Chinatown in de Piusstraat

Wanneer je impulsiviteit een warm hart toedraagt, heb je weinig zekerheden in je dagelijkse leven. Zo ook op het culinaire vlak. De enige culinaire zekerheid die ik heb is het portie bami speciaal dat ik afhaal bij afhaalcentrum ‘Hong Kong.’ Met acht euro begaf ik mij iedere zondag rond half zeven in mijn kloffie richting Chinatown aan de Piusstraat. Uiteraard liep ik op het ultieme toeristenschoeisel: teenslippers. Als het vroor droeg ik er zelfs sokken in, hoe cool is dat? Het kleine vrouwtje nam iedere week lachend mijn bestelling op. “Zelfde meneel,” vroeg ze om vervolgens week na week op haar klassieke Casio rekenmachine tot de conclusie te komen dat ik €7,80 moest afrekenen.Volgens mij was ze een beetje aan het  dementeren, want ze begon iedere week verbaasd te giechelen als ik haar een schrale fooi gaf. Vervolgens schreeuwde ze iets in het Mandarijn naar de chefkok, wiens taak er voornamelijk uit bestaat de troep die hij via de groothandel inkoopt zo snel mogelijk op te warmen. “Klaal vool u, twlee sambal, he?” Thuisgekomen nam ik altijd tevreden plaats in mijn stoel en zette ik overmand door culinaire blijdschap mijn televisie op Studio Sport.

Om de tijd te doden tijdens het opwarmen bladerde ik meestal wat door een oude Cosmopolitan. Naast een bijzondere inkijk in de geest van de adolescente vrouw gaf me dit een nostalgisch gevoel. Het deed me denken aan die fijne tijd toen ik als Clearasilpuber een abonnement had op de ‘Break Out’. Van de Pulizerprijswaardige coverstory’s kan ik mij weinig herinneren, maar pagina 13 staat me nog verdomd goed bij. Daar stonden namelijk iedere week twee leeftijdsgenoten in adamskostuum en een rubriek waarin je vragen over seks kon stellen aan Linda. ‘Lubberlipje’ is mij mijn hele leven bijgebleven door het stellen van een vraag over haar grote schaamlippen. In de mooie jaren ‘90s kenden we nog geen schaamlipcorrecties voor pubermeisjes. Linda kon Lubberlipje geruststellen. Het was helemaal niet erg om met een paar ons rosbief in je onderbroekje rond te lopen. Lubberlipje kon gewoon weer in haar strakke legging naar Telekids kijken. Ik ga Lubberlipje missen, want ik denk dat ik niet veel meer in oude Cosmopolitans ga bladeren. De enige culinaire zekerheid die ik heb, behoort namelijk tot het verleden. Ik heb het gehad met de Hong Kong!

Mijn Chinese vriendin is zonder afscheid te nemen van haar vaste clientèle naar het echte Hong Kong gegaan. Ze heeft de Piusstraat verruild voor Lan Kwai Fong.  De magnetronbediende heeft een jong Chinees muurbloempje ingevlogen om de bestellingen aan te nemen. Ze spreekt geen Nederlands, maar een vreemde mengelmoes van Mandarijn, Duits en gebarentaal voor doof-zwakzinnigen. Het brilletje dat op haar lelijke neus staat, moet ooit tijdens een inzamelingsactie na een of andere natuurramp zijn opgestuurd naar het bergdorpje waar ze vandaan komt, want ‘dit is niet haar sterkte, vriend!’ Zoals gezegd ben ik een impulsief mens, dat een culinair avontuur geenszins uit de weggaat, maar ik ben er na drie weken behoorlijk klaar mee. Ik doe al drie weken mijn best om met mijn bami speciaal thuis te komen, maar iedere keer kom ik thuis met een fucking verrassingsmenu! En dan mis ik ook nog het eerste gedeelte van Studio Sport! Afgelopen zondag was mijn allerlaatste bezoek aan de ‘Hong Kong,’ met hun ultiem schraal aquarium! “Klaal meneel!”

Vinke(n)nest

Het was eerste kerstdag 2010. De visite was huiswaarts gekeerd en ‘Huize de Kruijk’ was gevuld met enkel gezinsleden. We hadden natuurlijk onder het genot van een drankje kunnen kijken naar dat jaarlijks terugkerende blonde kereltje dat vergeten is op het vliegtuig te stappen en af moet rekenen met boeven, maar daarvoor was de stemming nog niet melig genoeg. We hadden ook de DVD van de film ‘Kruimeltje’ kunnen kijken. Altijd mooi om te zien hoe mijn broertje, die één van de weeskinderen speelt, iets te vroeg gepiekt heeft in zijn acteurscarrière.  Door de rode wijn weet ik niet precies meer wie er met het idee kwam, maar het lumineuze idee vatte post om een gezelschapsspelletje te gaan spelen. Monopoly viel al snel af. Zowel mijn  vader, mijn broertje als ik eisten de rol van bankier op. Eloquente teksten als ‘jullie kunnen niet met geld omgaan,’ ‘jij speelt vals’ en de ultieme pot-verwijt-de-ketel-tekst ‘ja, maar jij speelt zelf vals,’ vlogen door onze huiskamer. Om een einde aan de discussie te maken stelde mijn moeder voor om te gaan scrabbelen.

