Vind je het leuk autorijden?

‘Man man man,’ mompelde ik hardop toen ik schadeloos de parkeergarage bij de RAI verliet in het donker en in de regen. Dit was een ‘different kind of cookie!’ De verkeerssituatie rond Amsterdam is een stuk uitdagender dan mijn lesgebied in het pittoreske Tiel. Sowieso had ik weinig ervaring met rijden in het donker. Het leek me echter geen reden tot paniek. Een voorbij razende tram na een groen stoplicht. Fietsers met een doodwens. Stoïcijnse bakfietsmoeders. Taxichauffeurs die zonder richting ineens voor je van baan wisselen. Nu snapte ik weer waarom ik in deze ‘poel des verkeersderfs’ twee keer gezakt was, maar ik had het dit keer goed in de smiezen.

‘Focus.’
‘Binnen.’
‘ Buiten.’
‘Dode hoek.’
‘Kijken. Plannetjes maken.’

Mijn rijinstructeur zat nu weliswaar niet naast me, maar ik had me zijn verkeersmantra’s zeer goed eigen gemaakt
‘Tering hangtiet,’ wat regende het hard. En hoe kreeg ik die verrekte achterruit wisser aan? Ik zag geen fuck. En waarom moest ik van de navigatie de borden A1 Hengelo volgen? Lag Overberg niet onder Utrecht? ‘A1, A1? ‘Sap-the-fucking-aardworte!’ Moest ik niet de A2 hebben?’ Op de radio kwam mij ter ore dat Acda en de Munnik weer gingen optreden. Dat stemde me vrolijk. Helemaal toen ‘Lopen tot de zon op komt’ werd gedraaid. Ik zong uit volle borst mee. Dit ritje kwam helemaal goed. En ik ging helemaal niet lopen tot de zon op kwam, maar rijdend dit varkentje wassen. En als het even meezat niet tot de zon op kwam.

Bijna vatte het weinig lumineuze idee post om rustig rechts te blijven rijden, maar dat ging ik niet doen. Het was immers geen zondag.  Bovendien was mijn eerste ritje van Raamdonksveer naar Amsterdam ook behoorlijk goed gegaan. Ik had bij het tankstation weliswaar met mijn spiegel de benzineslangen geraakt, maar een kleinigheidje houd je toch. Op de A2 was het best een saaie bedoeling en koste het mij de nodige moeite mijn zware rechtervoet in bedwang te houden.

‘Binnen, buiten, dode hoek. En rustig inhalen maar.’
Voorbij Amersfoort werd ik toch nog even als zondagsrijder getypeerd. Er stond toch echt 90 op de borden in verband met werkzaamheden toen ik op de linkerbaan door een haastige Mercedes naar rechts werd geseind.
‘Rustig appelmoes,’ zei ik tegen hem terwijl ik onder protest toch maar naar rechts ging.
Veilig parkeerde ik de auto in Overberg. Ik moest even denken aan de examinator tijdens de eerste keer afrijden in Amsterdam. Daar had ik geen klik mee.
‘Vind je het leuk, autorijden,’ had hij gevraagd om de ijzige stilte te doorbreken. Ik had hem bijdehand van repliek gediend.
‘Ja dat is een enorme passie van me. Daarom ga ik op mijn zevenendertigste mijn rijbewijs halen.’
Nu op mijn negenendertigste kan ik hem zonder cynisch ondertoontje wel een eerlijk antwoord verschaffen.
“Ja, ik vind het best leuk autorijden.”

 

De eerste keer…..

