Undercover in Briggita’s onderbroek

Eerder geplaatst Fok.nl (Januari 2010, Tilburg)

Soms moet je om iets zinnigs over een bepaald onderwerp te kunnen schrijven onderzoek doen. Mogelijk volstaat je onderzoek niet slechts met lezen over het onderwerp, maar moet je er echt op uit. Aldus legitimeerde ik mijn bezoek aan een peeskamertje op de Wallen in de derde klas van het VWO. Het was voor een ‘diepte-interview’ dat gepubliceerd zou worden in onze schoolkrant. Dat ik de vijftig gulden uit mijn eigen portemonneetje heb moeten betalen, omdat de christelijke middelbare school iedere medewerking weigerde aan dit project, maakt mij nog steeds woest. De school was totaal niet gecharmeerd van dit journalistieke initiatief en wilde het stukje tekst niet plaatsen. Mijn eerste ontslag. De eikels!

Brigitta blies uitdagend de laatste trek van haar Malboro-light-sigaret tegen de ruit terwijl ze non-verbaal tegen iedere voorbijganger ‘pak me dan als je kan’ leek te zeggen. Brigitta zag er niet slim uit. Het zou me niet verbazen als ze dacht dat light sigaretten goed voor de lijn zouden zijn. Maar op haar intelligentie was ze dan ook waarschijnlijk niet geselecteerd. Haar domme uitstraling werd meer dan gecompenseerd met een uniek hoog slet gehalte. Me dunkt dat deze knobb meer gewichtigheid in de schaal der lichte zeden legt dan bevattelijkheid, om het maar eens archaïstisch uit te drukken. Het betreft hier immers het oudste beroep ter wereld.

Het zou zomaar kunnen dat je chlamydia zou overhouden aan enkel het schudden van Brigitta’s hand. Ze zag er uit alsof ze al heel wat meter piemel had verslonden. Haar uitdagende blik was inmiddels op mij gericht. Ik voelde me ongemakkelijk en ondanks dat ik mijn gezicht waste met Clearasil leken er spontaan enkele puisten op mijn voorhoofd te ontstaan. Ze gebaarde me naar haar raam te komen. Ik begon te blozen en ik bemerkte, zonder seksueel opgewonden te zijn, dat de door mijn moeder gekochte Hema-onderbroek wat minder comfort gaf dan eerder op die dag. Naast het in opstand komen tegen het feit dat je moeder zonder overleg allerhande kleding voor je koopt, is de spontane erectie het meest voorkomende verschijnsel der puberteit. Wat een ellende! Waarom precies op dit moment?

Als een zwaarbewapende commando op vredesmissie op Rottumerplaat liep ik op het raam af. Brigitta opende de deur.
‘Hai schat, wat wil je?’ zei ze zwoel.
Het leek me allereerst fatsoenlijk mijzelf voor te stellen en ik gaf haar met gevaar voor een *HOA een hand.
‘Ik heet Patrick en ik zou graag met je willen praten voor mijn schookrant,’ stotterde ik terwijl de puberale bolling in mijn onderbroek voorlopig niet het scrotumpad leek te kiezen.
‘Schoolkrant? In welke grot woon jij?’ vroeg ze verbaasd in plat Amsterdams.‘Denk jij dat ik bij Stichting Correlatie werk ofzo, pannekoek? Ik maak liever een nummertje met je. T’is dat je zo’n schatje bent. Nou vooruit…vijftig gulden ken je binnenkomen.’
‘Krijg ik er ook een biertje bij?’vroeg ik, omdat ik erg lang tompoucen had moeten scheppen voor dit geld en ik toch iets meer wilde overhouden aan mijn hoerenbezoek dan enkel een blauwe balzak. Dat vond Brigitta goed. Een kwartier later liep ik, nog steeds als maagd, naar buiten.

*Handelijk Overdraagbare Aandoening

Glasbak. Mijn zielenknijper.

Je moet goed voor je ziel zorgen. Dat kan op verschillende manieren. De een maakt graag sudoku’s. De ander bezoekt maandelijks iemand die ervoor gestudeerd heeft de juiste vragen te stellen. Weer een ander mag op zijn tijd graag een hasj jointje roken om nader tot zichzelf te komen. Weer een ander vouwt zich in onmogelijke posities in een stoomcabine om innerlijke rust te vinden en draagt zo reflectie een wel heel erg warm hart toe. Ik heb het niet op zielenknijpers of stoomcabines. Ik heb niets tegen sudoku’s of hasj jointjes, maar ik heb een andere voorkeur. Sinds jaar en dag heb ik zo mijn eigen manier om voor mijn ziel te zorgen. Niemand wordt graag met zichzelf geconfronteerd. Zo ook ik niet, dus ik laat de hoeveelheid lege wijnflessen op mijn balkon net zo lang groeien tot de schoonmaakster of mijn huisgenoot begint te klagen. Dat is het moment dat ik met het lood in de sneakers richting glasbak loop. Mijn momentje van confrontatie en zielzorg. Momentje zelfreflectie.

