Vind je het leuk autorijden?

‘Man man man,’ mompelde ik hardop toen ik schadeloos de parkeergarage bij de RAI verliet in het donker en in de regen. Dit was een ‘different kind of cookie!’ De verkeerssituatie rond Amsterdam is een stuk uitdagender dan mijn lesgebied in het pittoreske Tiel. Sowieso had ik weinig ervaring met rijden in het donker. Het leek me echter geen reden tot paniek. Een voorbij razende tram na een groen stoplicht. Fietsers met een doodwens. Stoïcijnse bakfietsmoeders. Taxichauffeurs die zonder richting ineens voor je van baan wisselen. Nu snapte ik weer waarom ik in deze ‘poel des verkeersderfs’ twee keer gezakt was, maar ik had het dit keer goed in de smiezen.

‘Focus.’
‘Binnen.’
‘ Buiten.’
‘Dode hoek.’
‘Kijken. Plannetjes maken.’

Mijn rijinstructeur zat nu weliswaar niet naast me, maar ik had me zijn verkeersmantra’s zeer goed eigen gemaakt
‘Tering hangtiet,’ wat regende het hard. En hoe kreeg ik die verrekte achterruit wisser aan? Ik zag geen fuck. En waarom moest ik van de navigatie de borden A1 Hengelo volgen? Lag Overberg niet onder Utrecht? ‘A1, A1? ‘Sap-the-fucking-aardworte!’ Moest ik niet de A2 hebben?’ Op de radio kwam mij ter ore dat Acda en de Munnik weer gingen optreden. Dat stemde me vrolijk. Helemaal toen ‘Lopen tot de zon op komt’ werd gedraaid. Ik zong uit volle borst mee. Dit ritje kwam helemaal goed. En ik ging helemaal niet lopen tot de zon op kwam, maar rijdend dit varkentje wassen. En als het even meezat niet tot de zon op kwam.

Bijna vatte het weinig lumineuze idee post om rustig rechts te blijven rijden, maar dat ging ik niet doen. Het was immers geen zondag.  Bovendien was mijn eerste ritje van Raamdonksveer naar Amsterdam ook behoorlijk goed gegaan. Ik had bij het tankstation weliswaar met mijn spiegel de benzineslangen geraakt, maar een kleinigheidje houd je toch. Op de A2 was het best een saaie bedoeling en koste het mij de nodige moeite mijn zware rechtervoet in bedwang te houden.

‘Binnen, buiten, dode hoek. En rustig inhalen maar.’
Voorbij Amersfoort werd ik toch nog even als zondagsrijder getypeerd. Er stond toch echt 90 op de borden in verband met werkzaamheden toen ik op de linkerbaan door een haastige Mercedes naar rechts werd geseind.
‘Rustig appelmoes,’ zei ik tegen hem terwijl ik onder protest toch maar naar rechts ging.
Veilig parkeerde ik de auto in Overberg. Ik moest even denken aan de examinator tijdens de eerste keer afrijden in Amsterdam. Daar had ik geen klik mee.
‘Vind je het leuk, autorijden,’ had hij gevraagd om de ijzige stilte te doorbreken. Ik had hem bijdehand van repliek gediend.
‘Ja dat is een enorme passie van me. Daarom ga ik op mijn zevenendertigste mijn rijbewijs halen.’
Nu op mijn negenendertigste kan ik hem zonder cynisch ondertoontje wel een eerlijk antwoord verschaffen.
“Ja, ik vind het best leuk autorijden.”

 

Poef! De examinator trapte op de rem

“Patrick, dan gaan we hier rechts het terrein af.” Enigszins zenuwachtig, maar vol goede moed reed ik naar de uitgang van het parkeerterrein van het CBR. Vastberaden kijk ik overdreven in mijn spiegels alvorens ik de auto de weg op manoeuvreerde. “We gaan bij de stoplichten linksaf.” Makkelijke opgave zo leek. Het is dan geen goede binnenkomer als je vervolgens vrolijk rechtdoor rijdt. ‘Dom hoor.’ Ik kwam ook nog eens op de linkerbaan van een 70 km weg terecht. ‘Tsja dan trap je het gas maar in om de auto rechts van je in te halen.’ Op zich was er nog geen man over boord, maar echt goede sier maak je er natuurlijk niet mee. Niet op een rij examen in ieder geval. ‘Godmagende, dat begon lekker! ‘ Het lood zakte me in de schoenen. En dat terwijl ik volgens mijn rij instructeur al een zware rechter voet heb. 