In een vlaag van verstandsverbijstering liet men mij de puntentelling bijhouden. Ik besloot de eerste ronde eerlijk alle scores bij te houden. Dat had overigens geen zak met de kerstgedachte te maken.  Vertrouwen winnen om daarna telfoutjes te maken, dat was het devies. (Tip: zet streepjes in plaats van hele cijfers). De eerste ronde liet ik mijn vader winnen. Hoogmoed komt voor de val. Die val zou al bijzonder snel komen. Nadat mijn vader aan de zijkant van het bord het schitterende woord ‘vinken’ had gelegd, was mijn broertje aan de beurt. “Wat kan er achter vinken?” Mijn losse tong antwoordde “vinkenest,” omdat ik dit zelf kon leggen. Mijn broertje kaapte echter “vinkenest” met drie keer woordwaarde voor mijn rode neus weg. Dan kan je een paar streepjes smokkelen, maar 48 punten zijn niet  met een klein telfoutje weg te poetsen. Ik keek mijn vader aan. We waren dan wel niet aan het risken, mijn vader en ik hadden een verbond gesloten. We misten een ‘n.’ “Het moet “vinkennest” zijn, dat weet toch iedereen?”vroeg ik mij hardop af. Mijn broertje dacht indruk te maken met zijn iPhone, waarop hij ‘Camping Vinkenest’ had gegoogled. Dit maakte echter totaal geen indruk op mijn vader en mij. Wij hadden immers het ‘Groene Boekje’ aan onze zijde.

Mijn broertje had een broertje dood aan het ‘Groene Boekje,’ want hij begon zijn stem te verheffen en met zijn vingertje te wijzen om zijn argumenten kracht bij te zetten. Nog steeds maakte hij geen indruk op de zelfbenoemde jury. “Het is ook paardenbloem, want er zijn meerdere paarden.” Daar had ik hem tuk. Mijn broertje, die ietwat rood begon aan te lopen, ging er bij staan. “Fuck jouw paarden, er zit maar één vink in mijn nest. Het is ook Koninginnedag.” Inmiddels kon de slechthorende buurvrouw ook van onze discussie meegenieten en dat moet ongetwijfeld reden voor mijn moeder zijn geweest om het bord op elegante wijze van tafel te schuiven. “Je kan met jullie echt geen spelletje spelen.” Mijn moeder, die met geestelijk gehandicapten werkt, pakte haar glas wijn en ging op de bank zitten.  “Ik kan nog beter met de mongooltjes een spelletje doen, dan met jullie,” was haar terechte conclusie. Het enige positieve dat deze kerstavond mij geleerd heeft, is dat, mochten we ooit meedoen aan het programma ‘DNA Onbekend,’ dat er een positieve uitslag is. Ik ken namelijk geen mensen waarmee het vervelender een spelletje spelen is dan met mijn vader en mijn broertje. Eén figuur met een ruime blik op de spelregels aan de scrabbletafel is namelijk meer dan genoeg.

Oren vrij!

Chagrijnig zette ik een stap over mijn drempel. Ik had deze morgen voor Jan met de korte achternaam extra vroeg mijn mandje verlaten. Ik wilde namelijk genieten van de morgenstond. Helaas had de zon zich verstopt achter een grauw pak wolken, zodat het genoegen van de morgenstond mij door Moeder Natuur op slinkse wijze werd ontnomen. Na het pakken van de krantjes uit mijn postvak stak ik met gevaar voor het breken van mijn X-beentjes het gladde Koningsplein over. Petje op, sjaal om,  de oortjes van mijn iPhone in en de oogjes toe. Dit alles om zo min mogelijk mee te krijgen van de wereld om mij heen. Toch konden deze voorzorgsmaatregelen niet voorkomen dat ik me begon te ergeren aan de nitwit tegenover mij in de trein. Er zat een misbruikte padvinder schuw zijn boterhammetjes op te peuzelen.  De bammetjes waren zeker door zijn moeder gesmeerd, want voordat dit afhankelijke welpje zich op zijn geserveerde prooi stortte, keek hij vakkundig wat er op zijn brood zat, dat overigens in een tuperware bakje zat, dat uitermate goed matchte met zijn Kipling rugzak. Wat een oetlul!

Mijn ochtendhumeur zette zich onverstoord voort bij het bereiken van het thuisfront. Mijn moeder had een onaangename verrassing voor mij in petto. Ze had voor mij een afspraak gemaakt bij een kapper in het aandoenlijke dorpje Asperen. Ik was mijn pruik nu al ruim zes maanden aan het kweken en was eigenlijk niet van plan deze kwekerij op te rollen. ‘Dan zie je er met de feestdagen weer netjes uit,’ zo was mijn moeders gedachte. Omdat het voor de verstandhouding het beste is moeders in de waan te laten dat zij het beste met hun kinderen voor hebben, ging ik akkoord. Bovendien zou er dan eindelijk een einde komen aan een nu alweer drie maanden durende kappersstrijd. Daarbij had mijn moeder chantagepraktijken overigens niet geschuwd. Zo had ze twintig euro op mijn rekening gestort  met het betalingskenmerk: ‘kapper.’ Ik voelde mij toch wel een beetje schuldig dat ik dit geld niet had geïnvesteerd in de kapper, maar in een rondje schrobbeler aan de achterbar van d’n Zotte Olifant.

