De Markt. Ik mag er graag rondstruinen. En dan bedoel ik niet de hipster variant met de q waar je drie euro voor een tomaat betaalt. Dan is de tomaat wel door een lokale boer gekweekt, aldus legitimeert men. Lekker belangrijk. Koop een veganistische taart en vier het! Mij niet gezien. Nee, ik heb het hier over een echte markt. Mijn liefde voor de markt is in Tilburg ontstaan toen ik op het Koningsplein woonde. Op donderdag en zaterdag was er markt op dit ‘schòonste plèèn van et laand.’ Als ik dan niet als “beveiliger” -tussen aanhalingstekens, want als student staat die V op je trui toch in eerste plaats voor ‘vrij weinig doen’- aan het “werk” was in de parkeergarage onder het Koningsplein dan werd ik wel door de groenteboer onder mijn raam wakker geschreeuwd. De groenteman leed aan een hardnekkige vorm van grootheidswaanzin waarbij hij meende om de vijf minuten de prijs van een bakje aardbeien wereldkundig te moeten maken.“Aarebeien euro! Aarebeien euro!” Deze man schreeuwde zijn aardbeien door merg en been.
Als een waar heraut prees hij zijn aardbeien aan. Kater of geen kater. Dan zat er niets anders op de bedstee te verlaten om vervolgens in je kloffie over de markt te gaan struinen. Bij een echte kater bood een bakje kibbeling soelaas. Omdat ik de marktkoopmannen die hun auto in de garage parkeerden van gratis koffie voorzag en soms voor nop liet uitrijden kreeg ik ook van alles. Wat ook handig was dat we als we een after party op het Koningsplein aan het vieren waren, hetgeen zo nu en dan weleens plaatsvond, ook terecht konden op de markt voor sigaretten. Die werden er namelijk ook verkocht. En zie dan maar eens zonder aardbeien voor een euro huiswaarts te keren! Vitamientjes aanvullen, om vervolgens weer keihard af te breken, maar dit terzijde.
Tegenwoordig mag ik eens per week graag over de Albert Cuyp struinen. Liefst op de late ochtend, begin middag. Ik begin steevast met een haringkje. Uiteraard met ui en zuurtje, wat de kenners er ook van zeggen. Schijnt niet zo te horen. Zal wel zijn. Fucking lekker. Vervolgens wordt de groenteboer met een bezoek vereerd. Die heeft dames in dienst die als laatste in Nederland, sinds de Aldi ook scan kassa’s heeft ingevoerd, het ambacht van vingervlug afrekeningen met codes tot kunst hebben verheven. Na groente en fruit is het, zoals het een goed jager-verzamelaar betaamt, tijd voor het scoren van wat noten. Als mijn sambal op is, dan bezoek ik onderwijl, op aanraden van een vriendin, de toko voor een nieuw vers potje. Misschien scoor ik nog wat scharrelkip bij de poelier en als laatste sluit ik steevast af bij mijn Marokkaanse vriendjes van de olijfkraam voor wat verse olijven en Turks brood. Die maken er inmiddels een show van hun humus aan mij trachten te verkopen. Een breed scala aan sales trucs zijn tevergeefs ingezet. Al gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat hun zelfgemaakte humus fucking lekker is. Je moet er aan toe zijn in je leven. Humus. Die fase heb ik gewoonweg nog niet bereikt. Wie weet een volgende keer.