Er volgde een rondje binnen de bebouwde kom. “Vind je het leuk, autorijden?” ‘Serieus? Van alle vragen om een gesprek te starten, vroeg hij dit? Dan kon hij het krijgen ook.  ‘Ik heb een enorme passie voor autorijden. Daarom ben ik pas op mijn zevenendertigste begonnen aan mijn rijbewijs.’ Cynisme, een mondkapje en een examinator. Slechte combinatie. Een ijzige stilte viel ons ten deel in de auto toen we bij een zeer vervelende rotonde aankwamen. Tussen onze auto en die voor ons was een zebrapad, dus daar stopte ik braaf voor. Je mag immers niet hinderen, zo had ik uit de lessen opgestoken. Ik kreeg weer wat meer zelfvertrouwen. 

Het gemeentebusje voor ons was aan het treuzelen en had hem mijns inziens al lang de rotonde op kunnen rammen. ‘Kutambtenaar,’ mompelde ik. Op dat moment besefte ik me even niet dat het CBR ook een soort van publieke instelling is. ‘Dom hoor.’  Het busje reed inmiddels de rotonde op. Ik was blij dat ik de voetganger van links zag. ‘Rustig wachten was nu het devies’’ Er kwamen geen auto’s aan. Mijn rechter voet werd al wat opgewonden. Fatima was inmiddels overgestoken Mijn rechter voet hield het niet meer. Nog steeds geen auto’s. ‘Ahaa! We kunnen! ‘Ik zeg gas op die lollie!’ “Poef!” Van links naderde met behoorlijke snelheid een scooter. De examinator trapte op de rem. 

 

Aapconversaties tijdens Corona huisarrest

Slaperig strompel ik mijn woonkamer in. Het is negen uur. Het voelt alsof ik me heb verslapen, maar waarvoor weet ik ook niet precies. Nog voordat ik mijn hond uit zijn bench bevrijd en van ontbijtbrokken voorzie, begroet ik hartelijk mijn decoratieve apen Willy en Rico. De opgezette vos die trouw mijn drankkast bewaakt krijgt een enthousiasmerende aai over zijn bolletje. “Goedemorgen Vossie, lekker geslapen?” Ik weet echt wel dat dit een beetje ‘koek koek’ is, maar in deze vreemde dagen van Corona huisarrest komen de muren toch een beetje op je af. En de eerlijk gebiedt me ook te zeggen: ik kom er nu mooi mee weg!  “Goedemorgen Rico. Goedemorgen Willy. Wat een heerlijk weertje hé jongens?” vraag ik hen terwijl ik een boterham met pindakaas smeer. “ De gesprekken zijn nu nog te typeren als eenrichtingsverkeer, maar ik sluit totaal niet uit dat hier verandering in gaat komen. Op korte termijn  welteverstaan. Ik houd er namelijk met aan zekerheid grenzende humoristische waarschijnlijkheid rekening mee dat de aapconversties intensiever zullen worden en deze, hetzij primitieve gesprekken, van een meer interactioneel cachet zullen worden voorzien.”Oftewel: “Koek Koek!”

Mijn huis is nog nooit zo opgeruimd en schoon geweest. Mijn kledingkast is niet langer een ontplofte inzamelingsactie, maar een georganiseerd strak ingedeeld staaltje kledingkunst! Acute ‘ocd.’  De muffe lucht van te lang gedragen shiny sokken is succesvol geattaqueerd door Robijntje. Ik vond  hem altijd een kutbeertje, maar nu ik tien van die wasverzachter flessen bij de Appie heb gehamsterd, zat er niets anders op dan mijn mening te herzien. Kutbeertje! Na elf jaar stof te hebben gehapt, is mijn strijkijzer in ere hersteld. Wie had dat gedacht? Mijn voorraadkast puilt fucking uit. Ik heb meer appelmoes dan een Van der Valk Restaurant. Dorperwten- en pastatechnisch gezien voorkom ik meerdere hongerwinters op de hele Rozengracht en er is een hoeveelheid toiletpapier waarmee ik alle Nederlandse kleuters een jaar lang Papier-maché orang oetan’s kan laten maken. Ik heb zelfs witte bonen in tomatensaus in mijn voorraadkast staan. Man, man, man.

