de terroristische aanslagen op de Twin Towers verklaarden de VS de wereld de ‘War on terror.’ Ter vergelding werd Afghanistan gebombardeerd en bezet. Het was nog niet heel lang geleden dat niemand minder dan Rambo himself Afghaanse rebellen had getraind om tegen de toenmalige ‘As van het Kwaad’, de Russen, te vechten. De Russen vonden in de jaren ’80 in Afghanistan hun eigen Vietnam. Met de beschamende staart tussen de benen keerden de Russen onverrichter zake huiswaarts. Diezelfde door Sylvester Stallone opgeleide rebellen, de moedjahedien,  vormen nu de ruggengraat van de  Taliban. Ongeletterde fundamentalisten met kalisnikov’s en een diepgewortelde  aversie jegens het scheermes, die eigen baas willen zijn in hun met papavervelden bestrooide woestijn. Er zou ook nog een gemene man met een baard in een van de luxere grotten van Torraborra vertoeven, maar tot op heden is hij niet gevonden. In de teringbende die Afghanistan heet woedt nu al bijna tien jaar een uitzichtloze oorlog. Ook ons kleine kikkerlandje heeft daar een bescheiden bijdrage aan geleverd. Of dat zinnig is geweest, is maar zeer de vraag.  Het ziet er namelijk naar uit dat het negatieve reisadvies voor Uruzgan nog wel even van kracht blijft.

Dachten we eindelijk verlost te zijn van directe inmenging aan deze onzinnigheid, zijn we toch weer in de Amerikaanse fuik gelopen! Nederland stuurt politietrainers en een bescheiden aantal  militairen om in 16 weken ongeletterd woestijnvolk op te leiden tot politieagent onder het mom van ‘so you think you can shoot?’ Het is hetzelfde als een aap een pot vingerverf geven en hetgeen hij op het doek smijt kunst noemen. In een land waar het woord rechtstaat niet op het scrabblebord voorkomt, gaan wij mensen opleiden tot de  sterke arm der wet. Waarom in godsnaam? Met papaver bepakte geiten en ezels kunnen volgens mij geen snelheidsovertredingen begaan. Huiselijk geweld is bij wet geregeld en zolang het land leeft van heroïneproductie lijkt me het ook niet waarschijnlijk dat de politie zich met de bestrijding daarvan bezig gaat houden. De politie in een land waar oorlog heerst kan niet enkel civiel optreden. Dat zou zelfs zelfmoord betekenen voor de politieagent. Een talibanstrijder ga je nu eenmaal niet te lijf met pepperspray en het beboeten van een zelfmoordterrorist lijkt me vrij  zinloos.

‘Wij gaan naar Kunduz toe, wij gaan naar Kunduz toe, wij gaan naar Kunduz toe,” zal het dan ook niet klinken in het Nederlandse vliegtuig naar Afghanistan. Toch vreemd dat politici onderzoeken, zoals die van Henk Sollie van de Universiteit Twemte, zo makkelijk naast zich neerleggen. Polititraining in crisisgebieden leveren namelijk verdomd weinig op. Ook verdieping in het verleden lijkt voor politici te moeilijk. Democratie leg je een natie namelijk niet middels een oorlog op. Bovendien moet je dat in landen als Afghanistan of Irak ook niet willen, omdat dan binnen de korste keren de fundamentalisten de macht grijpen. Dit werd door de Engelsen al in het begin van de 20ste eeuw bedacht voor landen als Irak en Afghanistan. Denkt de regering nu echt dat we in zestien weken Afghaanse veldwachters kunnen opleiden die een positieve bijdrage leveren aan de stabiliteit van het land? Ik denk dat het openen van een karaokebar aan de boulevard van Kabul lusiterend naar de naam ‘So you think you can drink,’ een meer winstgevende operatie is. Dit is van grapefruit proberen sinasappelsap te maken! Dat is bij voorbaat gedoemd te mislukken.