Mijn vader was zo vriendelijk om mij bij de kapper in Asperen af te zetten, zodat een fietstochtje in de sneeuw over de Lingedijk mijn voor passieve sport uitermate geschikte lichaam bespaard bleef. ‘Succes hè jongen,’ zei hij met een misselijke grijns op zijn gezicht, ‘ik wacht hier wel.’ Ik was meteen aan de beurt. Dat beloofde veel goeds! Nu hoefde ik gelukkig de tijd niet te doden met het doorbladeren van oude Panorama’s. “Hoe wil je het hebben,” is de essentiële vraag die de kapper je hoort te stellen. Dat deed deze kapper dan ook.  Zoals de slager er een handje van heeft er ‘een onsje meer’ van te maken, zo heeft de kapper de ongenoeglijke eigenschap er een centimetertje minder van te maken. Het is dus belangrijk dat je goed antwoord geeft op de vraag van de kapper. Daar ben ik denk ik lelijk de mist in gegaan. “Achter- en zijkanten wat opknippen, bovenop wat langer, zodat het springerig zit.” De kapper had mijn bestelling begrepen en pakte zijn gereedschap. In een vlaag van verstandsverbijstering voegde ik nog iets doms toe aan mijn bestelling. “Oren vrij.”

Het was fijn dat de kapper net als ik zweeg. In mijn chagrijnige toestand had ik er helemaal geen behoefte aan om aftands burgerlijke beleefdheden over het weer uit te wisselen. Het conversatieniveau van de twee vrouwen in de kapperszaak was bovendien zo laag, dat ik mijn bijna ‘vrije oren’ maar al te graag te luister legde. Normaal ouwehoeren mensen slap bij een bakje koffie, maar deze vrouwwezens lulde enorm slap over koffie zelf. Denkt die vrouw nu werkelijk dat haar kapster er op zit te wachten geïnformeerd te worden hoe zij haar Senseo met opgeklopte melk zet? Net toen ik mij wilde mengen in dit interessante gesprek kwam ik daar stilgevallen van terug. ‘Shit!’ Mijn kapper pakte de tondeuse. ‘Oren vrij,’ spookte er door mijn hoofd. Of zou mijn moeder hier achter zitten, die de kapper van tevoren instructies had gegeven?  ‘Neem die volwassen kleuter maar eens flink te grazen kapper, dat zal hem leren zo weinig gebruik te maken van uw kunde.’ Ik zie een conspiracy! Mijn vader hoefde uiteindelijk maar tien minuutjes te wachten. Een kilo haar en vijftien euro lichter waren mijn ‘oren vrij.’ Ik ben flink te grazen genomen. Ik voelde mij als de afhankelijke  padvinder tegenover mij in de trein. Wat een oetlul!

Weinachtenspass in Düsseldorf

Na een bodem van Duitse curryworst te hebben gelegd, was het tijd om de voetjes van de vloer te laten gaan. Onze wellustige ogen vielen op een tent waar een Oostblokchick op een tafel stond te dansen. ‘Daar moest het wel gezellig zijn,’ zo was onze gedachte. Dit was niet alleen onze gedachte, want nog geen half uurtje later nestelde zich enkele leden van de Tilburgse carnavalsvereniging D’n Pallieter aan de bar. Boedapest, Düsseldorf: het maakt ‘kein flaus aus,’ je komt kruikenzeikers tegenwoordig overal tegen. Er waren überhaupt veel Nederlanders te vinden in dit etablissement. Zo kon het ook zijn dat ik door een Nederlandse vrouw werd aangesproken. “Wat doe je hier,” was het verbale pareltje dat op mij werd afgevuurd. Ik was in een melige ‘stimmung,’ dus ik schudde een vleiende tekst uit mijn mouw.  “Ik was hier op zoek naar een kerstengeltje, maar volgens mij heb ik haar nu gevonden.”

“Ik ben Nicolette,” zei ze. “Nou, dat is godverdomme een geile naam, ik ben Patrick.” De toestand in deze typisch Duitse tent werd ondertussen, mede dankzij d’n Pallieters, bijzonder carnavalesk en het eerste borreltje was dan ook een feit. Nicolette dronk uiteraard een borreltje mee. De gezellige pul bier die daarop volgde, deed maar weer eens blijken dat in Duitsland alles beter is. Omdat we nog twee kaartjes over hadden voor een mooi ‘fiske’ in de Nachtresidenz leek het ons een goed idee om Nicolette en haar ‘oude vrijster vriendin,’ Mariska, ook mee te vragen. Derhalve schudde ik nog een mooie tekst uit mijn inmiddels opgestroopte mouw. “Nicolette wil je mijn Jasmine zijn, dan ben ik jouw Alladin.” Het werd tijd om een beige Mercedes aan te laten rijden om ons af te laten zetten bij de Nachtresidenz. Ik hoopte van harte dat de sportbilly’s die daar bij de deur staan mij niet meer zouden herkennen.

Een portier, die gelukkig nog niet zo lang werkzaam was in de Nachtresidenz, escorteerde ons naar een fijn tafeltje. Het eerste flesje wodka werd op tafel gezet. “Ein wodkamix mit Roten Bülle,” dat geeft een mens altijd reden tot jubelen. Gelukkig richtte mij door de vele pullen bier veroorzaakte tunnelvisie zich niet op de fles wodka, maar op Nicolette. Mariska richtte zich echter wel op de fles wodka. Deze mixte de redbull namelijk met wodka in plaats van andersom. Toen Nicolette naar het toilet was, kwam Mariska half op mijn schoot zitten en zette haar mond op de mijne. “Ho, ho, ik heb zelf labello!’ Mariska liet zich echter niet zomaar uit het veld slaan. “Mag ik je pijpen?” Ik verslikte me bijna in mijn wodka. Het leek me verstandig niet af te wijken van de in mijn hoofd zwevende naam Nicolette. Marco Borsato heeft zijn songtekst immers ook niet aangepast na zijn faillissement in “ik was binnen.” Gelukkig was Nicolette net op tijd terug van het toilet.

