Kroegverhalen

Een gesprek weet ik tegenwoordig beter op waarde te schatten dan een discussie. Luisteren is tot deugd verheven. Als het de moeite waard is dan geniet ik er echt van om mijn bek te houden. Toen ik Kees ontmoette deze vroege avond hield ik gelukzalig mijn mond en voedde zijn romantische kroegverhalen van weleer door het bestellen van twee kopstootjes. Kees was een barman van een overleden kroeg. Een stukje verder dan mijn eigen stamkroeg. Als ik Kees moet geloven dan was het iedere dag bal in mijn buurtje, het Weteringcircuit. Heftige feestjes. Kees zat er lekker in. Ik ging lekker mee met zijn romantische relaas. Na het tweede gezamenlijke kopstootje nodigde ik hem uit om zijn mooiste verhaal met mij te delen.

De tijdmachine bracht ons terug naar midden jaren tachtig. Ik was twee. Kees vijfendertig. Kees werd opgepakt met Freddy Heineken. Nadat de laatste ronde door André Hazes’ ‘Hoogste tijd’ werd ingeluid, had het creatieve idee postgevat om het paard van het standbeeld van Wilhelmina op het Rokin te transformeren tot Zebra. De meesterschilder die bijna in slaap was gevallen aan de toog beleefde een opleving. Toevallig had hij twee potten verf bij zich. Een witte. En een zwarte. Zebra! Zebra! Freddy Heineken knikte instemmend. Twee uur werden de heren in de kraag gevat door de politie. Toen Freddy zich verbaal van de boeien wilde bevrijden door aan te geven “Maar ik ben Freddy Heineken,” kreeg hij een oorvijg. In plat Amsterdams kreeg hij te horen :”Dat zeggen ze allemaal, instappen, ouwe!” Freddy was binnen een uur weer buiten. Freddy scheen zo boos te zijn, dat de dienstdoende dienders nog problemen hebben gekregen, maar dit terzijde. Omdat hun practical joke ‘Het Parool’ had gehaald en ze Wilhelmina niet hadden beschilderd, kwamen ze er met een kleine tien uur brommen vanaf. Ik was een en al oor.

Kees’ vrouw maakte aanstalten om te gaan en liet mij niet nog een kopstootje bestellen. Waarschijnlijk was dit niet de eerste keer dat ze dit verhaal had moeten aanhoren. Ik kon het niet laten. “Troubadour! Vertel me nog één verhaal,” scandeerde ik theatraal ten tonele. Natuurlijk ging Kees hierop in. Hij beloofde zijn vrouw dat dit het laatste stukje melancholiek zou zijn. Kees was een keer zijn brakheid aan het vieren in de Myrabelle met een gepast ontbijt. Hij werkte naast het uitoefenen van zijn kunsten in de horeca ook op een rondvaartboot. De schipper van die boot bleek ziek te zijn. Zijn huistelefoon werd beantwoord door zijn moeder. Zij kon aangeven dat haar zoon met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in een kroeg zat te ontbijten. Iets met Jonge Jenever en eieren met spek ‘Mobieltjes waren er nog niet,’ zo drukte Kees mij op het hart. Een andere buurtgenoot die aan de bar zat en per gezellige abuis de slaap had weten te trotseren was Ramses Shaffy. Hij hoorde dat Kees moest invallen als schipper en bood zichzelf aan als tour guide. “We zullen doorgaan Kees. We zullen doorgaan,” zo zou hij hebben gezegd. Met een flesje jonge schijnen de heren een leuke middag te hebben beleefd.

Natuurlijk nam ik de kroegverhalen van Kees met een korreltje zout zonder tequila. Maar juist zulke verhalen leiden een eigen leven en zijn vermakelijk. Ze zijn zo vaak verteld, dat ze tot waarheid zijn verworden en een eigen leven zijn gaan leiden. In ieder geval in de fantasie van de verteller. Die ze keer op keer deelt met zijn kroegpubliek. Altijd met overtuiging en passie. Ik wilde nog een biertje bestellen om een derde verhaal uit te lokken, maar Kees’ vrouw liet dit wederom niet toe, geroutineerd als ze is. Ze had gelijk. Eén laatste biertje. Nog één verhaal. De vrouw van Kees maakte een einde aan het eindeloze. Geen discussie. Luisteren. Ik besloot dat het voor mij ook genoeg was geweest. Twee mooie kroegverhalen rijker keerde ik huiswaarts.

Grumpy Monday

“Waarom zouden we jou moeten aannemen voor deze functie?” Ik slaakte een diepe zucht. Eens te meer werd ik in mijn niet al te positieve opvatting aangaande HR ‘professionals’ gesterkt. Ik koester niet enkel gepaste minachting voor hun professie omdat ze mensen als recourse zien, het wordt vooral gevoed door het totale gebrek aan intelligentie, inlevingsvermogen, creativiteit en aan oplossend vermogen. Ik kan slechts één enkel talent ontdekken bij HR mensen. Het uitblinken in het stellen van domme vragen. De diepe zucht had mijn minachting gelukkig om weten te zetten in kalmte. “Interessante vraag. Wacht, ik pak even je Linkedin bericht erbij. En ik citeer. Met jouw CV en werkervaring pas jij perfect bij wat wij aan het opzetten zijn.”

