De bestorming van La Bastille

Het niet onder ogen willen zien van het uit de hand lopen van het afgelopen weekend had ik naar een meer boeddhistisch deel van mijn hersenpan weten te verbannen. Helaas moet ik het toch onder ogen zien. Tijdens het donderdagavondmaal stelde de kok namelijk als een soort interviewer van ‘Man Bijt Hond’ een vraag. “Van wie was in godsnaam die mok tomatensoep met schimmel in de magnetron?” Ontkennen had weinig zin. Ik was er bij thuiskomst zondagochtend half zes blijkbaar niet in geslaagd een laatste restje tomatensoep op te warmen. Ik had even daarvoor op de afterborrel nog stellig beweerd dat bij mij het lichtje nooit uit gaat. Het gaat enkel anders schijnen! Maar als je zelfs op donderdagavond nog wordt herinnerd aan je door Koning Alcohol geregisseerde stupiditeit van het weekend, dan weet je: het is weer lelijk uit de hand gelopen.

De vrijdagmiddagborrel was redelijk netjes verlopen. Na het bespreken van bedrijfstechnische zaken onder het genot van een klein biertje begaf ons gezelschap zich richting café Bouwman voor het vieren van een verjaardag. Tot zover was er nog niets aan de hand. Behalve dan dat een nog meer select deel van ons gezelschap het nodig achtte om richting de Bubbles te gaan. Uiteraard werd onderweg nog een ‘diagonaaltje’ getrokken bij de FEBO. Na het legen van de Russische gezelligheid begon ik aan mijn wandeling richting huis. Het begon hoopvol, want ik verkeerde in vrouwelijk gezelschap. Er werd zelfs uiting aan onze prille verliefdheid gegeven door onze smaakorganen. Hoe het dan in godsnaam mogelijk was dat ik uiteindelijk met een blauwe balzak eindigde aan mijn huisbar discussiërend over de Franse koloniale politiek met de Algerijnse exchange student Abdoul is mij dan ook nog steeds een fucking raadsel!

Om dit raadsel te ontrafelen, leek het mij verstandig om dit de volgende dag in de Eddy Bar te doorgronden onder het genot van een klein biertje. Ik heb het niet kunnen doorgronden, maar gezellig was het wel!  Zo gezellig zelfs dat ik in een vlaag van asociale verstandsverbijstering zonder mijn rekening te voldoen de taxi indook  op naar het volgende feestje: een etentje met een vriend. Na een bourgondisch samenzijn eindigden we na een kleine omzwerving in de Bastille op het Rembrandtplein. De vele borreltjes en danspasjes deden mijn lichtje inderdaad anders schijnen. Even dacht ik de dame van de avond ervoor weer ontmoet te hebben, maar dit bleek een beschamende misvatting. Een door een vriend geschoten iPhone kiekje van mijn weinig intelligente gelaatsuitdrukking overtuigde mij ervan dat Duimelot richting bedstee moest gaan. Dat Likkepot zijn eten tot en met donderdagavond in de magnetron heeft laten staan zegt genoeg. Dit weekend weet ik het zeker: retraite!

See you in court Occupymongol

Na een fijn en gemoedelijk avondje stappen in de Domstad keerde het Amsterdams gedeelte van het fellowship van die avond richting het station. Ook in Utrecht blijken zwervers, uitkeringstrekkers, benevelde hippies, drugsverslaafde nihilisten, anti-globalisten, IQ-lozen, pluizig tuig, krakers en ander nietsnuttig kutvolk zich in tentjes te hebben verzameld op een plein onder het mom van actie voeren. Aangezien dhr. Wolfsen een nog slappere zak is dan de burgervader van Amsterdam voelde ik mij geroepen de aanwezige Occupybeweging ervan te verwittigen dat het na vijf weken nu toch wel tijd was om hun pluizencamping af te breken. “Met moed en vreugd aan het werk! Als je wilt kamperen, dan rot je maar op naar de Ardennen!” Helaas voor mij was er een klein politiepostje gestationeerd bij hun kamp. Deze Mavo-petten gaven mij dan ook bijzonder snel te kennen dat ik door moest lopen.