Met de eerste fles was het meteen raak. Dure Chablis. Ik had indruk willen maken op mijn date. De avond toen ik haar ontmoette was het een echte klik aan de piano van mijn favoriete nachtcafé. We werden er op vriendelijk doch dringende wijze uitgeveegd toen het stille Amsterdamse ochtendzonnetje het ‘akward’ moment van afscheid extra belichtte en zelfs van een romantisch cachet voorzag. “Niet zoenen, Patrick, niet zoenen. Vraag haar mee uit.” Ik schudde mijn hoofd terwijl ik de fles de glasbak in mikte. Wat bezielde me? Te veel Amerikaanse films gekeken. Dom hoor! Ze had dan weliswaar met de date ingestemd, maar had er later toch vanaf gezien. Daar zat ik dan met mijn quasi culinaire boodschappen van de Albert Cuyp en te dure wijn. Een lang leven waren de flessen echter niet beschoren. Een dag later kwam een oud collega met zijn Spaanse schone een vorkje prikken. Mooi om te zien dat deze druktemaker in haar aanwezigheid een stuk rustiger was dan ik hem kende. Een laatste vleugje ADHD werd door haar temperamentvol met een belerend vingertje de kop ingedrukt; “puta,” zei ze terwijl ze een slokje van de dure wijn nam. Ik had het niet beter kunnen samenvatten.

Albert Heijn wokolie. ‘Mmmm, hoe kon ik deze inzetten voor zelfreflectie?’ Ik had er aardig wat puike wokgerechtjes mee gemaakt. Menigmaal had het zelfs bijgedragen aan een culinair orgasme, maar daarvan was de wokolie slechts een klein onderdeel geweest. Veel witte wijn flessen die iets met een bonus aanbieding van doen hadden, mikte ik enthousiast de glasbak in. Ik herinnerde me veel borrelavonden. Het pokertoernooi na Koningsdag. “Ik herinnerde me ineens dat ik nog wat ‘Tikkies’ moest versturen. Ik kreeg nog euro’s en twee euro’s van vrienden die bij mij hun blinds in de vorm van lucifers hadden gekocht. Wie het kleine immers niet eert…..

De eerste rode fles uit de zak was mijn huis-wijn, die ik koop om een glaasje te genieten na het eten of om tijdens het schrijven aan te wenden als een soort diesel. Al dan niet in goed gezelschap. Ik probeer het reflecteren op het dagelijkse snel de ‘glasbakrevue’ te laten passeren, maar daar slaag ik niet in omdat er nogal wat flesjes van waren. Geen idee waarom dat ook één voor één moet bij een glasbak. Dan moet het toch wel een therapeutisch gebruiksvoorwerp zijn? Oké de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik één van de flesjes had aangebroken tijdens de zaterdag lunch om de ‘Man met de Hamer’ te laten weten dat hij nog niet welkom was. Ik voelde me na drie wijntjes dan ook weer helemaal mezelf. De glasbak kloenkte lekker door. Poef en nog een flesje. Paf, daar ging er weer een. “Ja, ja! Oud gedrag! Fuck you, glasbak!” Een ouder vrouwtje passeerde met haar hondje en keek me aan. Ik keek terug. “Ja, therapie!?” Het vrouwtje liep door. Opgelucht keerde ik huiswaarts. Tot over drie maanden zielenknijper!

Kroegverhalen

Een gesprek weet ik tegenwoordig beter op waarde te schatten dan een discussie. Luisteren is tot deugd verheven. Als het de moeite waard is dan geniet ik er echt van om mijn bek te houden. Toen ik Kees ontmoette deze vroege avond hield ik gelukzalig mijn mond en voedde zijn romantische kroegverhalen van weleer door het bestellen van twee kopstootjes. Kees was een barman van een overleden kroeg. Een stukje verder dan mijn eigen stamkroeg. Als ik Kees moet geloven dan was het iedere dag bal in mijn buurtje, het Weteringcircuit. Heftige feestjes. Kees zat er lekker in. Ik ging lekker mee met zijn romantische relaas. Na het tweede gezamenlijke kopstootje nodigde ik hem uit om zijn mooiste verhaal met mij te delen.