In Boedapest had ik nog schande gesproken over Hongaarse handtastelijkheden in het openbaar, maar ik moet nu wel toegeven dat dit hypocriet van me was. De Hongaarse stelletjes hebben een onuitwisbare indruk op me achtergelaten. De toestand waarin Mariska verkeerde werd echter kritiek. Het was duidelijk bedtijd voor ons Maris. Na het afscheid van Nicolette en Mariska heb ik twee uur verliefd naar het plafond zitten kijken. Ik had het niet door dat ik in een verliefde roes wel erg veel van de wodka had zitten snoepen. Dat had ik pas door toen Ruud mij de volgende ochtend wist te vertellen dat ik in een bus was gestapt die in de vroege ochtend richting Parijs zou vertrekken. Ik had het zelfs op het rennen moeten zetten toen de buschauffeur mij een didactisch verantwoord pak slaag wilde geven. Ook stond er een borstbeeld van een vrouwfiguur in onze hotelkamer, die ik uit de lobby had weten te ontvreemden. ‘Leuk voor thuis!’ Dit ‘lvt’tje’ besloot ik, zoals de afkorting al doet vermoeden, mee te nemen. Ik verliet Düsseldorf in verliefde toestand. En ik ben niet snel verliefd!

Ding dong: gratis koffie!

Ik verwachtte er maar niets van, dan kon het ook niet tegenvallen. Dit weekend stond er in mijn agenda dat er een biertje gedronken moest worden met vrienden in Amsterdam. Ik had zelfs een klein Tilburgs presentje meegenomen in mijn tas in de vorm van een fles Schrobbelér. Onbaatzuchtigheid met een vleugje gezellig egocentrisme zullen we maar zeggen. Bovendien handig om bij je te hebben als je reist met de NS, hetgeen toch altijd een zeker risico met zich meebrengt als er blaadjes van de boom vallen of als het sneeuwt. Sven had hetzelfde gedaan door in zijn tas een flesje bessen mee te nemen. Volgens de misleidende televisiereclame zou de NS ‘winterklaar’ zijn. Helaas was deze reclame niet genomineerd voor een gouden Loeki, want zulke zelfspot zou met een mooie prijs beloond moeten worden.

Eerste halte: Den Bosch. Nu was het zaak om over te stappen op de sneltrein naar Utrecht. Deze bestemming was vooralsnog echter onbereikbaar volgens de vrolijke NS-stem.  ‘Ding dong.’ Het eerste gratis bakje koffie was een feit. De sneltrein zou namelijk niet verder rijden dan Geldermalsen. Nu vind ik het gewapend met een fles Schrobbelér niet erg om ergens te stranden, maar station Geldermalsen vormt daarop een grove uitzondering. Als er één station op de tocht is ontworpen dan is het wel Geldermalsen. De enige keer dat ik een vervelender gevoel in mijn maag kreeg van het aanschouwen van een stukje spoor was tijdens een excursie naar een vernietigingskamp uit de Tweede Wereldoorlog nabij het Poolse Krakau.  Derhalve besloten Sven en ik een tweede bakkie ‘excuuspleur’ over te slaan en de tijd te gaan doden in de binnenstad van Den Bosch.

We belandden op de hinthamerstraat 4-6 in café ‘Het Bosschenaartje.’ Brabantse gezelligheid ten top. De barvrouw trakteerde ons naast vele biertjes en een kleintje Ketel-1 op blokjes kaas, plakjes leverworst en heuse bitterballen. De treinellende vergaten we dan ook bijzonder snel. Net als onze avondmaaltijd, maar dit terzijde. Het afscheid van café het Bosschenaartje viel ons bijzonder zwaar. Vijftig euro lichter bereikten we station Den Bosch. Er werd nog steeds volop gratis koffie uitgedeeld bij de Kiosk. Als een school sardientjes stonden we met z’n allen te wachten om in het treinblik geconverseerd te mogen worden. Verbazing viel ons ten deel toen de trein het station uitreed. Klappen in een vliegtuig is een treurig Nederlands verschijnsel. Nu werd er luidruchtig geklapt in de trein! Aangekomen op Utrecht Central Station bleef het informatiebord echter akelig leeg. ‘Ding Dong.’ Tering hangtiet! Weer gratis koffie. Dit was een bijzonder goed moment om het cadeau van zijn cadeaupapier te ontdoen. Ik had de dop nog niet van de fles of twee andere Brabanders voelden zich tot het Tilburgse kruidendrankje aangetrokken.

