De bloemetjes buitenzetten met de Flikken

In een Suzuki Swift zonder navigatie naar de Belgische Ardennen. Een uitdaging. Al heb ik als rijbewijsloze natuurlijk geen recht van spreken. Ik zat in principe heerlijk voorin. Een koud glaasje wijn. Het raam een stukje opengedraaid voor het assen van mijn sigarettenpeuk. Ik mocht niet klagen. Dat werd mij ook wel duidelijk gemaakt door de rancuneuze naar een vrijdagmiddagborrel hunkerende bestuurder, die net iets te vaak cynisch checkte of ik wel comfortabel zat.”Zit je weer lekker?” Ik constateerde echter een situatie, die mede door de simpelheid van de achterbank, niet veel goeds beloofde. Durbuy was onze bestemming. Een Waals dorpje waarvoor zelfs Tjernobyl zijn mismaakte petje diep zou afnemen. Na een reis, die volgens Google Maps slechts 3 uur zou duren, maar door toedoen van onze ‘stom stom navigatie’ een toeristische route van vier uur werd, arriveerden we in deze parel van het zuiden van België. Het regende hard en het was al donker toen we op de enige kruising van het dorpje stilstonden. Nummer 28 moesten we hebben. Volgens onze achterbank was het gewoon rechtdoor, maar dit leidde naar een doodlopende weg ergens op een heuvel. Dan maar even vragen op nummer 22. Nummer 28? ‘ Daar had deze dorpsbewoner nog nooit van gehoord. Inteelt tast het intellect behoorlijk aan, zo bleek al uit onze eerste ontmoeting met een local.

Hengstenbal in een BelVilla! Er zijn weinig dingen mooier dan met vijftien mannen om een grote tafel zitten en drankspelletjes spelen. Er vlogen veel lege bierblikken door de tuin. Dit bleef helaas niet geheel onopgemerkt bij de eigenaar van het huisje, die vlakbij woonde. Hij werd woest! Deze Waalse tuinkabouter had immers niet voor niets in zijn voorwaarden vermeld dat groepen jongeren zich allerminst welkom dienden te voelen in zijn nederige stulpje. Nadat een van ons in zijn best benevelde Frans onze kleine huisbaas had weten te kalmeren, begaf ons gezelschap zich naar de benedenverdieping. Wat zich voor ridicule taferelen hebben afgespeeld in de jacuzzi weet ik niet meer precies. Het moet wel gezellig geweest zijn, want een grote kamerplant sierde de volgende ochtend dit bubbelbad. Als je dan wakker wordt in zo’n bruisend plaatsje als Durbuy dan zit er maar een ding op: bier drinken. Helaas dachten mijn uitverkoren partners in crime hier heel anders over. Zij weigerden pertinent hun stinkende stapelbedje uit te komen. Mijn gepaste orale ontlasting in hun wasbak deed hen- nadat de zure lucht zich van hun muffe kamer meester had gemaakt- toch maar besluiten de kamer te verlaten. Mooi zo! Nu had ik zuipmatties! Een andere positieve bijkomstigheid was dat ik mij weer iets kon herinneren van de vorige avond. Ik had klaarblijkelijk nog een bordje pasta verorberd voor het slapengaan.

De biertjes vloeiden weer rijkelijk en de toestand werd aardig bont. Misschien iets te bont. Een select gezelschap besloot namelijk de plaatselijke dancing met een middagbezoek te vereren. Je kunt veel onaardigs over Durbuy zeggen, maar het is wel een overzichtelijk dorp. Eén kuidenier. Eén kerk, één museum en één kroeg. Wanneer je in het buitenland vertoeft dan dien je uiteraard wel kennis te maken met de plaatselijke cultuur. Het intellectuele gezelschap waar ik in vertoefde koos ervoor dit te doen door het proeven van de ‘boisson locale.’ Dat bleek achteraf, zoals Maxima het zou zeggen, een beetje dom. Op de terugweg naar ons huisje leek het iemand, die in Tilburg al een voorwaardelijke celstraf heeft gekregen voor het uithalen van dit soort studentikoze onzin, een goed idee om een verkeersbord uit de grond te trekken. Altijd leuk voor thuis natuurlijk. Nu hou ik er ook wel van om de bloemetjes buiten te zetten, dus leende ik een bloemenbakje uit de tuin van een van de locals. Dit moet de locals niet zijn ontgaan: vier dronken lieden in een oranjegroene rugby trui, die de plaatselijke rust verstoren met dronkenmansacties opgefleurd door Ierse dranknummers. We waren nog geen tien minuten in het huisje of er arriveerde een speciale delegatie van de Belgische sterke arm der wet. De Flikken!