Zo wilde ik nog even door gaan met klagen. Maar nog voordat ik een relaas kon afsteken over het missen van etablissementen met een tapvergunning in mijn wekelijkse stukje ontspanning werd ik afgekapt. “Ik ben echt moe Pat, dus ik ga slapen.” Dat kon ik me meer dan goed voorstellen . Er lagen namelijk meerdere ernstig zieke Corona patiënten op haar afdeling en die verpleegde ze van maandag tot en met zaterdag meer dan 8 uur per dag in zo’n beschermend pak. Ik werd er een beetje stil van.  Ik wenste haar welterusten en beduusd met het lichte schaamrood op de kaken hing ik op. “Dan valt het bij ons meer dan mee hè jongens? Warmpjes en overvoed in onze gouden kooi.” Vossie, Willy, Rico en Guus zwegen als het graf. Nog wel dacht ik. Nog wel…

 

 

Poepzakjes openen geen deuren….

Het is even over zessen in de vroege ochtend als ik wakker word van lief gepiep en zacht geblaf vanuit de bench die sinds een klein weekje mijn slaapkamer siert. Met twee pups onder mijn arm loop ik met mijn slaperige hoofd de trap naar buiten af. Op dat moment weet ik nog niet dat ik in alle puppy consternatie zowel mijn telefoon als huissleutel op mijn bed heb laten liggen. Ik had wel poepzakjes en voldoende beloningssnoepjes in mijn zak zitten. Als een ijverig jostiband lid dat in extase verkeerd na het slaan van de trom, beloonde ik zowel Guus als Louis met een hondensnoepje voor het doen van hun kakje in het gras. Het begon te regenen. Ik besloot onze wandeling af te breken en huiswaarts te keren voor een gezamenlijk ontbijtje.

Bij mijn voordeur aangekomen, realiseerde ik me dat de huissleutel niet in mijn zak zat. Wel poepzakjes. Maar daar open je niet echt deuren mee. Kutzooi! Sta je dan met je poepzakjes en twee rillende puppy’s in je armen. Dit alles is natuurlijk geenszins te typeren zijnde slim. Ik had er slechts drie woorden voor. ‘Man, man, man.’ Nah, eigenlijk twee: ‘Dom hoor!’ Of eigenlijk gewoon één. ‘Godmagende!;’ Gelukkig beschik ik over een gezonde dosis boerenverstand. Om over mijn oplossingsgerichte denkvermogen maar helemaal te zwijgen. Wat doe je namelijk in zo een situatie? Juist! Op naar de brandweer. Beter goede buren dan verre vrienden, zo luidt het credo nietwaar?

Met de twee rillende hummeltjes onder mijn arm belde ik aan bij de Brandweer. “Goedemorgen, de buurman hier met twee pups, ik heb mijzelf buitengesloten.” Na een hoop “oooh’s” en “aaah’s” werd mij een bakje koffie aangeboden. Na het wisselen van de shift zouden ze proberen om mijn voordeur open te krijgen. De hummeltjes rilden niet meer, maar lagen braaf te chillen tegen mijn borst. Na de koffie werden we door twee brandweermannen vergezeld naar mijn voordeur. “Anti inbraak strip…,” concludeerde er een van hen. Hij probeerde daarna tevergeefs met een stuk ijzerdraad de deur via de binnenkant te openen. Ook hierin weinig succes. Uiteindelijk klommen deze twee helden aan de achterkant over mijn balkon om met een koevoet zonder al te veel schade binnen te geraken.  Helden!

Robert ten Brink: een wingman van likmevestje!