Een kleine vier maanden voor mijn vijfendertigste verjaardag was het dan eindelijk zo ver. Mijn eerste rijles. Normale mensen plannen dit zo rond hun achttiende. Ik niet. Mijn vader was erg in zijn sas toen hij mij een contract dat ik had getekend in groep zes onder mijn puberale snufferd schoof. Daarin verklaarde ik geen rijbewijs betaald te krijgen als ik zou roken voor mijn achttiende. Hoe dan? Duur pakje Lucky Strike achteraf gezien, maar gelukkig geef ik niets om auto’s behalve dat ik ze zie als vervoermiddel. Bovendien kreeg ik als student een OV jaarkaart dat me door heel Nederlanden en net over de grens in België bracht. Tegen het einde van de maand zette ik steevast de verdubbel truc in. Mijn bankrekening verkeerde dan doorgaans in liquide nood. Het Europese bankensysteem kende toen nog een vertraging van minimaal vierentwintig uur waardoor ik terug in Nederland nog een keer mijn rekening kon leeg pinnen. De verdubbelaer! Pannetje ‘kneiter pasta’ van tien euro op het fornuis en ik had eten voor een hele week, zodat ik de rest van de week door de ‘verdubbelaer’ Prins Pils kon spelen op de sociëteit en in Café Bolle . Maar dit terzijde. Ik dwaal wat af. Igor haalde me thuis op voor mijn eerste proefles.

Ik had eigenlijk verwacht dat Igor ons naar een afgelegen parkeerplaats zou rijden, maar wat schetste daarentegen mijn verbazing? Ik mocht meteen rijden. ‘Oh fuck!’ Nadat ik had geverifieerd of Igor een doodswens had (dit was niet zo) en ik hem ervan had verwittigd dat menig Uber chauffeur het verdomde lastig vindt om überhaupt mijn straat uit te rijden, startte ik met lichte tegenzin de auto. Er is voor alles een eerste keer. Vaak is dat echter geen al te beste ervaring. Bij het denken aan mijn ontmaagding voel ik namelijk nog steeds het strandzand van Calella tussen mijn bilnaad. Als ik denk aan mijn eerste skiles zie ik meteen die grote boom. Het is immers onmogelijk een pizzapunt te maken met mijn x-beentjes. Dit gegeven in combinatie met mijn corpulentie zorgde in ieder geval wel voor voldoende snelheid bij mijn eerste afdeling. De boom knuffelen was de enige optie om af te remmen. Als ik me mijn eerste wedstrijd als keeper voor de geest haal dan staat het schaamrood me meteen weer op de kaken. Dit was niet bepaald een succesvol debuut. Integendeel. We verloren met 21-1 van een naburig meisjesteam. Sta je dan. Met je katachtige reflex. De eerste keer op skeelers was meteen mijn laatste keer door een gebroken pols. Over mijn eerste dronkenschap ga ik niet eens uitweiden. Te gênant en ik wil niet geconfronteerd worden met de penetrant ranzige geur van kots dat het onvermijdelijke gevolg was van die verfoeilijke mix van Pisang Ambon, Kleine Feigling, Canei ‘wijn’ en namaak Passoa. ‘Bah Bah!’

Nu moet ik zeggen dat het autorijden eigenlijk best aardig ging. Al moet ik omdat de eerlijkheid me dat opdraagt wel opmerken dat alleen sturen en het gaspedaal gebruiken niet heel veel verschilt van de botsauto’s op de kermis. Igor bediende de rem, de koppeling en schakelde. Ook keek hij wat beter in de spiegels dan ik, zodat we geen fietsers of voetgangers op de motorkap zouden krijgen tijdens de proefles. Ik bleek gelukkig niet over het ‘verkeerlijk’ inzicht van een blinde ‘klaar over moeder’ te beschikken, zoals menig vriend me op voorhand vals wist te voorspellen. Ook had ik niet het ‘talent’ van mijn broertje. Bij zijn rijlessen gingen er op een gegeven moment zelfs ambulancebroeders-in-opleiding mee, omdat hij volgens zijn instructeur zo onverwacht kon reageren op verkeerssituaties. ‘Ging best aardig,’ zei Igor. ‘Voor een eerste keer dan,’ zo voegde hij er quasi didactisch verantwoord aan toe. Dit smaakt naar meer. Komende twee maanden ga ik dan ook maar eens vol plannen met rijlessen.