Na enkele gezamenlijk gesnoepte slokjes kon de polonaise worden ingezet naar spoor 5, de trein naar Amsterdam. Wat schetste echter onze verbazing toen we in de trein zaten? ‘Ding dong.’ Gratis koffie! Nu had ik godverdomme wel zin in een bakje koffie! Uiteraard met een vleugje Tilburg. Het werd zowaar gezellig op het perron. Wederom kon de polonaise worden ingezet. Dit keer naar spoor 6. Wat schetste echter onze verbazing toen we in de trein zaten? ‘Ding dong.’ Gratis koffie! Op naar de Kiosk, “Kedeng Kedeng Kedeng Kedeng Kedeng oe oe!!!!” Niet iedereen op het perron was zo vrolijk als wij. De gratis koffie ten spijt. Voor de laatste keer werd de polonaise ingezet. Spoor 7 was het eindstation van de polonaise. Wat schetste echter onze verbazing toen we in de trein zaten?  Strak van de NS-cafeïne en carnavalesk van de Schrobbelér werd het een bonte terugreis. Zeven uur later waren we weer terug bij af. De NS winterklaar? ‘Ja zeeet tie!’

Het doorgronden van het grote niets

Ik staarde bij het wakker worden naar mijn plafond. Ik heb geen mening over mijn plafond. Ondanks dat ik geen fervent ‘bedroker’ ben, zou mijn plafond weliswaar een likje verf kunnen gebruiken, maar de luiheid gebiedt mij te zeggen dat dit nooit gaat gebeuren. Ik accepteer het plafond dus ook maar zoals het is. Ik ging op de rand van mijn bed zitten. Ik probeer mijn vrije dagen nu al bijna tweeënzeventig uur invulling te geven door het grote niets te doorgronden. Luiheid is daarbij een zeer deugdelijke eigenschap. Ook een zeer praktische, want ik hoefde mijn sokken niet aan te trekken. Deze had ik namelijk bij het naar bed gaan fijn aangehouden. Het is bijzonder lastig om een dag helemaal niets te doen. Ook als je de dag niet hoeft te beginnen met het aantrekken van je sokken.

Ik zou vandaag naar de kapper kunnen gaan om mijn pruik bij te laten knippen. Ik zou mij ook kunnen douchen om daarna door de stad te gaan banjeren en de leegte te vullen door het consumeren van allerhande troep die ik toch niet nodig heb. Ook zou ik een einde kunnen maken aan de soap met de firma Candy door eindelijk eens achter de kapotte wasrekken van ‘ons Trudy’ aan te gaan. Ik besloot echter niets van dit alles te doen. Zonder te douchen nam ik plaats op de bank in mijn huiskamer.

Om de leegte te vieren liet ik mij vergezellen door een mok filterkoffie en een adventkalender. Op Koningsplein valt kerst wat vroeger dit jaar. Misselijk van de chocolade, die mij nog het meeste deed denken aan het slappe excuus van deze delicatesse, de koetjesreep, vulde ik mijn lege mok nog een keer met koffie. Ik stak een sigaret op, hetgeen toch een behoorlijke ondersteuning is bij het staren naar het grote niets. Bij het uitblazen van de laatste hijs sigarettenrook richting de eeuwige jachtvelden van het grote niets, kwam ik tot de conclusie dat het grote niets niet te doorgronden is.

De afgelopen twee dagen was ik hier namelijk geheel niet in geslaagd. Ik had mij weliswaar overgegeven aan onzinnige bezigheden, maar daarbij had ik verzuimd het grote niets ook daadwerkelijk te doorgronden. Zo had ik bijvoorbeeld twee uur een blik Unox-erwtensoep aangekeken voordat ik deze ook daadwerkelijk opwarmde. Ik heb de Candy Klantenservice gebeld met de vraag of zij mij in de wacht konden zetten, zodat ik een kleine drie uur naar een nummer van Phill Collins heb kunnen luisteren. Ik heb dhr. Nicolaas in het telefoonboek opgezocht en hem gevraagd waarom hij de telefoon kan opnemen in Schijndel terwijl hij in Spanje zou moeten zitten. De mensen van Tell-sell konden mij niets verkopen dat mij zou helpen bij het doorgronden van het grote niets. Wel zouden ze aangifte kunnen doen van stalking, zo wist een jongedame mij naar het zoveelste nutteloze gesprek te melden. Ook blijk ik niet in de wieg gelegd te zijn voor meditatie. Mijn corpulente gelijkenis met Boeddha en de veelvuldig opgestoken wierookstokjes ten spijt. Na drie dagen onzinnigheid en lamlendigheid besluit ik er dus maar een einde aan te maken. Toch is mijn filosofisch experiment in een enkel opzicht geslaagd te noemen, want de onzinnigheid heeft mij wel iets opgeleverd. Helemaal niets!

Mooie pandjes mooie geveltjes (4)

Végül

Wat Oostbloklanden altijd goed voor elkaar hebben is het openbaar vervoer. Echt luchtdicht zijn de dieselbussen niet en de bestuurders drinken maar al te graag van hun zelfgestookte wodka tijdens werktijd, maar ze rijden zonder zich te laten afschrikken door vallende blaadjes of een sneeuwvlok. Daar zou iedere werknemer van de NS of Prorail verplicht op werkstage moeten! De Hongaar voelt zich zelfs zo op zijn gemak in het openbaar vervoer dat hij het voorspel beter in de bus meent te kunnen spelen met zijn toekomstige bruid dan thuis op de keukentafel. Dit zijn geen liefdevolle sprookjesachtige taferelen uit een film over prinses Sisi, dit was je reinste Oostblokporno! ‘Onder het rokje beukt het bokje,’ zou geen verkeerde titel zijn voor het filmverslag van de handelingen van het Hongaarse paar tegenover mij in de bus.