Dit is toch een beetje de omgekeerde wereld! Daar waar in de rest van de wereld het traangas niet aan te slepen is om dit tuig hun zinloze actie te doen laten staken, zo wordt in Nederland degene die pleit voor onkruidverdelging door de sterke arm der wet aangepakt. Vrijheid van meningsuiting is voor mij een groot goed. Ik liet mij dan ook niet de les lezen door deze jonge Marokkaanse diender. Zeker niet toen een van de pluizen met mij de discussie aanging. “Je moet respect hebben voor onze beweging,” zo liet deze ongeschoren viezerik mij weten. Achter hem prijkte “werk is misdaad” op het spandoek van zijn tentje. Ik schoot hierop een klein beetje uit mijn slof en liep met mijn wijzende vingertje richting de pluis om hem wat verbale oorvijgen te geven.

Nog voordat ik mijn bezielende pleidooi kon afronden, werd ik door Hakim bruut tegen de grond gewerkt. Met zijn agressieve gedrag bewerkstelligde deze diender zelfs dat mijn brilletje van mijn neus geraakte. Mijn brilletje heeft vele extreme situaties in vele steden overleefd. Van Dublin tot Kuala Lumpur en van Berlijn tot Bratislava, maar Utrecht bleek een stad te ver voor mijn bril. Daar lag ik dan met de knie van Hakim plat op de grond. Ik wilde graag van Hakim weten waarvoor ik precies gearresteerd was. Hierop kon hiij mij geen antwoord geven, hetgeen mij licht woedend maakte. “Het is hier geen Marokko waar je willekeurig mensen in de boeien kunt slaan.” Ik moet totaal niet zijn overgekomen, want Hakim deed de handboeien een stuk strakker om mijn polsen en ook mijn metgezellen lagen binnen enkele seconden geboeid en wel op de grond.

Met hoge snelheid kwamen er enkele busjes het plein op geracet. Zwaailichten en sirenes alom! Was de burgemeester van Utrecht dan eindelijk bij zinnen gekomen en had hij de M.E. opdracht gegeven om met gepast geweld deze mongolcamping te ontruimen? Niets bleek minder waar! Hakim had geheel naar Marokkaans gebruik zijn vriendjes gebeld. Ze kwamen voor ons! De grootste der agenten werd mijn persoonlijke begeleider. “Opstaan bolle,” snauwde hij. “Wah denkte zelf vriend? Ik ben zo buis als een huis en lig hier met de handboeien op mijn rug op de grond. Dat gaat een beetje lastig he, Vledder!” Daar had Vledder wel een oplossing voor. Binnen drie seconden lag ik achter in zijn busje. “Mijn brilpootje ligt daar nog!” Vledder had hier geen oren naar. “En nou ga je zitten en houd je je kop dicht!” De deur van het politiebusje werd dichtgesmeten. Daar lag ik dan. Zonder brilpootje, geboeid en wel achterin een politiebusje. En ik had mij dit weekend nog wel voorgenomen een retraite te houden. Wat een ellende!

Met hoge snelheid, zwaailichten en sirene werd ik afgevoerd naar het politiebureau. Ik kreeg nog steeds geen antwoord op de vraag waarom ik nu precies gearresteerd was. “Kop dicht, zei ik!” Om zijn verhaal kracht bij te zetten zette Vledder zijn grote kisten in mijn rug.  “Rustig appelmoes!” Ik moet wederom niet zijn overgekomen, want Vledder zette zijn voeten nog harder in mijn rug. “En nou zeg ik het je verdomme niet meer: je houd je rustig, bolle!” Het leek mij verstandig om de rest van het korte ritje mijn mond te houden.  Toch kon ik het niet laten om aan Vledder te vragen of hij misschien een zak had voor over mijn hoofd voor als ik zo het bureau ingeleid werd. We hadden hier immers wel van doen met de topcrimineel Bins K.

Aangekomen op het bureau werd mijn vriendelijke verzoek tot een advocaat en een telefoontje weggehoond. “Je kijkt teveel films,” zo lachte de niet geheel onverdienstelijke dame van de receptie mijn verzoek weg. “Wat een mooie ogen heb je eigenlijk,” zei ik terwijl ze mijn portemonnee aan een grondige inspectie onderwierp. In tegenstelling tot de overige twee arrestanten in mijn gezelschap werd mij een slaapmatje onthouden. Mijn vriend Vledder schudde mij nog eens goed door elkaar voordat hij mij in het kleinste celletje van Utrecht gooide. “Ik wil je niet meer horen, anders krijg je met mij van doen!” Daar zit je dan op een betonnen bankje kou te lijden in een celletje van nog geen  4m2. De mevrouw van de receptie stelde zich weinig coöperatief op. Meerdere malen kreeg ik te horen dat ik niet in een hotel vertoefde en werd mij meegegeven dat ik als volwassen man de consequenties maar moest accepteren. Touché! Maar ik werd fucking para in mijn betonnen hok. “Ik wil tomatensoep godverdomme!”

