See you in court Occupymongol

Na een fijn en gemoedelijk avondje stappen in de Domstad keerde het Amsterdams gedeelte van het fellowship van die avond richting het station. Ook in Utrecht blijken zwervers, uitkeringstrekkers, benevelde hippies, drugsverslaafde nihilisten, anti-globalisten, IQ-lozen, pluizig tuig, krakers en ander nietsnuttig kutvolk zich in tentjes te hebben verzameld op een plein onder het mom van actie voeren. Aangezien dhr. Wolfsen een nog slappere zak is dan de burgervader van Amsterdam voelde ik mij geroepen de aanwezige Occupybeweging ervan te verwittigen dat het na vijf weken nu toch wel tijd was om hun pluizencamping af te breken. “Met moed en vreugd aan het werk! Als je wilt kamperen, dan rot je maar op naar de Ardennen!” Helaas voor mij was er een klein politiepostje gestationeerd bij hun kamp. Deze Mavo-petten gaven mij dan ook bijzonder snel te kennen dat ik door moest lopen.

Dit is toch een beetje de omgekeerde wereld! Daar waar in de rest van de wereld het traangas niet aan te slepen is om dit tuig hun zinloze actie te doen laten staken, zo wordt in Nederland degene die pleit voor onkruidverdelging door de sterke arm der wet aangepakt. Vrijheid van meningsuiting is voor mij een groot goed. Ik liet mij dan ook niet de les lezen door deze jonge Marokkaanse diender. Zeker niet toen een van de pluizen met mij de discussie aanging. “Je moet respect hebben voor onze beweging,” zo liet deze ongeschoren viezerik mij weten. Achter hem prijkte “werk is misdaad” op het spandoek van zijn tentje. Ik schoot hierop een klein beetje uit mijn slof en liep met mijn wijzende vingertje richting de pluis om hem wat verbale oorvijgen te geven.

Nog voordat ik mijn bezielende pleidooi kon afronden, werd ik door Hakim bruut tegen de grond gewerkt. Met zijn agressieve gedrag bewerkstelligde deze diender zelfs dat mijn brilletje van mijn neus geraakte. Mijn brilletje heeft vele extreme situaties in vele steden overleefd. Van Dublin tot Kuala Lumpur en van Berlijn tot Bratislava, maar Utrecht bleek een stad te ver voor mijn bril. Daar lag ik dan met de knie van Hakim plat op de grond. Ik wilde graag van Hakim weten waarvoor ik precies gearresteerd was. Hierop kon hiij mij geen antwoord geven, hetgeen mij licht woedend maakte. “Het is hier geen Marokko waar je willekeurig mensen in de boeien kunt slaan.” Ik moet totaal niet zijn overgekomen, want Hakim deed de handboeien een stuk strakker om mijn polsen en ook mijn metgezellen lagen binnen enkele seconden geboeid en wel op de grond.

Met hoge snelheid kwamen er enkele busjes het plein op geracet. Zwaailichten en sirenes alom! Was de burgemeester van Utrecht dan eindelijk bij zinnen gekomen en had hij de M.E. opdracht gegeven om met gepast geweld deze mongolcamping te ontruimen? Niets bleek minder waar! Hakim had geheel naar Marokkaans gebruik zijn vriendjes gebeld. Ze kwamen voor ons! De grootste der agenten werd mijn persoonlijke begeleider. “Opstaan bolle,” snauwde hij. “Wah denkte zelf vriend? Ik ben zo buis als een huis en lig hier met de handboeien op mijn rug op de grond. Dat gaat een beetje lastig he, Vledder!” Daar had Vledder wel een oplossing voor. Binnen drie seconden lag ik achter in zijn busje. “Mijn brilpootje ligt daar nog!” Vledder had hier geen oren naar. “En nou ga je zitten en houd je je kop dicht!” De deur van het politiebusje werd dichtgesmeten. Daar lag ik dan. Zonder brilpootje, geboeid en wel achterin een politiebusje. En ik had mij dit weekend nog wel voorgenomen een retraite te houden. Wat een ellende!

Met hoge snelheid, zwaailichten en sirene werd ik afgevoerd naar het politiebureau. Ik kreeg nog steeds geen antwoord op de vraag waarom ik nu precies gearresteerd was. “Kop dicht, zei ik!” Om zijn verhaal kracht bij te zetten zette Vledder zijn grote kisten in mijn rug.  “Rustig appelmoes!” Ik moet wederom niet zijn overgekomen, want Vledder zette zijn voeten nog harder in mijn rug. “En nou zeg ik het je verdomme niet meer: je houd je rustig, bolle!” Het leek mij verstandig om de rest van het korte ritje mijn mond te houden.  Toch kon ik het niet laten om aan Vledder te vragen of hij misschien een zak had voor over mijn hoofd voor als ik zo het bureau ingeleid werd. We hadden hier immers wel van doen met de topcrimineel Bins K.