De tijdmachine bracht ons terug naar midden jaren tachtig. Ik was twee. Kees vijfendertig. Kees werd opgepakt met Freddy Heineken. Nadat de laatste ronde door André Hazes’ ‘Hoogste tijd’ werd ingeluid, had het creatieve idee postgevat om het paard van het standbeeld van Wilhelmina op het Rokin te transformeren tot Zebra. De meesterschilder die bijna in slaap was gevallen aan de toog beleefde een opleving. Toevallig had hij twee potten verf bij zich. Een witte. En een zwarte. Zebra! Zebra! Freddy Heineken knikte instemmend. Twee uur werden de heren in de kraag gevat door de politie. Toen Freddy zich verbaal van de boeien wilde bevrijden door aan te geven “Maar ik ben Freddy Heineken,” kreeg hij een oorvijg. In plat Amsterdams kreeg hij te horen :”Dat zeggen ze allemaal, instappen, ouwe!” Freddy was binnen een uur weer buiten. Freddy scheen zo boos te zijn, dat de dienstdoende dienders nog problemen hebben gekregen, maar dit terzijde. Omdat hun practical joke ‘Het Parool’ had gehaald en ze Wilhelmina niet hadden beschilderd, kwamen ze er met een kleine tien uur brommen vanaf. Ik was een en al oor.

Kees’ vrouw maakte aanstalten om te gaan en liet mij niet nog een kopstootje bestellen. Waarschijnlijk was dit niet de eerste keer dat ze dit verhaal had moeten aanhoren. Ik kon het niet laten. “Troubadour! Vertel me nog één verhaal,” scandeerde ik theatraal ten tonele. Natuurlijk ging Kees hierop in. Hij beloofde zijn vrouw dat dit het laatste stukje melancholiek zou zijn. Kees was een keer zijn brakheid aan het vieren in de Myrabelle met een gepast ontbijt. Hij werkte naast het uitoefenen van zijn kunsten in de horeca ook op een rondvaartboot. De schipper van die boot bleek ziek te zijn. Zijn huistelefoon werd beantwoord door zijn moeder. Zij kon aangeven dat haar zoon met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in een kroeg zat te ontbijten. Iets met Jonge Jenever en eieren met spek ‘Mobieltjes waren er nog niet,’ zo drukte Kees mij op het hart. Een andere buurtgenoot die aan de bar zat en per gezellige abuis de slaap had weten te trotseren was Ramses Shaffy. Hij hoorde dat Kees moest invallen als schipper en bood zichzelf aan als tour guide. “We zullen doorgaan Kees. We zullen doorgaan,” zo zou hij hebben gezegd. Met een flesje jonge schijnen de heren een leuke middag te hebben beleefd.

Natuurlijk nam ik de kroegverhalen van Kees met een korreltje zout zonder tequila. Maar juist zulke verhalen leiden een eigen leven en zijn vermakelijk. Ze zijn zo vaak verteld, dat ze tot waarheid zijn verworden en een eigen leven zijn gaan leiden. In ieder geval in de fantasie van de verteller. Die ze keer op keer deelt met zijn kroegpubliek. Altijd met overtuiging en passie. Ik wilde nog een biertje bestellen om een derde verhaal uit te lokken, maar Kees’ vrouw liet dit wederom niet toe, geroutineerd als ze is. Ze had gelijk. Eén laatste biertje. Nog één verhaal. De vrouw van Kees maakte een einde aan het eindeloze. Geen discussie. Luisteren. Ik besloot dat het voor mij ook genoeg was geweest. Twee mooie kroegverhalen rijker keerde ik huiswaarts.

Grumpy Monday

“Waarom zouden we jou moeten aannemen voor deze functie?” Ik slaakte een diepe zucht. Eens te meer werd ik in mijn niet al te positieve opvatting aangaande HR ‘professionals’ gesterkt. Ik koester niet enkel gepaste minachting voor hun professie omdat ze mensen als recourse zien, het wordt vooral gevoed door het totale gebrek aan intelligentie, inlevingsvermogen, creativiteit en aan oplossend vermogen. Ik kan slechts één enkel talent ontdekken bij HR mensen. Het uitblinken in het stellen van domme vragen. De diepe zucht had mijn minachting gelukkig om weten te zetten in kalmte. “Interessante vraag. Wacht, ik pak even je Linkedin bericht erbij. En ik citeer. Met jouw CV en werkervaring pas jij perfect bij wat wij aan het opzetten zijn.”

Toen ze me ook nog ging vragen om twee goede eigenschappen en twee slechte te noemen kon ik me niet meer inhouden. “Wederom een interessante vraag. Zou het niet beter zijn om gewoon naar wat karaktereigenschappen te vragen. Die zijn goed noch fout. Soms is het bijzonder verstandig om tering eigenwijs te zijn. Zolang het je maar niet halsstarrig maakt. Relativeringsvermogen is erg handig om mensen gemotiveerd te houden. Zolang je daarmee maar niet voorbij gaat aan hun problemen. Al moet je empathie ook weer niet verwarren met sympathie……Vraag me anders of ik een pen aan je wil verkopen? Sorry….Is het misschien een idee als ik gewoon met de hiring manager kan spreken, want ik voel dat we niet echt tot een gesprek komen.”