We waren op weg naar de ‘Mallorca-party.’ Twee Duitse studenten hadden sangria gemaakt van ‘Chateau du Migraine’ en vers fruit. Na het avondeten had ik een gepast dutje gedaan en ik voelde mij bij het wakker worden alsof ik een zak winegums had gekregen met alleen oranje winegums!  Hoe kan een mens immers het beste wakker worden? Juist! Met een glaasje schrobbelér! In een kolderieke vlaag van verstandsverbijstering was de fles de vorige avond echter in de vriezer beland. Het borrelglaasje bleef derhalve akelig leeg. De vervelende snor in de dichtstbijzijnde avondwinkel bleek ook niet mee te werken aan mijn alcoholische levensbehoefte, want hij beriep zich op de wet dat er na 23:00 geen alcohol verkocht mag worden. De snor van een andere nachtwinkel bleek deze wet gelukkig wel aan zijn ‘goulash-communistische’ aars te lappen. Daar liepen we dan over straat met een plastic tasje gevuld met koude bierblikken. Ik blijf het toch een ongenoeglijke zaak vinden als je uitgenodigd bent voor een feestje en je dan zelf bier mee moet nemen.

Bij de deur van het appartement stond een hele grote dikke Duitser ons op te wachten. Volgens mij niet om iedereen van harte welkom te heten, maar meer om wat Hongaars monopolygeld te innen voor zijn sangria. Op het Sangriafeestje had iedereen zo te zien al goed zitten snoepen van het Spaanse brouwseltje! Dit leek mij des te meer reden om aan te nemen dat je van het drinken door een rietje toch echt eerder afgetankt raakt dan door  het nippen van een glas. Misschien had het er ook mee te maken, dat de met sangria volgezogen stukjes fruit een gretige afzetmarkt vonden onder de smeltkroes van nationaliteiten. Dat de grootste factie der nationaliteiten uit Tilburg afkomstig was, is een uitzonderlijke gebeurtenis te noemen. Zes Tilburgers die de ringbanen hadden verlaten om in Boedapest de Brabantse gezelligheid te proeven.

Toen de emmers sangria geleegd waren en iedereen een ’bvo-tje’ had meegenomen begaven we ons richting een disco. De Duitser was niet blij dat zijn koelkast was geplunderd voor een biertje voor onderweg. De kneiterigheid die de dikke Duitser tentoonspreidde zou hem nog duur komen te staan. Een taxichauffeur was namelijk allerminst gecharmeerd van zijn zuinigheid. Om een einde te maken aan de discussie over de ritprijs kreeg mijn nieuwe Duitse vriend een pistool tegen zijn hoofd. Om rondvliegend hersenweefsel te voorkomen, koos Schwarzenegger eieren voor zijn geld en betaalde braaf omgerekend tien euro voor de oversteek van de Donau. In de ‘Morrison 3’ gingen de voetjes gezellig van de vloer! Het duurde dan ook niet lang of ik werd verliefd. Daar kunnen de door de barman op vakkundige wijze in elkaar geshakete rode borrels ook debet aan zijn, maar ik verliet Budapest in verliefde toestand!

Mooie pandjes mooie geveltjes (3)

Kultúra ivászat

Om kwart voor negen in den vroege ochtend vond mijn biologische wekker het welletjes en sommeerde hij de olifant van het treintje naar dromenland mij bij de halte ‘Slaapdronken’ uit het treintje te flikkeren. Ik vervloekte de olifant, want de in de coupé aanwezige KLM-stewardessen gaven net gehoor aan mijn desperate versierpogingen door hun blauwe ondergoed aan mijn wellustige onderbewustzijn te showen. Dat maakte het wakker worden in een huiskamer waar de verwarming het eerste lustrum van Hongaarse stadsverwarming uitbundig aan het vieren was er niet bepaald beter op. Door de droge warme lucht steeg een misselijkmakende brakheid mij naar het hoofd bij het aanschouwen van de morgenstond.

De kater die je overhoudt aan het drinken van Oost-Europees bier en wodka liegt er niet om. Dat bleek wel toen ik onder de douche stond. Hoewel de gedachte aan de KLM-stewardessen hardnekkig aanwezig was, werd het Hongaarse riool tot mijn grote verbazing niet verrijkt met miljoenen potentiële Binsjes, maar met wat er in mijn maag was overgebleven van het slappe excuus voor Indische spekkoek en shoarma dat ik enkele uren eerder naar binnen had zitten schransen. Schransen zoals alleen een dronkaard dat kan. Zonder al te veel te kauwen, zo bleek uit de vele brokjes die deze ochtendsmoothie rijk was.

Omdat een stedentrip pas is geslaagd als het programma bestaat uit een combinatie van stappen en cultuur – cultuurzuipen- besloten we tot het maken van een heuse stadswandeling. Tijdens deze educatieve wandeling leidde Bas mij langs allerhande mooie pandjes met evenzo mooie geveltjes! Maar Oost Europa, zou Oost Europa niet zijn als de meest prachtige Victoriaanse panden niet afgewisseld zouden worden met hoogstaande socialistische architectuur, die vooral een voorliefde schijnt te koesteren voor afgebladderde grauwe kleuren en het kubistisch gebruik van beton. Uiteraard kon een bezoek aan een orthodox christelijke kerk niet ontbreken. De basiliek van Sint Stephan werd daarom zelfs van binnen bekeken. Culturele spons als ik ben, wilde ik deze heilige graag een handje geven, maar om deze reliek te mogen aanschouwen moest er betaald worden. Aan de pedofiele poppenkast van het katholicisme weiger ik ook maar een cent mee te betalen, dus dit cultureel religieuze feest lieten Bas en ik als echte heidenen aan ons voorbij gaan.

