Na een fijn en gemoedelijk avondje stappen in de Domstad keerde het Amsterdams gedeelte van het fellowship van die avond richting het station. Ook in Utrecht blijken zwervers, uitkeringstrekkers, benevelde hippies, drugsverslaafde nihilisten, anti-globalisten, IQ-lozen, pluizig tuig, krakers en ander nietsnuttig kutvolk zich in tentjes te hebben verzameld op een plein onder het mom van actie voeren. Aangezien dhr. Wolfsen een nog slappere zak is dan de burgervader van Amsterdam voelde ik mij geroepen de aanwezige Occupybeweging ervan te verwittigen dat het na vijf weken nu toch wel tijd was om hun pluizencamping af te breken. “Met moed en vreugd aan het werk! Als je wilt kamperen, dan rot je maar op naar de Ardennen!” Helaas voor mij was er een klein politiepostje gestationeerd bij hun kamp. Deze Mavo-petten gaven mij dan ook bijzonder snel te kennen dat ik door moest lopen.
Dit is toch een beetje de omgekeerde wereld! Daar waar in de rest van de wereld het traangas niet aan te slepen is om dit tuig hun zinloze actie te doen laten staken, zo wordt in Nederland degene die pleit voor onkruidverdelging door de sterke arm der wet aangepakt. Vrijheid van meningsuiting is voor mij een groot goed. Ik liet mij dan ook niet de les lezen door deze jonge Marokkaanse diender. Zeker niet toen een van de pluizen met mij de discussie aanging. “Je moet respect hebben voor onze beweging,” zo liet deze ongeschoren viezerik mij weten. Achter hem prijkte “werk is misdaad” op het spandoek van zijn tentje. Ik schoot hierop een klein beetje uit mijn slof en liep met mijn wijzende vingertje richting de pluis om hem wat verbale oorvijgen te geven.
Nog voordat ik mijn bezielende pleidooi kon afronden, werd ik door Hakim bruut tegen de grond gewerkt. Met zijn agressieve gedrag bewerkstelligde deze diender zelfs dat mijn brilletje van mijn neus geraakte. Mijn brilletje heeft vele extreme situaties in vele steden overleefd. Van Dublin tot Kuala Lumpur en van Berlijn tot Bratislava, maar Utrecht bleek een stad te ver voor mijn bril. Daar lag ik dan met de knie van Hakim plat op de grond. Ik wilde graag van Hakim weten waarvoor ik precies gearresteerd was. Hierop kon hiij mij geen antwoord geven, hetgeen mij licht woedend maakte. “Het is hier geen Marokko waar je willekeurig mensen in de boeien kunt slaan.” Ik moet totaal niet zijn overgekomen, want Hakim deed de handboeien een stuk strakker om mijn polsen en ook mijn metgezellen lagen binnen enkele seconden geboeid en wel op de grond.
Met hoge snelheid kwamen er enkele busjes het plein op geracet. Zwaailichten en sirenes alom! Was de burgemeester van Utrecht dan eindelijk bij zinnen gekomen en had hij de M.E. opdracht gegeven om met gepast geweld deze mongolcamping te ontruimen? Niets bleek minder waar! Hakim had geheel naar Marokkaans gebruik zijn vriendjes gebeld. Ze kwamen voor ons! De grootste der agenten werd mijn persoonlijke begeleider. “Opstaan bolle,” snauwde hij. “Wah denkte zelf vriend? Ik ben zo buis als een huis en lig hier met de handboeien op mijn rug op de grond. Dat gaat een beetje lastig he, Vledder!” Daar had Vledder wel een oplossing voor. Binnen drie seconden lag ik achter in zijn busje. “Mijn brilpootje ligt daar nog!” Vledder had hier geen oren naar. “En nou ga je zitten en houd je je kop dicht!” De deur van het politiebusje werd dichtgesmeten. Daar lag ik dan. Zonder brilpootje, geboeid en wel achterin een politiebusje. En ik had mij dit weekend nog wel voorgenomen een retraite te houden. Wat een ellende!
Met hoge snelheid, zwaailichten en sirene werd ik afgevoerd naar het politiebureau. Ik kreeg nog steeds geen antwoord op de vraag waarom ik nu precies gearresteerd was. “Kop dicht, zei ik!” Om zijn verhaal kracht bij te zetten zette Vledder zijn grote kisten in mijn rug. “Rustig appelmoes!” Ik moet wederom niet zijn overgekomen, want Vledder zette zijn voeten nog harder in mijn rug. “En nou zeg ik het je verdomme niet meer: je houd je rustig, bolle!” Het leek mij verstandig om de rest van het korte ritje mijn mond te houden. Toch kon ik het niet laten om aan Vledder te vragen of hij misschien een zak had voor over mijn hoofd voor als ik zo het bureau ingeleid werd. We hadden hier immers wel van doen met de topcrimineel Bins K.
Aangekomen op het bureau werd mijn vriendelijke verzoek tot een advocaat en een telefoontje weggehoond. “Je kijkt teveel films,” zo lachte de niet geheel onverdienstelijke dame van de receptie mijn verzoek weg. “Wat een mooie ogen heb je eigenlijk,” zei ik terwijl ze mijn portemonnee aan een grondige inspectie onderwierp. In tegenstelling tot de overige twee arrestanten in mijn gezelschap werd mij een slaapmatje onthouden. Mijn vriend Vledder schudde mij nog eens goed door elkaar voordat hij mij in het kleinste celletje van Utrecht gooide. “Ik wil je niet meer horen, anders krijg je met mij van doen!” Daar zit je dan op een betonnen bankje kou te lijden in een celletje van nog geen 4m2. De mevrouw van de receptie stelde zich weinig coöperatief op. Meerdere malen kreeg ik te horen dat ik niet in een hotel vertoefde en werd mij meegegeven dat ik als volwassen man de consequenties maar moest accepteren. Touché! Maar ik werd fucking para in mijn betonnen hok. “Ik wil tomatensoep godverdomme!”
Wanneer je acht uur op een betonnen bankje naar een deur zit te staren dan koester je op een gegeven moment sympathie voor de lieden die een lange tijd in de isoleercel vertoeven en hun ongenoegen hieromtrent uiten door kunstwerken op de muur maken van hun ontlasting. Zeker wanneer je een agente op de gang hoort zeggen: “zwaai maar eens naar je vriend, want die zit hier.” Bij het zien van mijn kleine celletje werd er door hem feestelijk gezwaaid. ‘Teringlijer!’ In plaats van het schrijven van een poepgedichtje op de muur leek het mij beter om een krantje te vragen om de tijd te doden. Wederom kreeg ik nul op mijn rekest. Na lang wachten, werden we dan eindelijk vrijgelaten. Wat een grap! Eén van de Occupymongols had aangifte gedaan. Hij voelde zich beledigd. Vreemde zaak, want ik voelde mij door zijn spandoek ook beledigd, maar hiervan doe ik toch ook geen aangifte? Nadat ik mijn spullen weer terug had gekregen van de aardige hoofdagente, die uit medelijden toch nog een bakje koffie en een kleffe boterham met kaas was komen brengen, werd mij gevraagd of ik even €370 kon pinnen. Voor het nogal subjectieve begrip belediging? Ik denk het niet! See you in court Occupymongol!