Wanneer je acht uur op een betonnen bankje naar een deur zit te staren dan koester je op een gegeven moment sympathie voor de lieden die een lange tijd in de isoleercel vertoeven en hun ongenoegen hieromtrent uiten door kunstwerken op de muur maken van hun ontlasting. Zeker wanneer je een agente op de gang hoort zeggen: “zwaai maar eens naar je vriend, want die zit hier.” Bij het zien van mijn kleine celletje werd er door hem feestelijk gezwaaid. ‘Teringlijer!’ In plaats van het schrijven van een poepgedichtje op de muur leek het mij beter om een krantje te vragen om de tijd te doden. Wederom kreeg ik nul op mijn rekest. Na lang wachten, werden we dan eindelijk vrijgelaten. Wat een grap! Eén van de Occupymongols had aangifte gedaan. Hij voelde zich beledigd. Vreemde zaak, want ik voelde mij door zijn spandoek ook beledigd, maar hiervan doe ik toch ook geen aangifte? Nadat ik mijn spullen weer terug had gekregen van de aardige hoofdagente, die uit medelijden toch nog een bakje koffie en een kleffe boterham met kaas was komen brengen, werd mij gevraagd of ik even €370 kon pinnen. Voor het nogal subjectieve begrip belediging? Ik denk het niet! See you in court Occupymongol!

 

De liefde voor de smartphone

Bij het uitblazen van mijn eerste adem richting de eeuwige jachtvelden van de Kade leek het alsof ik een diepe hijs van een sigaar deelde met de straat. Verrek! Ik had helemaal geen sigaretten meer. Nu woon ik hemelsbreed een kleie 25 meter tegenover de Albert Heijn, maar burgervader van der Laan kan op zeer korte termijn een brief verwachten waarin ik hem verzoek een tunnel te graven onder de gracht door. De wandeling om het water heen is namelijk precies lang genoeg om een ongezonde portie ergernis te wekken. Voor de baas van een stad dat voor enkele miljarden een metro aan het graven is in een fucking moeras lijkt me een tunneltje onder een gracht door een kleine moeite.

Ik liep langs de tramhalte bij de Nederlandse Bank. Op een verdwaalde bejaarde na stond iedereen bij de halte chagrijnig gehypnotiseerd naar zijn of haar telefoon te buizen. Let er maar eens op! Iedereen en overal lijkt tegenwoordig verliefd op zijn smartphone. Vooral multitaskende vrouwen zijn er goed in. Die kunnen zelfs ‘whatsappen’ op hun fiets.  Een lief ‘whatsappend’ huppelkutje met H&M muts liet zich bijna overrijden bij de stoplichten toen ze zag dat de tram van plan was zijn deuren te sluiten. Als een sardientje propte ze zich met gevaar voor eigen leven het tramblik in. Dom hoor! Ik zou nooit rennen voor een tram, want een kleine tien minuten later komt de volgende meestal aanrijden. Mensen die dat typeren als een luie gedachte kan ik op hun beurt betittelen als kortzichtige lieden. Is het immers niet zo dat de H&M muts juist lui is, omdat ze ook vijf minuten eerder haar stinkende bedje had kunnen verlaten?

Al moet ik eerlijk bekennen dat het in de wintermaanden bijzonder vervelend is om je warme nestje te verlaten.  Ik ben dan ook bijzonder blij dat ik mijn bad vol kan lopen in precies dezelfde periode als mijn lieve iPhone snoozed. Zo hoef ik mij niet te douchen in een fucking iglo. Ik hoef mannen niet uit te leggen hoe meneer Celsius van negatieve invloed kan zijn op de lengte van je copulatieorgaan. Na een kleine nicotinetechnische omzwerving belandde ik op kantoor, alwaar koffiezetapparaat Trudy een heerlijke verse bak koffie voor me in petto had. Nicotine, cafeïne en ontbijtkoek zijn bevorderlijk voor je stoelgang. Een beetje jammer dat je na de grote boodschap tot de conclusie moet komen dat het enige papier op het toilet het krantje is dat je in je handen hebt. Kak! Gelukkig kan ik de digitale editie daarvan raadplegen op mijn lieve iPhone.

Vrijmibo? Zaterdagmiddagborrel!