Don’t fuck with het “noot lot”

Impulsiviteit kent geen tijd (3)

Rond half elf kwam Jacques onze hotelkamer opgelopen. “We zouden toch gaan skiën?” IK keek hem half dronken en lachend aan. Rudi en ik hadden vier uur eerder als twee uitgehongerde asielzoekers zitten schransen aan het hotelontbijtbuffet alsof onze verblijfsvergunning ervan afhing. Het zag er niet naar uit dat wij vandaag Düsseldorf zouden verlaten om een kleine drie uur richting Winterbergen te rijden. Bovendien lenen mijn X-beentjes zich niet voor skiën of snowboarden. Jacques kwam dan ook totaal niet over op mij. Ook niet op Ruud trouwens, die vrolijk doorronkte tijdens het weinig indrukwekkende pleidooi van de ‘Bottenman.’  Jacques, die erg had uitgekeken naar een weekendje skiën, verliet teleurgesteld onze hotelkamer. Hij kon me overtuigen met een emmer frisdrank, zo gaf ik hem nog na. Een kleine drie uur later besloot ik dat ik mijn roes genoeg slaaprust had gegeven.

Toen Ruud en ik gingen uitchecken werden we door de baliedame herkend. De ‘Frühstück-boys’ zoals ze lachend zei. Ik realiseerde me dat wij ons vast en zeker niet keurig hadden gedragen tijdens het ontbijt. Ik herinnerde mij ineens weer dat ik een christelijk lied had gezongen voor het aanwezige personeel om ‘Onze Vader’ te bedanken voor dit fantastische ontbijtje. Ik koos het hazenpad en ging buiten de hotellobby met het schaamrood op de kaken een sigaretje roken. Er was geen spoor van Jacques en zijn kornuit. Ruud en ik dachten zelfs dat Jacques door de skideceptie zelf de trein had gepakt om in Winterbergen te geraken. Ik had mijn instincten beter moeten gebruiken, want het fijne samenzijn met mijn sigaret werd verstoord door een enorm gebral en dom gelach. Het kwam uit de hotelbar. Het waren Jacques en Frank. Het leek de jongens wel een goed idee om hun teleurstelling te verwerken door het drinken van bier. Er is uiteraard niets mooier dan ’s middags bier drinken, maar gênant is het wel.

Jacques was duidelijk verliefd geworden op Nina. Zijn gebrekkige kennis der Duitse taal maakte de situatie er niet beter op. “Nina! Wollen sie met mij de Sauna in gehen?” Om enigszins met Jacques te kunnen communiceren bestelde ik een ‘Jack on the rocks.’ Ik had immers al ontbeten! Toen Jacques realiseerde dat het sauna-avontuur zich enkel in zijn fantasie zou afspelen, besloot hij een stapje terug te doen. “Haben sie Facebook? Wollen sie mijn facebookfreund worden, Nina!” De keurige hotelbar veranderde langzaam maar zeker in een klein Brabants café, hetgeen  Nina’s manager niet op gezelligheidswaarde wist te schatten. Deze jaloerse man stuurde Nina weg en nam zelf plaats achter de bar. Nu werd het tijd om ons te oriënteren op het verdere verloop van het weekend. Ruud, Jacques en ik wilde nog een dagje in Duitsland blijven, Frank wilde naar Den Bosch, want hij moest echt naar de verjaardag van zijn beste vriend, zo liet hij ons geëmotioneerd weten.

Om aan deze patstelling een einde te maken, besloot ik ons lot in de handen te leggen van de Voorzienigheid. Ik pakte een pinda en stopte deze in een van mijn handen. Frank mocht kiezen. Als de noot in de hand van zijn keuze zat dan zouden we naar Keulen gaan en anders zouden we onze festiviteiten voortzetten in Den Bosch. Frank koos voor ‘rechts.’ Helaas voor Frank zei hij er niet bij hij welke rechts hij bedoelde. De noot zat in de voor mij rechterhand. We bleven in Duitsland. Punckt! Frank, die al behoorlijk aangeschoten was, werd emotioneel. Hij kon de verjaardag van zijn vriend echt niet missen. “Je moet het ‘nootlot’ niet tarten vriend,” zo was mijn advies. “Fuck jouw ‘nootlot’  Bins, ik moet bij die verjaardag zijn!” Frank verliet ons in Keulen op de Piusstrasse. Het was inmiddels half acht ’s avonds. Als onze vriend met zijn dronken hoofd niet in de trein in slaap was gevallen, dan had hij vast op tijd de kaarsjes uit kunnen blazen. Nu werd hij zonder portemonnee wakker in het gezellige Stutgard. Al liftend met een Nederlandse vrachtwagenchauffeur kwam hij zondagochtend half 6 aan in Den Bosch. Dom hoor! Ik had hem nog zo gewaarschuwd. Don’t fuck with het nootlot!