Wat ook niet mag ontbreken aan een stedentrip is een uitzicht vanaf grote hoogte over de stad. Op het moment dat ik aan het genieten was van een mooi uitzicht, werd ik gruwelijk gestoord door een Hongaarse hobo, die ons een A4-tje met een getypt Duits tekstje wilde verkopen. Een van de basisvoorwaarden om in de toerismebranche aan de slag te gaan, lijkt me dat je geschoren bent en niet naar alcohol stinkt. Het brakke baardje en de dode mussen die je giecheltje verlaten laat je immers maar over aan de cultuurzuipende toerist. Natuurlijk is het schrijnend dat mensen zo’n bestaan leiden, maar daar kan ik weinig aan veranderen. Lid worden van het hypocriete Postcodeloterij clubje? Ik dacht het niet! Bovendien kon ik mijzelf recht in de spiegel aankijken doordat ik al mijn muntgeld in de bloemenvaas van Bas heb achtergelaten. Deze zou het aan de zwerver geven, die zijn portiek tot zijn slaapkamer heeft verklaard. Dan kon hij voortaan op een kussen slapen in plaats van de wekelijks door Bas ververste pizzadoos die hem nu iedere koude nacht naar dromenland voerde.

Van wandelen krijg je honger! Mocht je ooit een Oost Europese stad met een bezoek verblijden dan doe je er het beste aan door te gaan eten in een Joods restaurant. Dat is, in tegenstelling tot het traditioneel Oost Europese voer, wel binnen te houden. Mooie bijkomstigheid is dat er vaak live muziek is in Joodse restaurants. Zo had restaurant ‘Spinoza’ een stokoude pianist ingehuurd om ons culinaire avontuur van wat muzikaliteit te voorzien. Dat hij af en toe een nootje missloeg namen we voor lief. De kater en de after-dinner-dip vormen een bijzonder slecht huwelijk. Je gaat je er als een ‘borlap’ van voelen, zoals zo passend op de wijnkaart prijkte. Ik moest snel een powernapje doen, want er stond nog een stapavond op het program!

Mooie pandjes mooie geveltjes (2)

Erzékés

Zonder een vingerkootje verloren te hebben, bereikte ik mijn bestemming! Dat gympen geen gepast schoeisel vormen om een sneeuwstorm mee te trotseren zou weldra blijken. Ik had vooral te doen met mijn arme kleine teen, die behoorlijk koud begon te worden. Gelukkig had de louche snor mij voor de deur van Bas’ appartement afgezet, dus ik hoefde niet lang te wachten. Bovendien had ik een klein flesje Tilburgse schrobbelér meegenomen, dus opwarmen vormde geenszins een probleem. Omdat de tijd al behoorlijk tegen het spookuur aanliep, besloten we met de snelheid waarmee een PVV-kamerlid in opspraak raakt in een kroeg te geraken. Het sneeuwde echter net zo hard als er met EU-subsidie wordt gesmeten in Hongarije. En dat is heel hard! De Hongaarse ‘doorbitch’ lachte ons bij binnenkomst in de ‘Morrison 2’ dan ook minachtend toe. Ik liet het over me heen komen, want met deze Igor wil je geen ruzie en bovendien ben ik er een beetje aan gewend om met een sneeuwpop vergeleken te worden. Mijn bijnaam op de middelbare school was namelijk ‘boelie,’ die aandoenlijke sneeuwpop met zijn rode neus.

Om snel een rode neus te krijgen en wakker te worden, bestelde ik een rondje tequila. De aardigheidsfactor ontbreekt totaal bij het Hongaarse barpersoneel, maar de prijs maakte dat meer dan goed. Om de prijs moest ik zo lachen, dat ik direct een tweede rondje bestelde. Ik dacht al wat behoorlijk genante carnavaleske tongworstelwedstrijden te hebben aanschouwd, maar wat er zich allemaal op de Hongaarse dansvloer afspeelt, daar zou zelfs Kim Holland het schaamrood van op de kaken krijgen. Hormonale handtastelijkheden zijn de Hongaar niet vreemd! Ongegeneerd werd de cupmaat gevoeld en de vaginale temperatuur gemeten. Schaamte is het Hongaarse volk klaarblijkelijk een doorn in het dronken oog.

De Morrison leende zich uitstekend voor het maken van danspasjes, want Dj Oetker schuwde het draaien van goede houseplaatjes niet! Het was dan ook een behoorlijke domper dat om vijf uur het licht aanging en de muziek stopte. Het was tijd om de door invliegsnorren gebakken shoarma te testen! Omdat het buiten nog steeds sneeuwde, pakten we een taxi. Het leek mij een uiterst goede gelegenheid om wat Nederlandse cultuur uit te wisselen. Ik koos het nummer ‘danku voor deze nieuwe morgen,’ dat acht jaar lang op mijn basisschool tot het ochtendritueel van het indoctrinatieprogramma behoorde. Dit lied is namelijk uiterst geschikt voor het zingen in canon en werd dan ook bijzonder snel door onze sjoof opgepikt. In ieder geval het meezingen van het woord ‘danku.’ Zonder te weten wat het woord daadwerkelijk betekende zong hij het ontwetend toepasselijk bij het in ontvangst nemen van zijn fooi.