Wanneer je zaterdagmiddag zo buis als een huis met een grote bos rozen over de Wallen loopt en deze aan het uitdelen bent aan de ‘meisjes van de nacht,’ dan weet je dat je vrijdagmiddagborrel lelijk uit de hand is gelopen. Heel lelijk mag ik wel stellen! En dan te bedenken dat we dit keer niet een bodem hadden gelegd van Japanse mix, kleffe Pretsels en lauwe bitterballen, maar nog net op tijd café Kale waren binnengestapt om van een heuse avondmaaltijd te genieten. Weliswaar stapten we twee minuten voor de sluiting van de keuken binnen en moesten we derhalve genoegen doen met een wat schrale saté met friet, maar toch: dit was nog het meest verstandige deel van de vrijdagmiddagborrel.

Na de avondmaaltijd was het tijd om de binnenstad onveilig te gaan maken. Geheel in de door mij zo gewaardeerde lijn der impulsiviteit was het eerste etablissement dat wij met onze aanwezigheid verblijdden Club Air. Toch gek, als je de taxichauffeur vraagt je af te zetten bij Café Wiener. Vol goede moed betrad ik als een van de eerste de dansvloer voor het maken van de openingsdans. Het zou niet lang duren of de dansvloer stond helemaal vol. Al is dat niet gek als je je bedenkt dat het in Club Air moeilijker is om een vuurtje te bietsen dan XTC aangeboden te krijgen. Ik moest maarliefst drie keer overgaan tot het knuffelen van iemand alvorens ze mijn sigaret wilde aansteken. Tot een uurtje of half vier ging ik helemaal los op de beats van een voor mij nog steeds onbekend, maar daardoor niet minder goed, DJ-talent.

Toen kreeg ons gezelschap namelijk ook lucht van een feestje in Café Bubbles dat tot acht uur de volgende ochtend zou duren. Dan kan het zo gebeuren dat je met drie mensen opgepropt in een tuk tuk zit richting het Leidseplein. Welke wijsheid aan het bestellen van een fles wodka ten grondslag lag, is mij nog steeds een gulzig raadsel. Ik moet er als een Korsakovpatiëntje hebben bijgestaan, want ik werd gedumpt door mijn korte termijn geheugen. Ik weet dan ook niets meer van de puberale bekpartij, waarvan ik de volgende dag op de hoogte werd gebracht. Evenmin kan ik mij iets meer herinneren van hoe we thuis zijn gekomen. Het moet een traditioneel Russische wandeling zijn geweest, want bij thuiskomst maakte mijn korte termijn geheugen het weer goed met me. Ook mijn nicotineverslaving speelde hierin misschien geen bijrol, want we besloten geheel rationeel de stad weer in te gaan voor het halen van sigaretten.

Nadat we in deze missie geslaagd waren, probeerden we twee  twaalfjarigen, die aan het wachten waren totdat ze opgehaald zouden worden voor hun hockeywedstrijd, te overtuigen om met ons vast de derde helft te gaan beleven. Uiteraard gingen zij niet op ons vreemde verzoek in. Wij waren daarentegen wel in voor een derde helft en vervolgde onze weg richting het Rembrantplein. Onderweg hebben we over de zin van het leven gepraat met  een jonge moeder, die met haar kinderen in de speeltuin was, met een zesjarig broekie en zijn vader tijdens het trappen van een balletje gefilosofeerd over het belang van teamsport in de opvoeding van kinderen, een toeristenmuts gekocht en werd ik de gelukkige eigenaar van een bos rozen. Echter was er geen kroeg die ons een biertje wilde schenken.

Toch gaven wij niet of en bleven net zolang rechtdoor lopen tot we een barretje op de Wallen troffen alwaar Anja de scepter zwaaide. Deze tapte maar al te graag een biertje voor ons. Jammer dat mijn metgezet de bar als kussen beschouwde en na drie slokken snurkend in slaap viel. “Bedtijd jongens, neem jij hem mee,” werd mij in plat Amsterdams gevraagd. Anja had gelijk: het was tijd om naar bed te gaan. Ik vroeg Anja of zij misschien mijn bos rozen wilde hebben. “Maak die wijfies hier achter het raam er maar blij mee jongen, die hebben het harder nodig dan ik.” Zo’n mooi advies kun je natuurlijk alleen maar ten uitvoer brengen. Het was bovendien maar goed dat ik de vijftien rozen had uitgedeeld, want bij thuiskomst rond half drie ‘s middags bleek dat onze bejaarde vriendin Thea op bezoek was. Ze had een bosje rozen voor ons meegenomen.