Het was tijd voor een biertje vrijdag. Na een week van noeste arbeid en het verwelkomen van veel nieuwe klantjes mocht de werkweek op gepaste wijze worden afgesloten. Daar leent zich het drinken van een koud biertje meer dan uitstekend voor. We begonnen met een rondje varen op de mooie boot van een collega. De zon deed een fijne duit in het spreekwoordijkje zakje. Bij het passeren van de ambtswoning van onze incompetente burgermoeder kon ik niet anders dan recalcitrant een koud blikje Heineken ad fundum naar binnen werken. De gedachte aan Halseme maakte naast een belerend opgeheven vingertje je reinste afgunst in mij los. Bah bah! Na het boottochtje werd het tijd om onze nieuwe lead gen stagiaire te introduceren met het begrip Kabouterbiertje aan de toog van mijn stamcafé Myrabelle. Daar waar ik er al vrij zeker van was dat onze noviet de trein naar huis niet zou gaan halen deze avond, zo wist hij ons met zijn puppy ogen te verwittigen van zijn voornemen om toch snel thuis te geraken. Ik had er slechts twee woorden voor. ‘Dom hoor!’

Omdat we het mooie principe van ‘eating is cheating’ samen met onze wilde haren reeds achter ons hebben gelaten, werd besloten het feestgedruis voort te zetten in een etablissement alwaar er ook een vorkje geprikt kon worden. Het nieuwe restaurant Sjefietshe in de Pijp. Een aanrader! Al was het maar om de voortreffelijke Riesling op de kaart, die ook door onze noviet gretig soldaat werd gemaakt. Nog steeds hield hij dapper (lees: naïef) vast aan zijn voornemen snel thuis te geraken. Het was pas in de Pianobar dat hij zich realiseerde dat het beter was deze naïeve gedachte voort te laten kabbelen in de flow van de avond.  Zoals altijd bood ik de noviet in kwestie een slaapplek aan op mijn bank aan.

Ondertussen had het alcohol promillage een ietwat bedenkelijk niveau bereikt. Het niveau waarop vrienden met een relatie menen de Robert ten Brink te moeten uithangen bij hun vrijgezelle vrienden. Zo kon het gebeuren dat ik werd voorgesteld aan een schaars geklede dame van Russische origine. Hoe troebel moeten je zintuigen zijn geweest om niet tot de conclusie te komen dat dit een dame van lichte zeden was? Tering zeg! Nu ben ik een open mind mens, doch wilde ik onze noviet niet al te choqueren. In het kader van professionaliteit liet ik deze dame dan ook, na twee niet laffe cocktails en een monoloog mijnerzijds aangaande de Russische politieke situatie, met rust. Professionaliteit meets professionaliteit, want de dame in kwestie had de vier *Gèèn Tonic toch echt op professionele wijze op mijn rekening weten te krijgen. Hoefde ik niets voor te doen. Nastrovja! Veertig euro lichter!

Robert ten Brink had inmiddels het initiatief genomen om ‘ for old times sake’ een borreltje te gaan drinken in de Players. Altijd gezellig en ondanks dat het niet meer zo druk is als vroeger tijden, kun je er nog steeds een prima dansje wagen. Bovendien ben ik stiekem een beetje verliefd op de bardame aldaar. Bij haar bestelde ik dan ook opgewekt een espresso martini, maar dan met Jenever in plaats van Martini, welke was bedoeld zijnde slaapmutsje. Ik was met de dame in kwestie aan het keuvelen over een snel te organiseren dinertje voor twee. Robert ten Brink zou zijn naam als matchmaker maar laffe eer aan hebben gedaan als hij op dat moment niet de zojuist bestelde Espresso Jenever op geheel eigen wijze op mijn witte overhemd zou doen laten belanden. Dus eerst werd ik door hem aan een Russische hoer gekoppeld en nu dit? Lekker bezig Robert. Lekker bezig.  Ik kon het slechts duiden in drie woorden“Man, man, man.” Of zoals men dit in het Spaans duidt: “Hombre, Hombre, Hombre.” Gelukkig wilde de bardame nog wel met me uit eten. Robert laten we donderdag lekker thuis.

*Brabants voor Gin Tonic

Stook dat hellevuur maar lekker op Satan!