Van achter mijn bureau keek ik naar de grijze wolken die deze maandag grumpy sierden. Potjandrie. Had het treurige weer zich nu meester gemaakt van mijn gemoedstoestand? Het scheelde dat ik met iemand een telefoongesprek voerde die mij als resource ziet. Dan hoef je je niet te excuseren. Na het voor beide weinig succesvolle gesprek besloot ik mijn vrolijke kant wat te motiveren door Nederlandstalige meezingers de ether van mijn appartement in te knallen. Tino Martin, André Hazes, Acda en de Munnik en de Toppers scandeerde ik vrolijk mee vanuit bad. De enige stress van deze grumpy maandag was verder het kiezen uit mijn collectie badeendjes. Maar zulke stress neem ik graag voor lief. Heerlijk. Geen stress.

Assumption is the mother of all fuckup…

Als wingman belandde ik op een verjaardag van een passionele onderneemster. Ze geeft bedrijfstrainingen, zolang het maar met plezier is. Ik kreeg een rondleiding in haar fantastisch mooie kantoor. Waarschijnlijk heeft ze zelf niet eens door hoe fantastisch haar kantoor is. Als ondernemer leef je in de toekomst. Het meesterlijke stukje tekst van Bilderdijk doet hier altijd recht. “In het verleden ligt het heden. In het nu wat worden zal.” Zeker op verjaardagen. Dan moet de vergankelijkheid getrotseerd worden door het vieren van het leven. Op het bankje voor het kantoor vierde ik het leven met de bovenbuurvrouw, die kwam aanfietsen. Ze werd geïntroduceerd als Schipper. Al snel werd duidelijk dat ik met een kunstenares van doen had. Als oude ziel voel ik me erg op me gemak bij mensen op leeftijd. Oppervlakkig was ons gesprek geenszins. Zinvol werd ons gesprek echter pas toen een jongedame zich wilde mengen in het gesprek.

Ondanks onze zeer gesloten lichaamshouding, arrogante bejegening en de buitengewoon onvriendelijk en zeer korte antwoorden van de kunstenares volhardde de jongedame. Haar licht hese stem verraadde dat we te maken hadden met een corpsmeisje. Toch wilde ik haar niet in dit studentikoze hokje plaatsen. Ze moest en zou het gesprek met ons aangaan. “Ik kom even tussen jullie in zitten met mijn dikke kont.” Je kunt jezelf hebben geanalyseerd. Je kunt jezelf hebben leren accepteren. Je kunt vrede hebben gesloten met het duiveltje op je schouder. Maar jezelf in alle facetten uitdragen. Dat is karakter. Twee levenskunstenaars werd de mond gesnoerd. Door de dikke kont. We werden getrakteerd op een levenscollege nederigheid. De dikke kont had twee jaar eerder gedwongen afscheid moeten nemen van naïviteit en onverschilligheid. Baarmoederhalskanker. Vrouwe Fortuna was haar echter gunstig gezind. Genezen. Vruchtbaarheid behouden. Haar prinsesje was hiervan het bewijs.

We waren inmiddels zo erg in ons gesprek opgegaan dat we de laatste shiners waren op dit verjaardagsfeestje. Het bankje was ons domein. Hangjeugd in de grachtengordel. De passionele onderneemster had ons nog geïnstrueerd terwijl ze wegfietste: “Neem ruim, maar sluit wel af, gooi de deur dicht als jullie weggaan.” Ik ben een gezegend mens dat ik het levenspad heb mogen kruisen met zoveel Sales Angels in mijn salesteam. Surrogaat zusjes. Hoewel ik het verstand aan mijn zijde had, wist ik dat ik de dikke kont, die naar Buitenveldert moest, nooit of te nimmer op andere gedachten zou kunnen worden gebracht. Ze wilde fietsen. Het is de Wet der Mooie Vrouwen. In de natuurkunde zul je deze niet tegenkomen, maar de relativiteitstheorie, zwaartekracht en zelfs de logica moeten hierin hun meerdere erkennen. Voor de vorm deed ik net of ik een Uber voor haar wilde bestellen. Ze keek me kort doch zeer streng aan. Ik glimlachte berustend in de Wet der Mooie Vrouwen. De kunstenares wilde geen thee met me drinken. “Ik ben geen oude vrijster.” Tevreden stak ik een sigaret op en nam een slok van mijn wijn. Tien minuten later arriveerde mijn Uber.