Toen ze me ook nog ging vragen om twee goede eigenschappen en twee slechte te noemen kon ik me niet meer inhouden. “Wederom een interessante vraag. Zou het niet beter zijn om gewoon naar wat karaktereigenschappen te vragen. Die zijn goed noch fout. Soms is het bijzonder verstandig om tering eigenwijs te zijn. Zolang het je maar niet halsstarrig maakt. Relativeringsvermogen is erg handig om mensen gemotiveerd te houden. Zolang je daarmee maar niet voorbij gaat aan hun problemen. Al moet je empathie ook weer niet verwarren met sympathie……Vraag me anders of ik een pen aan je wil verkopen? Sorry….Is het misschien een idee als ik gewoon met de hiring manager kan spreken, want ik voel dat we niet echt tot een gesprek komen.”

Van achter mijn bureau keek ik naar de grijze wolken die deze maandag grumpy sierden. Potjandrie. Had het treurige weer zich nu meester gemaakt van mijn gemoedstoestand? Het scheelde dat ik met iemand een telefoongesprek voerde die mij als resource ziet. Dan hoef je je niet te excuseren. Na het voor beide weinig succesvolle gesprek besloot ik mijn vrolijke kant wat te motiveren door Nederlandstalige meezingers de ether van mijn appartement in te knallen. Tino Martin, André Hazes, Acda en de Munnik en de Toppers scandeerde ik vrolijk mee vanuit bad. De enige stress van deze grumpy maandag was verder het kiezen uit mijn collectie badeendjes. Maar zulke stress neem ik graag voor lief. Heerlijk. Geen stress.

Assumption is the mother of all fuckup…

Als wingman belandde ik op een verjaardag van een passionele onderneemster. Ze geeft bedrijfstrainingen, zolang het maar met plezier is. Ik kreeg een rondleiding in haar fantastisch mooie kantoor. Waarschijnlijk heeft ze zelf niet eens door hoe fantastisch haar kantoor is. Als ondernemer leef je in de toekomst. Het meesterlijke stukje tekst van Bilderdijk doet hier altijd recht. “In het verleden ligt het heden. In het nu wat worden zal.” Zeker op verjaardagen. Dan moet de vergankelijkheid getrotseerd worden door het vieren van het leven. Op het bankje voor het kantoor vierde ik het leven met de bovenbuurvrouw, die kwam aanfietsen. Ze werd geïntroduceerd als Schipper. Al snel werd duidelijk dat ik met een kunstenares van doen had. Als oude ziel voel ik me erg op me gemak bij mensen op leeftijd. Oppervlakkig was ons gesprek geenszins. Zinvol werd ons gesprek echter pas toen een jongedame zich wilde mengen in het gesprek.

Ondanks onze zeer gesloten lichaamshouding, arrogante bejegening en de buitengewoon onvriendelijk en zeer korte antwoorden van de kunstenares volhardde de jongedame. Haar licht hese stem verraadde dat we te maken hadden met een corpsmeisje. Toch wilde ik haar niet in dit studentikoze hokje plaatsen. Ze moest en zou het gesprek met ons aangaan. “Ik kom even tussen jullie in zitten met mijn dikke kont.” Je kunt jezelf hebben geanalyseerd. Je kunt jezelf hebben leren accepteren. Je kunt vrede hebben gesloten met het duiveltje op je schouder. Maar jezelf in alle facetten uitdragen. Dat is karakter. Twee levenskunstenaars werd de mond gesnoerd. Door de dikke kont. We werden getrakteerd op een levenscollege nederigheid. De dikke kont had twee jaar eerder gedwongen afscheid moeten nemen van naïviteit en onverschilligheid. Baarmoederhalskanker. Vrouwe Fortuna was haar echter gunstig gezind. Genezen. Vruchtbaarheid behouden. Haar prinsesje was hiervan het bewijs.

We waren inmiddels zo erg in ons gesprek opgegaan dat we de laatste shiners waren op dit verjaardagsfeestje. Het bankje was ons domein. Hangjeugd in de grachtengordel. De passionele onderneemster had ons nog geïnstrueerd terwijl ze wegfietste: “Neem ruim, maar sluit wel af, gooi de deur dicht als jullie weggaan.” Ik ben een gezegend mens dat ik het levenspad heb mogen kruisen met zoveel Sales Angels in mijn salesteam. Surrogaat zusjes. Hoewel ik het verstand aan mijn zijde had, wist ik dat ik de dikke kont, die naar Buitenveldert moest, nooit of te nimmer op andere gedachten zou kunnen worden gebracht. Ze wilde fietsen. Het is de Wet der Mooie Vrouwen. In de natuurkunde zul je deze niet tegenkomen, maar de relativiteitstheorie, zwaartekracht en zelfs de logica moeten hierin hun meerdere erkennen. Voor de vorm deed ik net of ik een Uber voor haar wilde bestellen. Ze keek me kort doch zeer streng aan. Ik glimlachte berustend in de Wet der Mooie Vrouwen. De kunstenares wilde geen thee met me drinken. “Ik ben geen oude vrijster.” Tevreden stak ik een sigaret op en nam een slok van mijn wijn. Tien minuten later arriveerde mijn Uber.