Dat de huizenmarkt in grote steden en dan met name in onze hoofdstad ietwat debiele vormen aan begint te nemen heeft weinig eufemistische nieuwswaarde. Voor onze startup zijn we druk op zoek naar kantoorruimte in het centrum van Amsterdam. Zo was ik afgelopen woensdag op visite bij een shared office space aan het Raamplein. Moet gezegd worden. Fraai pandje. Mooi geveltje.  Van binnen ook alles puik in orde. Ook de ruimtes die ons werden getoond strak afgewerkt. Zo op het oog niets mis mee. Met degene die ons rondleidde kan ik alleen maar groot medelijden hebben. Voor woekeraars, patjakkers, oplichters en uitzuigers is er namelijk een heel speciaal plekje in het hiernamaals gereserveerd. Ik geloof geenszins in de dualistische kletskoek van monotheïstische godsdiensten, maar voor dit soort schorriemorrie en duivelsgebroed maak ik graag een uitzondering. Stook dat hellevuur maar lekker op Satan!

Zonder blikken of blozen vertelde de sales ‘onprofessional’ dat de ruimte van nog geen 45m2 waar we in stonden om en nabij de vijfduizend per maand zou moeten gaan kosten. Voor zeven werkplekken is dat een geenszins misselijk bedrag. Maar wat schetste mijn verbazing? Deze rare snaak ambieerde klaarblijkelijk een nog warmer plekje in de hel.  Met een titanium staal gezicht kreeg hij het uit zijn bedrieglijke giecheltje dat er zeventig euro per persoon per maand bij zou komen voor internet en koffie. Wablief? Zeventig euro? Je bent niet goed bij je paasei, joh! Pretty primaire kantoorbehoeften me dunkt! De privé martelkamer van Hitler en Stalin, als je de hellepoort passeert tweede rechts na shotjesbar Chupitos,  krijgt er binnenkort gezelschap bij.  Toen mijn compagnon aangaf dat we die prijzen wat aan de hoge kant vonden, weerlegde deze reïncarnatie van Faust dit met het verbale pareltje: “Tsja, Amsterdam centrum, hé!” Ik was met stomheid geslagen en kon slechts zwijgen. Zelden zag ik het salesvak met zo schandalig weinig Begeisterung uitgevoerd worden. Als ik het in graden zou moeten uitdrukken dan was hier sprake van een Kelvinistisch dieptepunt. Meneer Celsius en mevrouw Fahrenheit zouden hier hun wintermuts heel, heel, heel diep voor hebben afgenomen.

Vijfenzestigduizend euro voor zeven werkplekken op jaarbasis. ‘We are not Mad Henkie!’  Koek koek! Weet je hoeveel fucking koffie je daarvoor kunt drinken? Ik durf te wedden dat we voor dat bedrag een eigen koffieplantage in Ecuador kunnen kopen. Binsbanki Holding Koffie Ventures. Ik zie het al voor me. Kijk, alles is relatief. Ik heb gekkere bedragen dan zeventig euro uitgegeven aan idem dito gekkigheid, maar qua koffie viert de kruideniersmentaliteit binnen ons bedrijf hoogtij! En terecht. Don’t fuck with mijn bakje pleur. Totally flabbergasted  en van mijn a propos gaf het Satanskind alsof de duivel ermee speelde een laatste toegift. Mochten we een meeting ruimte willen huren dan was dat een extra vijftien euro per persoon. Niet voor de duur van de meeting. Neen. Per uur natuurlijk. Maar dat is logisch. Ik dank god op mijn blote knietjes dat we nog geen marketeers op de loonlijst hebben staan, want dan zouden we het tonnetje wel aantikken bij dit kantoor. Stook dat hellevuur maar lekker op Satan! Somebody is knocking on your door binnen hopelijk afzienbare tijd. 

The chase is better than the catch

Vliegtuigspotters, vogelspotters, postzegelverzamelaars, smurfofielen en Larpers. Dit soort figuren dienen met gepaste afgunst tegen het sociale licht te worden gehouden, maar mijn gevoelens jegens hen is ambivalent. Ondanks mijn afgunst benijd ik ze. Begrijp me niet verkeerd. Ik zie mijzelf niet een heel weekend naar grutto’s turen. Mooi werkwoord trouwens turen, zeker als je dit samen met de grutto in een zin gebruikt, maar dit terzijde. Ik zie mijzelf ook niet verkleed als Gandalf in het Amsterdamse bos voetgangers de toegang tot het bospad ontzeggen terwijl ik “you shall not pass” naar ze schreeuw als ik helemaal lekker in mijn rol uit de bosjes spring. ‘Koek koek!’ Ik heb niets met postzegels en nog minder met smurfen. Ik mag graag een episteltje schrijven op zijn tijd, maar schrijven is maar een eenzame hobby. Kijkend naar mijn sociale omgeving worden behalve het drinken van drankjes, een sporadisch koffietje, een lunch hier of daar en lekker uit eten gaan weinig andere activiteiten in groepsverband ontplooit.