Dinner en blanc

“Pat, ik ga het niet meer redden om het voor -en nagerecht te regelen. Kun jij even naar een traiteur gaan? Oh, en regel even wat water. In glas. Geen plastic!” Ik had me deze middag al versleept aan vier flessen Chablis en een fles Champagne incluis drie zakken ijs. Het was al half vier en ik stond met gepaste tegenzin een witte broek te strijken toen ik deze orders ontving. Een witte broek die ik onderin mijn kast weggemoffeld met andere uit de mode geraakte attributen zoals Hawaii blousjes en een Australian trainingsjack. Een uur later moesten we verzamelen op de Europaboulevard. Uiteraard raakte ik niet in paniek. Met een glimlach op mijn toet liep ik naar mijn ijskast. Ik opende een fles Chablis en schonk mezelf een vrolijk glas in. Het was tijd voor een ontspannend doch vrolijk muziekje. “Spetter Pieter Pater” van Herman van Veen. Al strijkend liet ik Foodora de culinaire orders van Kolonel S. uitvoeren. “Geen stress,” is immers het devies van 2018. Dit credo impliceert te denken in oplossingen. Nooit in problemen.

Om kwart voor vijf stond ik met drie Albert Heijn tassen vol wijn en lekkernij bij Kolonel S. voor de deur. Ondanks dat ik outfit met complimenten had begroet, wist zij multitaskend de boodschappen in een rieten mand te verplaatsen en haar witte blouse te verruilen voor een ander wit blousje. Na het instemmend beantwoorden van haar naar bevestiging vragende monoloog over de betere match van dit bovenstuk met haar broek, konden we dan toch eindelijk vertrekken. Tijdens de Uber rit werd mij het concept van Diner en Blanc verder uitgelegd. Ieder koppel verzorgt naast het eten ook zijn eigen wijn. “Waarom heb je me dan vier flessen Chablis en een fles Champagne laten halen,” vroeg ik geacteerd verbaasd. “Ik had drie gezegd,” loog ze om haar doseringsprobleem op mij af te schuiven. Toen we later aan tafel onze discussie deelde, bleken we in bijzonder puik gezelschap te vertoeven. We waren niet de enige met een gulzig inschattingsvermogen. Ik voelde me meteen thuis op het Lange Voorhout in onze Hofstad.

Ik had nog niet eerder van Dinner en Blanc gehoord. Het concept is platgeslagen als volgt. We nemen 1800 levensgenieters die geblinddoekt tenminste een biefstuk van een tonijnsteak kunnen onderscheiden. Gezellig volk dat weet dat je goede wijnen altijd in evenzo goed gezelschap dient te drinken. De deelnemers vieren het leven. Men kiest vervolgens een geheime locatie en de 1800 mensen wordt verwacht om eigen tafels, stoelen, drie culinaire gangen, wijn, aankleding en goede zin mee te nemen. De dresscode is zomers wit chic. Enige afwijkende kleur is een bloem die je mag dragen. Bofte ik even dat ik voor de gelegenheid een wit pochetje uit mijn kast had getoverd in plaats van het doorgaans meer kleurrijke zakdoekje dat mijn colbertje siert.

Dinner en Blanc is een soort culinair ‘White Sensation’ voor babyboomers. In plaats van een Deejay wordt er een orkest ingehuurd dat de leipe hitjes van Shubert, Mozart en Vivaldi de gezellig culinaire ether inknalt. Om een traditie te laten voortleven is het echter belangrijk om de jeugd erin te betrekken. Teveel vergrijzing komt een event nooit ten goede. Een traditie sterft een eenzame treurige dood als ze niet wordt gedeeld met de volgende generatie. Derhalve waren wat leeftijdsgenoten gevraagd een halve bus met hun leeftijdsgenoten te vullen. Ook op klassieke hitjes kan er gedanst worden zo liet onze tafel blijken. Als het gezellig is mag er immers gedanst worden! De witte broek ligt niet meer weggestopt onder in mijn kast. Integendeel. Stralend en gestreken ligt ze te wachten op volgend jaar. Op naar een volle bus leeftijdsgenoten volgend jaar!

Het complexe brein van het millennial meisje

Als je niet nachten wakker hebt gelegen van de Plaaggeest en je weet niet wie Robin is. Wanneer je niet weet wat de term ‘buut vrij’ inhoudt en er geen glimlach op je giecheltje verschijnt bij het horen van het intro van Alfred Jodocus Kwak. Als je Dum Dummies associeert met een Aziatisch voorgerecht in plaats van met Fruittella. Dan ben je waarschijnlijk geboren na de jaren tachtig. Dan ben je zelfs niet door de Ooievaar gebracht. Nee, dan ben je ontstaan na seks tussen je ouders. ‘Gatver!’ Ik heb medelijden met je. Je hebt namelijk niet geknikkerd met Flippo’s en je weet niet de toverfluiten in Super Mario 3 te vinden. Je bent hoogstwaarschijnlijk een millennial.

