Chagrijnig zette ik een stap over mijn drempel. Ik had deze morgen voor Jan met de korte achternaam extra vroeg mijn mandje verlaten. Ik wilde namelijk genieten van de morgenstond. Helaas had de zon zich verstopt achter een grauw pak wolken, zodat het genoegen van de morgenstond mij door Moeder Natuur op slinkse wijze werd ontnomen. Na het pakken van de krantjes uit mijn postvak stak ik met gevaar voor het breken van mijn X-beentjes het gladde Koningsplein over. Petje op, sjaal om, de oortjes van mijn iPhone in en de oogjes toe. Dit alles om zo min mogelijk mee te krijgen van de wereld om mij heen. Toch konden deze voorzorgsmaatregelen niet voorkomen dat ik me begon te ergeren aan de nitwit tegenover mij in de trein. Er zat een misbruikte padvinder schuw zijn boterhammetjes op te peuzelen. De bammetjes waren zeker door zijn moeder gesmeerd, want voordat dit afhankelijke welpje zich op zijn geserveerde prooi stortte, keek hij vakkundig wat er op zijn brood zat, dat overigens in een tuperware bakje zat, dat uitermate goed matchte met zijn Kipling rugzak. Wat een oetlul!
Mijn ochtendhumeur zette zich onverstoord voort bij het bereiken van het thuisfront. Mijn moeder had een onaangename verrassing voor mij in petto. Ze had voor mij een afspraak gemaakt bij een kapper in het aandoenlijke dorpje Asperen. Ik was mijn pruik nu al ruim zes maanden aan het kweken en was eigenlijk niet van plan deze kwekerij op te rollen. ‘Dan zie je er met de feestdagen weer netjes uit,’ zo was mijn moeders gedachte. Omdat het voor de verstandhouding het beste is moeders in de waan te laten dat zij het beste met hun kinderen voor hebben, ging ik akkoord. Bovendien zou er dan eindelijk een einde komen aan een nu alweer drie maanden durende kappersstrijd. Daarbij had mijn moeder chantagepraktijken overigens niet geschuwd. Zo had ze twintig euro op mijn rekening gestort met het betalingskenmerk: ‘kapper.’ Ik voelde mij toch wel een beetje schuldig dat ik dit geld niet had geïnvesteerd in de kapper, maar in een rondje schrobbeler aan de achterbar van d’n Zotte Olifant.
Mijn vader was zo vriendelijk om mij bij de kapper in Asperen af te zetten, zodat een fietstochtje in de sneeuw over de Lingedijk mijn voor passieve sport uitermate geschikte lichaam bespaard bleef. ‘Succes hè jongen,’ zei hij met een misselijke grijns op zijn gezicht, ‘ik wacht hier wel.’ Ik was meteen aan de beurt. Dat beloofde veel goeds! Nu hoefde ik gelukkig de tijd niet te doden met het doorbladeren van oude Panorama’s. “Hoe wil je het hebben,” is de essentiële vraag die de kapper je hoort te stellen. Dat deed deze kapper dan ook. Zoals de slager er een handje van heeft er ‘een onsje meer’ van te maken, zo heeft de kapper de ongenoeglijke eigenschap er een centimetertje minder van te maken. Het is dus belangrijk dat je goed antwoord geeft op de vraag van de kapper. Daar ben ik denk ik lelijk de mist in gegaan. “Achter- en zijkanten wat opknippen, bovenop wat langer, zodat het springerig zit.” De kapper had mijn bestelling begrepen en pakte zijn gereedschap. In een vlaag van verstandsverbijstering voegde ik nog iets doms toe aan mijn bestelling. “Oren vrij.”
Het was fijn dat de kapper net als ik zweeg. In mijn chagrijnige toestand had ik er helemaal geen behoefte aan om aftands burgerlijke beleefdheden over het weer uit te wisselen. Het conversatieniveau van de twee vrouwen in de kapperszaak was bovendien zo laag, dat ik mijn bijna ‘vrije oren’ maar al te graag te luister legde. Normaal ouwehoeren mensen slap bij een bakje koffie, maar deze vrouwwezens lulde enorm slap over koffie zelf. Denkt die vrouw nu werkelijk dat haar kapster er op zit te wachten geïnformeerd te worden hoe zij haar Senseo met opgeklopte melk zet? Net toen ik mij wilde mengen in dit interessante gesprek kwam ik daar stilgevallen van terug. ‘Shit!’ Mijn kapper pakte de tondeuse. ‘Oren vrij,’ spookte er door mijn hoofd. Of zou mijn moeder hier achter zitten, die de kapper van tevoren instructies had gegeven? ‘Neem die volwassen kleuter maar eens flink te grazen kapper, dat zal hem leren zo weinig gebruik te maken van uw kunde.’ Ik zie een conspiracy! Mijn vader hoefde uiteindelijk maar tien minuutjes te wachten. Een kilo haar en vijftien euro lichter waren mijn ‘oren vrij.’ Ik ben flink te grazen genomen. Ik voelde mij als de afhankelijke padvinder tegenover mij in de trein. Wat een oetlul!