We hebben het weleens geprobeerd hoor, maar een potje tennis mondde uiteindelijk uit in een gênant bitterballen gevecht in de kantine. Tijdens het discobowlen volgde een pijnlijke diskwalificatie en drankstop en onze nautische avonturen zijn metaforisch het beste te duiden met een zinkend schip. Voor het bootje dat we gezamenlijk kochten was dit overigens letterlijk het geval. Beschonken varen. Dom hoor. Die rondvaartboten geven je echt geen voorrang zo bleek eens te meer. En als de herfst haar intrede doet, dan is het handig om je boot zo nu en dan te hozen. Een werkwoord dat in mijn woordenboek in ieder geval niet voorkwam en ook in dat van de mede eigenaren een vreemde vocabulaire eend in de bijt was. Poef! En ons bootje was weg. Ze ligt nog steeds op de bodem van de gracht.

Ik laat mij niet gek maken! Ik moet en zal een hobby vinden die ik zonder schaamte gezamenlijk kan ontplooien. Er moet toch iets zijn. Daarom start ik een queeste. Een zoektocht met de q. Zoals de grootste Duitse poeet van deze tijd , Scooter, treffend samenvatte in zijn muzikale pareltje How Much is the Fish: : ‘the chase is better than the catch.’ In mijn driftige queeste naar een hobby stuitte ik op de grootste hobbybeurs van Nederland die ook nog eens de 11e van de 11e wordt gehouden. Dat kan geen toeval zijn. Mocht je deelgenoot willen worden van deze fraaie queeste, schroom dan niet mij te contacteren! Leeuwarden here we come!

 

Stinky shiny sokken

Bij het wakker worden staarde ik fijn naar mijn plafond. Dit genoegen liet mij overigens geheel onverschillig. Ik heb geen mening over mijn plafond. Iemand met een meer materialistische kijk op de zaken zou kunnen stellen dat het wel een likje verf kan gebruiken. De luiheid gebiedt me te zeggen: gaat niet gebeuren. Ik heb geen mening over mijn plafond. Ik accepteer het plafond zoals het is. Ik ging op de rand van mijn bed zitten. Ik probeerde nu al achtenveertig uur het grote niets te doorgronden. Luiheid is daarbij een deugdelijke eigenschap. Ook een zeer praktische, want ik hoefde mijn sokken niet aan te trekken. Deze had ik namelijk bij het betreden van mijn bedstee aangehouden. Net als de avond daarvoor. De inmiddels ietwat penetrante geur nam ik voor lief. Een kleine prijs die klaarblijkelijk betaald diende te worden voor dit filosofisch experiment.

De afgelopen twee dagen was ik hier overigens niet helemaal in geslaagd. Ik had me weliswaar over gegeven aan onzinnige bezigheden,  het grote niets had ik er niet mee weten te doorgronden. Zo heb ik bijvoorbeeld twee uur een blik Unox erwtensoep aangekeken alvorens ik deze heb opgewarmd. Een ander hoogtepunt van nutteloosheid vond ik in mijn contact met de Xs4all klantenservice, die ik had gevraagd mij terug in de wacht te zetten toen ik na anderhalf uur eindelijk iemand aan de lijn kreeg, zodat ik maar liefst drie uur heb kunnen genieten van hetzelfde puike Phill Collins hitje. Vervolgens heb ik op internet dhr. S. Nicolaas opgezocht en hem gebeld om te vragen hoe hij in godsnaam de telefoon in Schijndel op kan nemen terwijl hij nog helemaal niet in Nederland is aangekomen.