Toch blijft deze veelbesproken generatie me fascineren. Afgelopen vrijdag had ik het genoegen om de emotionele degens met twee vertegenwoordigers van deze generatie te mogen kruisen. Ik was fijn aan het samenzijn aan de bar van mijn stamkroeg toen een Sales Angel me een berichtje stuurde via Insta. Zo korten ze hun favoriete medium Instagram af. Ze had wat emotionele bijstand nodig. Ze had haar scharrel gedumpt. “Ik moest het wel uitmaken.” Het stond er echt. Ik las haar bericht wel drie keer. Poetste nog een keer mijn bril. Ik had het goed gelezen. Verwonderlijk bestelde ik alvast een fles Chardonnay voor haar. Ik ben me ervan bewust dat wijn geen oplossing biedt voor ‘liefdesverdriet’, maar volgens mij doet melk dat ook niet. Bovendien wilde ik geen argwaan wekken aangaande mijn eigen geestelijke toestand bij barman en stamgasten door op vrijdagavond een glas melk te bestellen.

De breuk viel haar zwaar. Het is dan ook geen emotionele kattenpis om zo een diepe relatie met iemand plotsklaps op een vrijdagavond na het eten te beëindigen. Ik zou het stoppen van een kortstondige uitwisseling van lichaamssappen eerder omschrijven als afwijzen of het zeggen van vaarwel, maar ik moet deze ongeduldige diva in spé nageven: dumpen of uitmaken voorziet het wel van een meer dramatisch cachet. Over het waarom ze dit dan niet deelde op haar Insta tast ik nog steeds in het sociale duister. Na twee knuffels en drie glazen wijn, was ze er volgens eigen zeggen wel weer overheen Hij had gevoelens gekregen. Zij niet. Ik gaf haar een schouderklopje. ‘Eerlijkheid duurt het langst,’ gaf ik haar mee op een didactisch verantwoorde toon die niet onder zou hebben gedaan voor een clichématig relaas van niemand minder dan Dr. Phil. Een belerend vingertje incluis. Dit zou echter niet de enige inkijk in het complexe brein van een millennial meisje zijn deze avond. Het werd nog gekker.

Aan de bar van de Pianobar raakte ik aan de praat met de vriendin van een vriend. Over hoe zwaar het solliciteren haar niet viel. Was lastig om voet aan de grond te krijgen. Brieven sturen, profielschetsen op human resource niveau spitsvondig op papier zetten, afwijzingen, niet uitgenodigd worden, curriculum vitae boetseren naar de functie. Niets dan ellende had ze op het sollicitatiepad gevonden. “Hoe lang ben je nu bezig dan?,” vroeg ik oprecht geïnteresseerd. Toen ze me antwoordde dat dit twee dagen betrof, stikte ik bijna van het nipje jenever dat ik gulzig tot me nam opdat dit kopstootje op de juiste wijze werd genuttigd. Ik ben blij opgegroeid te zijn met het doorzettingsvermogen van Pipi Langkous en de levenswijsheid van Bassie & Adriaan. Nachtmerries over de Plaaggeest hebben me weerbaar gemaakt zo weet ik nu.

De eerste keer…..

Een kleine vier maanden voor mijn vijfendertigste verjaardag was het dan eindelijk zo ver. Mijn eerste rijles. Normale mensen plannen dit zo rond hun achttiende. Ik niet. Mijn vader was erg in zijn sas toen hij mij een contract dat ik had getekend in groep zes onder mijn puberale snufferd schoof. Daarin verklaarde ik geen rijbewijs betaald te krijgen als ik zou roken voor mijn achttiende. Hoe dan? Duur pakje Lucky Strike achteraf gezien, maar gelukkig geef ik niets om auto’s behalve dat ik ze zie als vervoermiddel. Bovendien kreeg ik als student een OV jaarkaart dat me door heel Nederlanden en net over de grens in België bracht. Tegen het einde van de maand zette ik steevast de verdubbel truc in. Mijn bankrekening verkeerde dan doorgaans in liquide nood. Het Europese bankensysteem kende toen nog een vertraging van minimaal vierentwintig uur waardoor ik terug in Nederland nog een keer mijn rekening kon leeg pinnen. De verdubbelaer! Pannetje ‘kneiter pasta’ van tien euro op het fornuis en ik had eten voor een hele week, zodat ik de rest van de week door de ‘verdubbelaer’ Prins Pils kon spelen op de sociëteit en in Café Bolle . Maar dit terzijde. Ik dwaal wat af. Igor haalde me thuis op voor mijn eerste proefles.