Als een stel bange hazen verstopten wij ons in het huisje. Dit tot groot ongenoegen van de rest van het Dispuut, dat de politie te woord moest staan in aangeschoten Frans. Toen er nog een busje aangereden kwam en de grootste agent van dit puike regiment dienders zich ermee ging bemoeien, meldden wij ons toch maar bij hen. Deze beer van een Flik sprak een beetje Nederlands en trapte terecht niet in het bloeden van mijn neus. Een inmiddels bekend signalement was naar alle Flikken in de regio uitgegaan: ‘die dikke met die bril.’ “Jij weet well whar die bloemén vandán komén!” Er was geen weg meer terug . Ik zag ons al afgevoerd worden door het politiebusje, maar gelukkig had het handelen van enkele wat meer verantwoordelijke Idunezen ervoor gezorgd dat deze hotelovernachting ons bespaard zou blijven. Met het schaamrood op de kaken en de bloemenbak in mijn hand liep ik voor het politiebusje uit. Een pad van paarse bloemetjes leidde mij precies naar het knibellknabbelknuis huisje waar ik mijn misdaad was begaan. Ik kon maar aan een ding denken: niet bijdehand doen! Niet bijdehand doen! Dit was bijzonder lastig, want de lokale borreltjes hadden zich behoorlijk meester van mij gemaakt en deze debiele situatie vroeg om een mooie evenzo debiele conversatie. Ik hield mij sterk, mede door de gedachte aan de Utrechtse mavopet Hakim die mijn brilletje in Utrecht in tweeën had geslagen. Ik ben gehecht aan mijn nieuwe bril. Ik hield mij uiterst kalm toen de reuzenflik zijn mantra herhaalde. “Doorlopén jij…doorlopén Dikzak.” Het leek bij het afscheid nog even mis te gaan toen mijn metgezel de politie iets te amicaal wilde bedanken voor hun kordate optreden, maar gelukkig hebben wij geen kennis hoeven maken met een Belgisch celleke!

Normale mensen

Na een iets te bont weekend is het altijd fijn om de zondagrust ook op de maandagavond in acht te nemen. Afgelopen weekend was weer eens zo’n weekend. Het getuigde dan misschien ook niet van intelligentie om de verhuizing van een vriend voor te bereiden door slechts enkele uren voordat dit sjouwfestijn zou plaatsvinden wappie een club uit te wandelen, maar soms laat je je begaaien door de flow van de avond. Niets aan te doen. ’s Avonds een vent, ’s ochtends een vent, zo luidt het cliché. Een quote die denk ik door een bijzonder laffe borrelaar moet zijn uitgevonden, want na een avondje stevig doorhalen sta ik doorgaans allerminst vrolijk te tollen op mijn x-beentjes. Dat heeft met karakter niets van doen. De maandagavond zou ik dan ook gaan doorbrengen op mijn bed met een fijn boek en een flinke hoeveelheid Karvan Cevitan voor het aanvullen van de in het weekend afgebroken vitaminen.

Om half acht in de vroege avond werd ik echter gebeld door een vriend. Een telefoontje dat ik achteraf gezien beter had kunnen laten opnemen door mijn voicemail. “Wat doen normale mensen op een maandagavond,” luidde zijn vraag. Waarom hij van alle mensen in zijn telefoonlijst dit nu juist aan mij moest vragen, is mij nog steeds een groot raadsel. Volgens mij liggen normale mensen met een fijn boek en een glaasje Karvan Cevitan te rusten op een bed of bank, maar voor een gezamenlijke maandagavondactiviteit leek mij dit een te groot metroseksueel gehalte te hebben. Ik stelde voor om naar de bioscoop te gaan. Tien minuten later zaten we aan de bar van Café Bouwman. Op zich niets aan de hand, want de film zou pas twee uur later draaien, maar een combinatie van mijn eigen gezelligheidsprobleem en de dienstdoende barvrouw deed niet veel goeds vermoeden. Wie ooit in zijn leven met Molukse gastvrijheid is geconfronteerd, weet precies waar ik het over heb. Je gaat niet weg voordat je verzadigd bent. Wanneer je een Molukse vrouw achter een tap zet, betekent dit dat je pas licht aangeschoten het etablissement kan verlaten.

Toch was ik er aan het begin van de avond nog van overtuigd dat ik met een bescheiden bakje popcorn in het leukste cadeau in het donker zou eindigen. Met grote tegenzin leegde ik dan ook de eerste fluitjes. “Nah vooruit dan maar: nog een laatste biertje.” Na dit laatste biertje werd er echter een rondje van de barvrouw voor onze neus neergezet. Ook werden er zelf gemaakte hapjes op de bar neergezet. ‘Lekker eten, ja ja!’ Heel gek dat de hapjes wat pittig gekruid waren, waardoor we een tweede laatste biertje moesten bestellen. Het was inmiddels half tien. De film zou om kwart voor tien draaien. Binnen een kwartier hadden wij acte de présence moeten geven op het Rembrandtplein, maar liet nu net het derde laatste biertje roet in het eten gooien! Ik was nog even in dubio en ondernam een serieuze poging om de barkruk te verlaten. Een vierde laatste biertje deed mij echter anders besluiten. Wat zouden normale mensen op een maandagavond doen?