Om de leegte deze ochtend te vieren trakteerde ik mijzelf op een kop oploskoffie en nam een stukje chocolade uit een adventskalender. Kerst valt dit jaar wat vroeg aan de Tweede Weteringdwarsstraat. Misselijk van dit slappe excuus voor chocolade- koetjesreep meets adventskalender- vulde ik mijn lege mok nog een keer met koffie. Normaliter had ik nu een vrolijk sigaretje opgestoken. Edoch, ware het niet dat, desalniettemin ik daarmee gestopt ben. Ik zocht mijn heil nu in het bakken van een pannenkoekje en het maken van een fruit shake. Het kan verkeren. Na het ontbijt was het tijd voor mijn ochtendwandeling. Een fijne bezigheid tussen kwart voor 8 en iets over 9. Zo’n beetje iedereen op straat is dan namelijk onderweg naar school of werk. Een voortdurende stroom slaperige fietsers trok als een gehaaste karavaan aan mij voorbij. Ik genoot in het nu van andermans stress. Thuis besloot ik mijn filosofisch experiment direct te beëindigen. Wat een lucht! Stinky shiny sokken sucks! 

 

De Nachtapotheek

Na een lunch en stevige wandeling plofte ik neer op mijn bed. Tering hangtiet! Leek het nu weer of er een olifant plaats nam op mijn borstkast? Ik voelde me juist hersteld van een longontsteking en was de ganse week vol energie geweest. Ik had zelfs de vrijdag ervoor nog met een behoorlijk borreltje het leven gevierd. Het moeizame ademen trachtte ik te attaqueren met ademhalingsoefeningen die ik mij eigen had weten te maken op een door een vriendin als verjaardagscadeau gegeven meditatiecursus. Vier keer in, vier keer nog moeizamer uit. Dit mocht niet baten. Lachen is  gezond, dus ik zette iets van Jim Jefferies op. Mocht ook niet baten. Thee met honing op het balkon. Geen enkel effect. Het was inmiddels iets na zessen toen ik geen andere uitweg zag dan de huisartsenpost te bellen. De mevrouw aan de andere kant van de lijn wond er geen doekjes om. Niks geen Uber naar de Eerste Hulp. Zij had een beter en bovendien bindend voorstel. Haar taxi was een geel busje met blauwe zwaailichten.

“Theo en Henk. Aangenaam.” “Patrick,”  proestte ik met moeite de ether van de ambulance in, terwijl ik ze een klam handje gaf.  Ik mocht plaatsnemen op het bed en Theo begon wat snoertjes aan mijn borstkas vast te maken en bracht een infuus aan in mijn hand. Behalve een hoge bloeddruk kwamen er geen kwalijke zaken uit Theo’s testen. Henk grapte. “Hier twee pilletjes omdat het ADE is.” Ik kon mijn glimlach niet verbergen.  Ook sprayde hij iets onder mijn tong tegen de benauwdheid. “Heeft de huisarts ook gezegd hoe lang een longontsteking kan duren?” vroeg Theo. “Ondanks dat je je goed voelt, kan dat nog best lang doormodderen.” Altijd al een van mijn favoriete werkwoorden der Nederlandse taal. Doormodderen. Liefst in ‘rompertje,’ by far het mooiste zelfstandig naamwoord. Theo en Henk brachten mij naar het AMC. Ik was nog steeds spaans benauwd en de omgeving van een Eerste Hulp deed dit absoluut geen goed. Behandelkamer 11. Dat kon geen toeval zijn dacht ik.

De dienstdoend arts en zijn twee co-assistenten herhaalden alle tests die Theo ook had uitgevoerd. Tevens werd er een foto van mijn longen gemaakt. Daarna was ik overgeleverd aan een hele leuke verpleegster. Die gaf me ook een soort waterpijp die me weer vrij liet ademen. Top chick! De gedachte dat Cupido een van zijn pijlen op mij had afgeschoten werd echter al snel begraven op het kerkhof der illusies. Bloedprikken in een slagader.  Dat valt met slechts een enkel woord samen te vatten. Bloedirritant. Tot vijfmaal toe trof haar naald geen slagader. Toen vatte het lumineus medisch idee bij haar post om onder het mom van drie keer is gênant scheepsrecht de prik uit te voeren in mijn lies. “Je mag je broek omlaag doen.” “Mag of moet,” antwoordde ik gevat. Een strenge blik was echter genoeg. Ze probeerde het nog goed te maken door op te merken, dat de resultaten van het bloed zo wel binnen zouden druppelen, hetgeen onder normale omstandigheden door mij zou zijn opgevat als puik staaltje taalkunst. In deze hoedanigheid voorzag ik geen gezamenlijke toekomst. Dat ze lief Ajax voor me opzette deed hier niets aan af.