Ik had eigenlijk verwacht dat Igor ons naar een afgelegen parkeerplaats zou rijden, maar wat schetste daarentegen mijn verbazing? Ik mocht meteen rijden. ‘Oh fuck!’ Nadat ik had geverifieerd of Igor een doodswens had (dit was niet zo) en ik hem ervan had verwittigd dat menig Uber chauffeur het verdomde lastig vindt om überhaupt mijn straat uit te rijden, startte ik met lichte tegenzin de auto. Er is voor alles een eerste keer. Vaak is dat echter geen al te beste ervaring. Bij het denken aan mijn ontmaagding voel ik namelijk nog steeds het strandzand van Calella tussen mijn bilnaad. Als ik denk aan mijn eerste skiles zie ik meteen die grote boom. Het is immers onmogelijk een pizzapunt te maken met mijn x-beentjes. Dit gegeven in combinatie met mijn corpulentie zorgde in ieder geval wel voor voldoende snelheid bij mijn eerste afdeling. De boom knuffelen was de enige optie om af te remmen. Als ik me mijn eerste wedstrijd als keeper voor de geest haal dan staat het schaamrood me meteen weer op de kaken. Dit was niet bepaald een succesvol debuut. Integendeel. We verloren met 21-1 van een naburig meisjesteam. Sta je dan. Met je katachtige reflex. De eerste keer op skeelers was meteen mijn laatste keer door een gebroken pols. Over mijn eerste dronkenschap ga ik niet eens uitweiden. Te gênant en ik wil niet geconfronteerd worden met de penetrant ranzige geur van kots dat het onvermijdelijke gevolg was van die verfoeilijke mix van Pisang Ambon, Kleine Feigling, Canei ‘wijn’ en namaak Passoa. ‘Bah Bah!’

Nu moet ik zeggen dat het autorijden eigenlijk best aardig ging. Al moet ik omdat de eerlijkheid me dat opdraagt wel opmerken dat alleen sturen en het gaspedaal gebruiken niet heel veel verschilt van de botsauto’s op de kermis. Igor bediende de rem, de koppeling en schakelde. Ook keek hij wat beter in de spiegels dan ik, zodat we geen fietsers of voetgangers op de motorkap zouden krijgen tijdens de proefles. Ik bleek gelukkig niet over het ‘verkeerlijk’ inzicht van een blinde ‘klaar over moeder’ te beschikken, zoals menig vriend me op voorhand vals wist te voorspellen. Ook had ik niet het ‘talent’ van mijn broertje. Bij zijn rijlessen gingen er op een gegeven moment zelfs ambulancebroeders-in-opleiding mee, omdat hij volgens zijn instructeur zo onverwacht kon reageren op verkeerssituaties. ‘Ging best aardig,’ zei Igor. ‘Voor een eerste keer dan,’ zo voegde hij er quasi didactisch verantwoord aan toe. Dit smaakt naar meer. Komende twee maanden ga ik dan ook maar eens vol plannen met rijlessen.

Vooroordelen

Het is half 1 en ik bestel een Uber. Toch iets teveel La Chouffe gedronken waardoor ik een taxiritje verkies boven een late avondwandeling. Dat doet Kabouterbier met een mens. Mohammed zou er binnen 5 minuten zijn. In een Ford Focus. Ik stapte in en ik werd vriendelijk verwelkomd. We raakten aan de praat. “Waar kom je oorspronkelijk vandaan,”…. ‘Somalië,’ antwoordde ik alsof ik een retorische vraag had gesteld, hetgeen een slechte eigenschap van me is als ik meer dan vier La Chouffe heb gedronken. Hij antwoordde bevestigend. Dus jij bent gekomen naar aanleiding van de burgeroorlog in de jaren ‘90? Somililand werd uitgeroepen in het noorden toch? Dus jij woonde in het Zuiden? Verbijsterd keek Mohammed me aan.

Mohammed was verbaasd dat ik de politieke situatie wist te duiden in Somalië van de jaren ‘90. Zo zie je maar weer. Ik was niet de enige met een vooroordeel. Mohammed dacht waarschijnlijk de zoveelste Amsterdamse snob, wars van historische kennis en nuance, in zijn bubbel te moeten vervoeren. Ik daarentegen dacht opgehaald te worden door een domme allochtoon, die niet veel meer vaardigheden bezat dan het bezorgen van pizza’s of het rondrijden in een Toyota Uber Prius. Vooroordelen zijn diep en zijn hardnekkig. Ze zijn emotioneel, dus zijn ook niet met ratio te verklaren. Jammer genoeg.

Mohammed is in het dagelijks leven een vrachtwagenchauffeur en hij deed Uber er twee dagen per week bij. We raakten aan de praat. Ik vroeg hem of zijn vijftienjarige dochter al slimmer was dan hij en Mohammed moest lachen. Dat denkt ze wel, maar voorlopig heb ik nog steeds een master in Public Administration. “In Somalië?”, lachte ik. Dan is het misschien beter dat je hier je leven bent gaan opbouwen. Mohammed had aardig wat meegemaakt in Somalië. Zijn vader was een gedeserteerde officier geweest in het Volksleger en derhalve was een groot gedeelte van zijn familie afgeslacht. Bruut vermoord. Vrouwen, kinderen, bejaarden. Er werd geen onderscheid gemaakt. Mohammed had na zijn vrouw in veiligheid te hebben gebracht de gok gewaagd te vluchten. Via de VN vredesmacht was hij richting Nederland vertrokken.

