Eerder verschenen in “De Democraat” in augustus 2010 (blaadje van D66)
“Meneer, mag ik uw telefoon even gebruiken om te bellen, mijn batterij is namelijk leeg,” vroeg een Marokkaans uitziende jongen, terwijl ik de laatste trek van mij sigaret richting de eeuwige jachtvelden blies. In mijn gedachte ging Mohammed er al vandoor met mijn dure telefoon ter financiering van zijn cannabisverslaving of om deze te ruilen tegen ‘bling bling’ voor één van zijn bitches. Ik schrok hier enigszins van, want ik merkte dat dit gestoeld was op vooroordelen. Niet iedere Marokkaan heet namelijk Mohammed, dat weet ik ook wel.
Uiteindelijk besloot ik toch op goed vertrouwen de jongen mijn telefoon te laten gebruiken. Echter, wel onder de voorwaarde dat hij er geen terroristische activiteiten mee zou ontplooien. De jongen moest hierop erg lachen en bood mij een sigaret aan. Ik weigerde. Hij belde naar zijn moeder om te vertellen dat hij gestrand was op het station van Tilburg en dat hij dus wat later thuis zou zijn. Mohammed wist dat wanneer de NS bussen inzet, dat het nog wel even zou kunnen duren voor hij thuis zou zijn. Als dat geen integratie is. De jongen bedankte mij vriendelijk om vervolgens te verdwijnen in de massa mensen op het station.
Ik had contact gehad met een allochtone Nederlander! Nu moet ik zeggen dat ik ook goed contact onderhoud met alle Turkse en Egyptische eethuizen in de binnenstad van Tillburg, maar die zijn enkel vriendelijk omdat ze hun smerige broodjes en taaie chickenwings voor een aanzienlijke prijs kunnen slijten aan volgezopen studenten, taxichauffeurs en schaarsgeklede tienermeisjes, wier barbiepoppen te vroeg in een doos op zolder stof staan te happen. Maar eigenlijk ken ik niet zoveel allochtone Nederlanders, zonder dat ze shoarmabakker zijn. Ik ken dan wel een geadopteerde Boliviaan en die ene dronken avond met dat van oorsprong Iraanse meisje was heel gezellig, maar mijn vriendenkring is autochtoon. Al ben ik wel op zaterdagmiddag op de markt te vinden samen met de Marokkaanse en Turkse Tilburgers deze voor een prikkie leeg te kopen. Het grappige wil dat deze mensen er zo voor zorgen dat het laatste fruit niet richting de varkensboer gaat. Het halal-ideaal zit blijkbaar diep en ik ben niet te beroerd om ze daarin te steunen.
Misschien ligt het feit dat ik geen allochtoonse vrienden heb ook wel een beetje aan mijzelf. Al snel relativeer ik deze gedachte door te denken aan een documentaire over Nederlandse emigranten naar Canada, die op latere leeftijd in een bejaardentehuis in Toronto onder het genot van muzikale klassiekers als ‘Jan Huige in de ton’ en ‘Ik zag twee beren’ van hun zuurkool met worst genieten. In Canada is het pas de derde of vierde generatie Nederlanders die opgaat in de Canadese cultuur. De eerste generatie gijpt juist erg terug naar haar Nederlandse identiteit. Dat zorgt er zelfs voor dat latere generaties niet zonder haar zuurkool en stroopwafels kunnen. De bejaarden spraken overigens in een leuke mengeling van Engels en Nederlands. De documentaire werd afgesloten met een vraag aan ene Jan, die na zijn studie was vertrokken naar Canada, over wat hij vond van het integratievraagstuk. Ondanks zijn verzuilde calvinistische achtergrond kwam hij met een verassend wijs antwoord. Met een glimlach op zijn gezicht zei Jan: ‘Wanneer mensen eindelijk beseffen dat verscheidenheid een samenleving juist ten goede komt en het benadrukken van verschillen juist niet, dan moet het uiteindelijk wel goed komen.’
Ook is het altijd aandoenlijk om te zien dat Nederlanders in het buitenland massaal drop, peperkoek, wasmiddel, cd’s van Frans Bauer, *tubetrekkers, en Brinta importeren. Het schijnt zelfs dat hele Afrikaanse dorpen hun kids groot laten worden met Calvé pindakaas en dat Zweden wil gaan lobbyen bij het IOC om van zaklopen en koekhappen een olympische sport te maken. Dat hebben ze namelijk op 30 april geleerd van de Nederlanders in Löddeköpinge.
Maxima had bovendien gelijk: de Nederlander bestaat niet, net zoals Jan Modaal niet bestaat. Wie heeft er nu 1,4 kinderen? Verscheidenheid en de vrijheid jezelf te zijn, maken het nu zo leuk om in Nederland te wonen. Alleen op vakantie kom je de stereotype Nederlander tegen. Je kunt niet vertoeven op een camping in Zuid-Frankrijk zonder dat er naast je een naar SBS6 verlangend gezin zit dat onder het genot van zelf meegebrachte Kaapse bocht een met de hulp van de ‘Knor-Kokkie’ gemaakte macaronischotel aan het eten is. Je kunt niet ongestoord in Praag een Big Mac bestellen, zonder dat een bierbuik op ‘Heineken-slippers’ in de rij voor je in zijn beste Tsjechisch een hamburger bestelt: “Doe mij maar een hamburger.” Zelfs wanneer je badplaatsen mijdt waar ‘Kees Kroket’ en ‘Piet Friet’ de lokale eettenten naar de buitenwijken hebben verdrongen, ontkom je niet aan de stereotype Nederlander, die altijd sandalen schijnt te dragen op vakantie. Ook deinzen deze lieden er niet voor terug een T-Shirt onder hun ‘All-Bundy-overhemd’ te dragen wanneer de mussen van het dak vallen van de hitte.
Na het dagdromen naar aanleiding van het uitlenen van mijn telefoon aan een straatterrorist, althans zo worden Marokkanen door enkele lieden met het verstand van een bonobo getypeerd, kwam mijn bus, typisch Nederlands, enkele minuten te laat aangereden. Al snel hield ik mij weer bezig met mijn dagelijkse beslommeringen. Ik zou namelijk die avond met wat vrienden gaan stappen en daarvoor zouden we bij mij thuis wat gaan eten. Ik besloot die dag maar geen zuurkool met worst te maken, maar voor de verandering couscous.
*niet te verwarren met de puberale seksuele manifestatie waarbij jongens zich aftrekken op youtube-filmpjes, het betreft hier een apparaat om het laatste beetje uit een tandpastatube te krijgen