Alle uitslagen waren gelukkig goed. Wel was ik benieuwd wat ik dan precies mankeerde aangezien ik hier vanuit kamertje 11 onder het genot van een liesprik op de Eerste Hulp van het AMC Ajax Benfica had liggen kijken. Dit had ik immers niet in mijn agenda staan. De alleraardigste meneer die “interne geneeskunde” op zijn kaartje had prijken ging met de longarts overleggen of ik de nacht thuis mocht doorbrengen. Ik kreeg een recept van hem mee voor een stootkuur prednison en een puffer, mocht ik weer benauwd worden. “Deze kun je ophalen bij de nachtapotheek.” ‘De nachtapotheek?’  Ik meende niet dat zijn nachtapotheek binnen een half uur zou arriveren op een scooter met prednison en een puffer. Ik werd in dit hersenspinsel bevestigd en nam de Uber naar de nachtapotheek om vervolgens eindelijk in mijn eigen bed ademend in slaap te vallen. 

Een hoestend en rochelend afscheid van de sigaret

Een rokershoestje op de maandagmorgen is mij geenszins vreemd. Sterker nog. Als je meer dan zeventien jaar op zo een gulzige wijze sigaretten weg blaft met een steevaste uitschieter in het weekend van minimaal vijf pakjes, dan kun je niet anders.  Dan neem je het rokershoestje op de maandagmorgen voor lief. Vervolgens drink je deze onwelkome gast met koffie je systeem weer uit terwijl je onder een repetitieve klaagzang over je slachtofferrol ten aanzien van de tabaksindustrie de eerste sigaret van de week aansteekt. Wat ik niet verwelkom is dat ik de hele maandag, dag en nacht, aan het hoesten ben en op een gegeven moment als een gevangen platvis in mijn bed koortsig naar adem lig te happen. Dat was afgelopen maandag het geval.

Het leek me verstandig om de huisarts met een bezoek te vereren. Normaliter had ik hier de fiets voor gepakt, maar mijn ademhaling leende zich daar niet echt voor. Bovendien stond mijn fiets nog ergens in de Pijp, omdat het een gulzig weekend was geweest. Het vooruitzicht van een volle tram werd door mij ook niet echt met fanfaremuziek bejubeld, dus ik besloot de Uber te nemen. De huisarts kwam al snel tot de conclusie dat ik een ontsteking in mijn longen had opgelopen. Ook zag hij een causaal verband met roken. Een antibioticum kuurtje en een puffer kreeg ik mee. Na twee dagen veel slapen, kippensoep, fruitshakes en medicatie voelde ik mij wat energieker. En de eerlijkheid gebiedt me te zeggen. Dat ademhalen is best wel fijn. Dat vond de huisarts, met wie ik een vervolgafspraak had, ook. Echter stipte hij nogmaals het causale verband met roken aan en gaf een dwangmatige uitnodiging voor een nieuwe vervolgafspraak waarin we mijn longen vanuit kikkerperspectief gaan vastleggen alsmede mijn longcapaciteit gaan meten. 

Thuisgekomen keek ik droevig naar het  sinds zondagmorgen niet aangeraakte pakje Lucky Strike op mijn bureau. Weemoedig zo niet melancholisch knikte ik naar de Indiaan op het pakje sigaretten. “Tijd om afscheid te nemen Chief Powatan. Het is tijd. De hoogste tijd. We eindigen onze relatie zoals ze begon. Hoestend en rochelend. ” Wat moet je als niet roker doen na een ontbijt, lunch of avondeten? En hoe gaat dat met een biertje? Of na een dubbele espresso? Dat waren overigens nog niet eens mijn meest voorname zorgen. Hoe de fuck ga ik de supermarktmanager van de Vijzelstraat er ludiek op attenderen dat hij die sigaretten wel erg in het zicht verkoopt? Ik besloot deze vragen niet te richten aan de Chief die ik zo vaak als toevluchtsoord en orakel had gebruikt. Ik ga er een nachtje over slapen. Ademend. Wel zo fijn.