Ik bestelde een vrolijk broodje shoarma en tot mijn grote vreugd verkocht deze Albanees ook Indische spekkoek. Althans, dat was mijn associatie met de chocoladecake die in zijn vitrine lag. Ik nam een hap van mijn gebakje, dat prima smaakte, maar het was een culinaire deceptie! Dit was geen spekkoek! Met een wijzend vingertje begaf ik mij naar de verkoper van dit banketbaktechnisch goed in elkaar zittend, maar teleurstellend, stukje gebak. “This isn’t spekkoek! I want my money back, it is a big disgrace to sell this as authentic Indian spekkoek!” De Albanees zag er gelukkig de humor van in en zonder dat er een schot werd gelost, serveerde hij het broodje shoarma uit, hetgeen mij de westerse mond snoerde.  Op de terugweg verwonderde ik mij nog over de culinaire belediging, maar het was aan dovenmansoren bestemd. Nadat we over twee zwervers, die in de portiek op een pizzadoos lagen te slapen waren gestapt, kon ik beginnen aan mijn welverdiende schoonheidsslaapje.

Mooie pandjes mooie geveltjes

Indulás

Na het wegbuffelen van een McMenu moest ik nog  anderhalf uur zien te overbruggen op Schiphol. Dat kun je het beste doen door aan een bar te gaan zitten.  Alle mannen aan de bar waren eenzame reizigers die zich lieten vergezellen door een biertje. Goed voorbeeld, doet goed volgen. Er zaten ook twee dames aan de bar, die van een wijntje aan het nippen waren. Ik dacht in eerste instantie dat het om twee Duitse schoonheden ging, maar een kakofonie van knäckebrödklanken, die zich vanuit hun hoek versmolt met het ‘smeltkroeg-gebabbel,’ deed me anders vermoeden. Het café op een vliegveld is toch altijd een wat paradoxale bedoeling:  al wachtend is men onderweg. De man rechts van mij moest wel naar een hele vervelende bestemming onderweg zijn. Hij dronk zijn halve liter met een jaloersmakende gulzigheid in een teug leeg. Ik besloot dit goede voorbeeld niet te volgen, want ik heb een hekel aan het vliegtuigtoilet. Gezien mijn postuur is het wellicht geen terechte fobie, maar ik ben bang meegezogen te worden de duisternis in. Het is dat Budapest maar een krappe twee uurtjes vliegen is, want anders had ik een seniorenpamper aan gehad. Lekker warm! Drie palmpjes en drie sigaretten later was het tijd om richting de gate te gaan. Ook de gulzige drinker verliet de bar. Niemand zal zich hem of mij herinneren. Onze lege glazen zijn daarvan de stille getuigen.

Het is fijn om een keer niet met een norse blik van een Ierse zeug geconfronteerd te hoeven worden, maar met een vriendelijke Hollandse glimlach. Bovendien zijn die blauwe stewardessenpakjes echt goed! Alleen daarom betaal je natuurlijk al belachelijk veel voor zo’n ticket. Een biertje in een stripclub is immers ook rond de vijf euro! Je voelt je ook veel veiliger als de gezagvoerder Rooijackers met zijn achternaam heet in plaats van het Ierse Mclaren, dat toch een flesje goedkope Ierse whiskey onder de pilotenstoel doet vermoeden.  Ook wordt de kindermoordenaar in je niet gewekt, want huilende baby’s waren er niet aan boord van de KL1979. Zo kon ik lekker wegdromen in mijn op het vliegveld aangeschafte boek ‘Echte mannen slaan soms hun vrouw.’ Na dertig pagina’s meegenomen te zijn in de denkwereld van de Egyptische man, werd er door de stewardess een vraag gesteld die mij bijzonder vrolijk stemde . “Meneer wilt u een boterham met kaas?” Dat ging er wel in! “Wilt u een biertje?” Dat ging er ook wel in! Toen ik mijn boterham op had en het blikje Heineken leeg was,  fluisterde de olijke stewardess me toe dat ik best nog een biertje mocht. Een kinderlijke blijheid viel mij ten deel. Net voor de landing werd ik nog getrakteerd op een bakje koffie met een stroopwafel. Zo doen ze dat dus bij de ‘Fucking Royal Dutch Airlines!’ De dertig minuten vertraging was ik dan ook snel vergeten.

Aangekomen op Budapest Fleyhergi was het zaak om een louche Hongaarse taxichauffeur te vinden, die mij voor een zacht Oostblokprijsje richting het appartement van Bas zou brengen. Louche was hij wel, maar het zachte Oostblokprijsje kon ik op mijn dikke buik schrijven. Vijfentwintig eurie wilde hij hebben. En dat is best vreemd, want zijn salarisstrook is in Hongaarse forint. Omdat ik niet door hem in een buitenwijk afgezet wilde worden om doorverkocht te worden aan een ziekeling, zoals dat in de film Hostel gebeurt, ging ik akkoord. Het is toch een goede zaak dat ik geen seniorenpamper om had gedaan, want anders had ik deze volgescheten met de lievelingskleur van Bob Ross, ‘Van Dyk Brown.’ De louche snor hield namelijk van klassieke muziek, maar de combinatie van Hongaars Gregoriaans gezang en de hevige sneeuwval zorgde voor een luguber sfeertje in zijn afgedankte Mercedes.