Wanneer je zaterdagmiddag zo buis als een huis met een grote bos rozen over de Wallen loopt en deze aan het uitdelen bent aan de ‘meisjes van de nacht,’ dan weet je dat je vrijdagmiddagborrel lelijk uit de hand is gelopen. Heel lelijk mag ik wel stellen! En dan te bedenken dat we dit keer niet een bodem hadden gelegd van Japanse mix, kleffe Pretsels en lauwe bitterballen, maar nog net op tijd café Kale waren binnengestapt om van een heuse avondmaaltijd te genieten. Weliswaar stapten we twee minuten voor de sluiting van de keuken binnen en moesten we derhalve genoegen doen met een wat schrale saté met friet, maar toch: dit was nog het meest verstandige deel van de vrijdagmiddagborrel.
Na de avondmaaltijd was het tijd om de binnenstad onveilig te gaan maken. Geheel in de door mij zo gewaardeerde lijn der impulsiviteit was het eerste etablissement dat wij met onze aanwezigheid verblijdden Club Air. Toch gek, als je de taxichauffeur vraagt je af te zetten bij Café Wiener. Vol goede moed betrad ik als een van de eerste de dansvloer voor het maken van de openingsdans. Het zou niet lang duren of de dansvloer stond helemaal vol. Al is dat niet gek als je je bedenkt dat het in Club Air moeilijker is om een vuurtje te bietsen dan XTC aangeboden te krijgen. Ik moest maarliefst drie keer overgaan tot het knuffelen van iemand alvorens ze mijn sigaret wilde aansteken. Tot een uurtje of half vier ging ik helemaal los op de beats van een voor mij nog steeds onbekend, maar daardoor niet minder goed, DJ-talent.
Toen kreeg ons gezelschap namelijk ook lucht van een feestje in Café Bubbles dat tot acht uur de volgende ochtend zou duren. Dan kan het zo gebeuren dat je met drie mensen opgepropt in een tuk tuk zit richting het Leidseplein. Welke wijsheid aan het bestellen van een fles wodka ten grondslag lag, is mij nog steeds een gulzig raadsel. Ik moet er als een Korsakovpatiëntje hebben bijgestaan, want ik werd gedumpt door mijn korte termijn geheugen. Ik weet dan ook niets meer van de puberale bekpartij, waarvan ik de volgende dag op de hoogte werd gebracht. Evenmin kan ik mij iets meer herinneren van hoe we thuis zijn gekomen. Het moet een traditioneel Russische wandeling zijn geweest, want bij thuiskomst maakte mijn korte termijn geheugen het weer goed met me. Ook mijn nicotineverslaving speelde hierin misschien geen bijrol, want we besloten geheel rationeel de stad weer in te gaan voor het halen van sigaretten.
Nadat we in deze missie geslaagd waren, probeerden we twee twaalfjarigen, die aan het wachten waren totdat ze opgehaald zouden worden voor hun hockeywedstrijd, te overtuigen om met ons vast de derde helft te gaan beleven. Uiteraard gingen zij niet op ons vreemde verzoek in. Wij waren daarentegen wel in voor een derde helft en vervolgde onze weg richting het Rembrantplein. Onderweg hebben we over de zin van het leven gepraat met een jonge moeder, die met haar kinderen in de speeltuin was, met een zesjarig broekie en zijn vader tijdens het trappen van een balletje gefilosofeerd over het belang van teamsport in de opvoeding van kinderen, een toeristenmuts gekocht en werd ik de gelukkige eigenaar van een bos rozen. Echter was er geen kroeg die ons een biertje wilde schenken.
Toch gaven wij niet of en bleven net zolang rechtdoor lopen tot we een barretje op de Wallen troffen alwaar Anja de scepter zwaaide. Deze tapte maar al te graag een biertje voor ons. Jammer dat mijn metgezet de bar als kussen beschouwde en na drie slokken snurkend in slaap viel. “Bedtijd jongens, neem jij hem mee,” werd mij in plat Amsterdams gevraagd. Anja had gelijk: het was tijd om naar bed te gaan. Ik vroeg Anja of zij misschien mijn bos rozen wilde hebben. “Maak die wijfies hier achter het raam er maar blij mee jongen, die hebben het harder nodig dan ik.” Zo’n mooi advies kun je natuurlijk alleen maar ten uitvoer brengen. Het was bovendien maar goed dat ik de vijftien rozen had uitgedeeld, want bij thuiskomst rond half drie ‘s middags bleek dat onze bejaarde vriendin Thea op bezoek was. Ze had een bosje rozen voor ons meegenomen.