Mohammed heeft nog steeds een heel mooi huis aan het strand daar, waar zijn vrouw het liefste naar terug gaat, maar Mohammed ziet het meer als een vakantiehuisje. Niet slecht voor een vrachtwagenchauffeur. Zijn leven is hier. Bovendien hebben ze daar geen Schuddebuikjes, Satékroketten of Calvé Pindakaas. Zwarte Piet vond hij trouwens niet racistisch. Hij is dol op pepernoten en chocoladeletters. De Ford Focus stond inmiddels al vijftien minuten voor mijn huis. Twee Nederlanders in een Ford Focus. Ik vroeg hem als een soort slaapmutsje naar het Koningshuis. “King Willy is the chief”. Over inburgering gesproken. Ik gaf hem een boks, wenste hem veel succes met het slimmer blijven dan zijn puberende dochters en liep met een glimlach op mijn gezicht richting mijn voordeur. Draaide me nog een keer om en zei vriendelijk:

“Salam alaikum, ga weg en bekijkum!”

Mohammed lachte en reed richting de volgende Amsterdamse snob die rondgereden moest worden in zijn bubbel. (Uiteraard niet zonder mij gedag te toeteren)

Watergeuzen en oranjetompoucen

Vroeger, toen je sms’jes nog per post verstuurde, keek ik erg uit naar Koninginnendag. Op mijn basisschool, de Wilhelmina, hoefden we dan namelijk een keer niet het indoctrinerende en bovendien zeer geschikt om in canon te zingen en daardoor zeer aanstekelijke ‘danku voor deze nieuwe morgen’ ten gehore te brengen, maar klonk het Wilhelmus door de protestante gangen van het schoolgebouw. Leve de Koningin! Hoera! Hoera! Hoera! Daar is mijn liefde voor het Koningshuis ontstaan en dat verklaart wellicht waarom ik nu tot over mijn oren verliefd ben op Maxima, al  speelt haar Argentijnse achterwerk daar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ook niet bepaald een bijrol in. Na het zingen van het Wilhelmus mocht onze klas alle troep die van zolders was gehaald op een kleed op het schoolplein stallen. Op het schoolplein verschenen er ineens busjes vol Turken, die er uiteindelijk voor een dubbeltje vandoor gingen met je oude cassetterecorder.

Alle kinderen waren verkleed. Ik was verkleed als Lancelot van Brederode. Een Watergeus. Voor wie niet weet wie de Watergeuzen zijn: ga je met aan lichtsnelheid grenzende rapheid het nationalistische graf in schamen! Jan Klaassen was trompetter in hetzelfde leger van de Prins, dat van Alkmaar naar Den Briel marcheerde! De Watergeuzen speelden een doorslaggevende rol tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het ligt eraan hoe je het bekijkt, want de Spaanse Koning, die de CEO van onder andere de Lage Landen was, zal ze hebben gezien als terroristen, terwijl zijn tegenstanders, de protestante Noordelijke Nederlanders zichzelf zagen als vrijheidsstrijders. Winnaars mogen de geschiedenis schrijven, dus de Watergeuzen zijn onze nationale helden en staan op gelijke voet met Prins Bernhard, B100, Cruijff, Ramses Shaffy, Stanley Menzo, Stadhouder Willem III en Alfred Jodokus Kwak.

Tegenwoordig zie ik Koninginnendag wat anders dan in Geuzenpak rommel slijten aan Turkse Nederlanders. Koninginnendag is de achteraf toch altijd weer tegenvallende dag waarop je je kater wegdrinkt van Koninginnennacht. De puberale houding van ‘ik verwacht er maar niets van, dan kan het nooit tegenvallen’ is op zijn plaats met Queensday. Ik denk dat mijn liefde voor de verjaardag van Bea tijdens de middelbare school wat is afgezwakt. Het is dan ook niet fijn om met het alcoholzweet op je voorhoofd honderden oranje tompoucen te moeten scheppen. Service met een gemaakte glimlach! Ook voor de vliegensvlugge tompoucenschepper die ik was, was deze dag geenszins een pretje. Zeker niet met de gedachte dat al je vrienden en vriendinnen zich op dat moment te goed doen aan allerhande alcoholische versnaperingen in een ambiance van oranje TMF gekte op het Museumplein. Een plein waar ik vandaag de dag nog niet dood gevonden zou willen worden op Koninginnendag, maar toen dacht ik daar heel anders over.  Dit jaar ga ik Queensday in het Tilburgse vieren. Uiteraard leg ik vantevoren wel een kleine bodem met een oranje tompouce van de HEMA!