Vinke(n)nest

Het was eerste kerstdag 2010. De visite was huiswaarts gekeerd en ‘Huize de Kruijk’ was gevuld met enkel gezinsleden. We hadden natuurlijk onder het genot van een drankje kunnen kijken naar dat jaarlijks terugkerende blonde kereltje dat vergeten is op het vliegtuig te stappen en af moet rekenen met boeven, maar daarvoor was de stemming nog niet melig genoeg. We hadden ook de DVD van de film ‘Kruimeltje’ kunnen kijken. Altijd mooi om te zien hoe mijn broertje, die één van de weeskinderen speelt, iets te vroeg gepiekt heeft in zijn acteurscarrière.  Door de rode wijn weet ik niet precies meer wie er met het idee kwam, maar het lumineuze idee vatte post om een gezelschapsspelletje te gaan spelen. Monopoly viel al snel af. Zowel mijn  vader, mijn broertje als ik eisten de rol van bankier op. Eloquente teksten als ‘jullie kunnen niet met geld omgaan,’ ‘jij speelt vals’ en de ultieme pot-verwijt-de-ketel-tekst ‘ja, maar jij speelt zelf vals,’ vlogen door onze huiskamer. Om een einde aan de discussie te maken stelde mijn moeder voor om te gaan scrabbelen.

In een vlaag van verstandsverbijstering liet men mij de puntentelling bijhouden. Ik besloot de eerste ronde eerlijk alle scores bij te houden. Dat had overigens geen zak met de kerstgedachte te maken.  Vertrouwen winnen om daarna telfoutjes te maken, dat was het devies. (Tip: zet streepjes in plaats van hele cijfers). De eerste ronde liet ik mijn vader winnen. Hoogmoed komt voor de val. Die val zou al bijzonder snel komen. Nadat mijn vader aan de zijkant van het bord het schitterende woord ‘vinken’ had gelegd, was mijn broertje aan de beurt. “Wat kan er achter vinken?” Mijn losse tong antwoordde “vinkenest,” omdat ik dit zelf kon leggen. Mijn broertje kaapte echter “vinkenest” met drie keer woordwaarde voor mijn rode neus weg. Dan kan je een paar streepjes smokkelen, maar 48 punten zijn niet  met een klein telfoutje weg te poetsen. Ik keek mijn vader aan. We waren dan wel niet aan het risken, mijn vader en ik hadden een verbond gesloten. We misten een ‘n.’ “Het moet “vinkennest” zijn, dat weet toch iedereen?”vroeg ik mij hardop af. Mijn broertje dacht indruk te maken met zijn iPhone, waarop hij ‘Camping Vinkenest’ had gegoogled. Dit maakte echter totaal geen indruk op mijn vader en mij. Wij hadden immers het ‘Groene Boekje’ aan onze zijde.

Mijn broertje had een broertje dood aan het ‘Groene Boekje,’ want hij begon zijn stem te verheffen en met zijn vingertje te wijzen om zijn argumenten kracht bij te zetten. Nog steeds maakte hij geen indruk op de zelfbenoemde jury. “Het is ook paardenbloem, want er zijn meerdere paarden.” Daar had ik hem tuk. Mijn broertje, die ietwat rood begon aan te lopen, ging er bij staan. “Fuck jouw paarden, er zit maar één vink in mijn nest. Het is ook Koninginnedag.” Inmiddels kon de slechthorende buurvrouw ook van onze discussie meegenieten en dat moet ongetwijfeld reden voor mijn moeder zijn geweest om het bord op elegante wijze van tafel te schuiven. “Je kan met jullie echt geen spelletje spelen.” Mijn moeder, die met geestelijk gehandicapten werkt, pakte haar glas wijn en ging op de bank zitten.  “Ik kan nog beter met de mongooltjes een spelletje doen, dan met jullie,” was haar terechte conclusie. Het enige positieve dat deze kerstavond mij geleerd heeft, is dat, mochten we ooit meedoen aan het programma ‘DNA Onbekend,’ dat er een positieve uitslag is. Ik ken namelijk geen mensen waarmee het vervelender een spelletje spelen is dan met mijn vader en mijn broertje. Eén figuur met een ruime blik op de spelregels aan de scrabbletafel is namelijk meer dan genoeg.