Pasen in Nederland. Het heeft wat vreemde wortels. De schrale boom in de vorm van dorre takken is denk ik nog de beste metafoor voor dit feest. De Joden vieren het anders en noemen het Pesach en het christelijke Pasen heeft blootgestaan aan syncretisme met Germaanse religieuze feesten voor de Godin Ostara (Easter) waardoor er ineens een haas met chocolade en vreugdevuren aan te pas komen. Het slaat nergens op! Wat heeft de vermeende wederopstanding van het kerstkind te maken met chocolade-eieren, het vertoeven in een woonboulevard en vreugdevuren? Commerciële kletskoek!
De paaswortels van mijn diepe afkeer jegens dit feest vinden hun oorsprong vier jaar geleden in de tuin van het Brabants Historisch Museum in Den Bosch. Op een goede vrijdag in een kroeg in Tilburg was ik zo slim geweest om toe te zeggen dat ik mijzelf wel in een paashazen pak zou hijsen om eieren te gaan zoeken met kinderen. Niet slim. De zaterdagavond voor de bewuste ochtend had ik dermate diep in het glaasje gekeken dat ik nog knettertje lam was toen ik in de trein zat naar Den Bosch. Als ik brak ben, dan ben ik een bijzonder cynisch en zwartgallig mens dat zeker geen blije kinderen om zich heen duldt. Daar heb ik in normale toestand al een pokkenhekel aan, laat staan in zo’n ellendige toestand. Om mijn cynisme enigszins af te zwakken leek het mij verstandig om op de weg van het station naar het museum een jointje te roken. Of dit intelligent was weet ik niet, maar lachen vond ik het wel toen ik mijzelf in de kleedruimte aankeek in de spiegel. “Haha, wat een haas! Een mellow haas!”
Beneden in de tuin kreeg ik van de strenge hostess van het museum een mand vol chocolade-eieren. Ik kreeg er zelfs een instructie bij dat ik blij door de tuin moest huppelen als ik de eieren had verstopt. Ik moet bijzonder dom hebben gekeken naar de hostess. Downsyndroom meets vreetkick. Tot het moment dat de kinderen de tuin betraden ging alles goed. Het zonnetje scheen en mijn buikje was gevuld met de eieren waarvoor ik geen verstop plaats had weten te vinden. De kinderen waren heel irritant. “Jij bent helemaal geen echte paashaas,” was het eerste dat ik naar mijn hazenoren geslingerd kreeg. ‘Nee duh! Weleens een haas gezien van boven de 100 kilo, die zich in een vreetkick misselijk heeft gegeten aan chocolade-eieren?’ Wat een nare kinderen zeg! Ik kan er toch ook niets aan doen dat je van die sadistische ouders hebt die de Efteling of de dierentuin niet didactisch genoeg vinden? Mij niet meer gezien. Ik doe niet meer aan Pasen!
Ik wens iedereen en alle paashazen in het bijzonder een ontzettend fijne Pasen toe!