Aangekomen op het bureau werd mijn vriendelijke verzoek tot een advocaat en een telefoontje weggehoond. “Je kijkt teveel films,” zo lachte de niet geheel onverdienstelijke dame van de receptie mijn verzoek weg. “Wat een mooie ogen heb je eigenlijk,” zei ik terwijl ze mijn portemonnee aan een grondige inspectie onderwierp. In tegenstelling tot de overige twee arrestanten in mijn gezelschap werd mij een slaapmatje onthouden. Mijn vriend Vledder schudde mij nog eens goed door elkaar voordat hij mij in het kleinste celletje van Utrecht gooide. “Ik wil je niet meer horen, anders krijg je met mij van doen!” Daar zit je dan op een betonnen bankje kou te lijden in een celletje van nog geen  4m2. De mevrouw van de receptie stelde zich weinig coöperatief op. Meerdere malen kreeg ik te horen dat ik niet in een hotel vertoefde en werd mij meegegeven dat ik als volwassen man de consequenties maar moest accepteren. Touché! Maar ik werd fucking para in mijn betonnen hok. “Ik wil tomatensoep godverdomme!”

Wanneer je acht uur op een betonnen bankje naar een deur zit te staren dan koester je op een gegeven moment sympathie voor de lieden die een lange tijd in de isoleercel vertoeven en hun ongenoegen hieromtrent uiten door kunstwerken op de muur maken van hun ontlasting. Zeker wanneer je een agente op de gang hoort zeggen: “zwaai maar eens naar je vriend, want die zit hier.” Bij het zien van mijn kleine celletje werd er door hem feestelijk gezwaaid. ‘Teringlijer!’ In plaats van het schrijven van een poepgedichtje op de muur leek het mij beter om een krantje te vragen om de tijd te doden. Wederom kreeg ik nul op mijn rekest. Na lang wachten, werden we dan eindelijk vrijgelaten. Wat een grap! Eén van de Occupymongols had aangifte gedaan. Hij voelde zich beledigd. Vreemde zaak, want ik voelde mij door zijn spandoek ook beledigd, maar hiervan doe ik toch ook geen aangifte? Nadat ik mijn spullen weer terug had gekregen van de aardige hoofdagente, die uit medelijden toch nog een bakje koffie en een kleffe boterham met kaas was komen brengen, werd mij gevraagd of ik even €370 kon pinnen. Voor het nogal subjectieve begrip belediging? Ik denk het niet! See you in court Occupymongol!

 

De liefde voor de smartphone

Bij het uitblazen van mijn eerste adem richting de eeuwige jachtvelden van de Kade leek het alsof ik een diepe hijs van een sigaar deelde met de straat. Verrek! Ik had helemaal geen sigaretten meer. Nu woon ik hemelsbreed een kleie 25 meter tegenover de Albert Heijn, maar burgervader van der Laan kan op zeer korte termijn een brief verwachten waarin ik hem verzoek een tunnel te graven onder de gracht door. De wandeling om het water heen is namelijk precies lang genoeg om een ongezonde portie ergernis te wekken. Voor de baas van een stad dat voor enkele miljarden een metro aan het graven is in een fucking moeras lijkt me een tunneltje onder een gracht door een kleine moeite.

Ik liep langs de tramhalte bij de Nederlandse Bank. Op een verdwaalde bejaarde na stond iedereen bij de halte chagrijnig gehypnotiseerd naar zijn of haar telefoon te buizen. Let er maar eens op! Iedereen en overal lijkt tegenwoordig verliefd op zijn smartphone. Vooral multitaskende vrouwen zijn er goed in. Die kunnen zelfs ‘whatsappen’ op hun fiets.  Een lief ‘whatsappend’ huppelkutje met H&M muts liet zich bijna overrijden bij de stoplichten toen ze zag dat de tram van plan was zijn deuren te sluiten. Als een sardientje propte ze zich met gevaar voor eigen leven het tramblik in. Dom hoor! Ik zou nooit rennen voor een tram, want een kleine tien minuten later komt de volgende meestal aanrijden. Mensen die dat typeren als een luie gedachte kan ik op hun beurt betittelen als kortzichtige lieden. Is het immers niet zo dat de H&M muts juist lui is, omdat ze ook vijf minuten eerder haar stinkende bedje had kunnen verlaten?

Al moet ik eerlijk bekennen dat het in de wintermaanden bijzonder vervelend is om je warme nestje te verlaten.  Ik ben dan ook bijzonder blij dat ik mijn bad vol kan lopen in precies dezelfde periode als mijn lieve iPhone snoozed. Zo hoef ik mij niet te douchen in een fucking iglo. Ik hoef mannen niet uit te leggen hoe meneer Celsius van negatieve invloed kan zijn op de lengte van je copulatieorgaan. Na een kleine nicotinetechnische omzwerving belandde ik op kantoor, alwaar koffiezetapparaat Trudy een heerlijke verse bak koffie voor me in petto had. Nicotine, cafeïne en ontbijtkoek zijn bevorderlijk voor je stoelgang. Een beetje jammer dat je na de grote boodschap tot de conclusie moet komen dat het enige papier op het toilet het krantje is dat je in je handen hebt. Kak! Gelukkig kan ik de digitale editie daarvan raadplegen op mijn lieve iPhone.

Vrijmibo? Zaterdagmiddagborrel!

Wanneer je zaterdagmiddag zo buis als een huis met een grote bos rozen over de Wallen loopt en deze aan het uitdelen bent aan de ‘meisjes van de nacht,’ dan weet je dat je vrijdagmiddagborrel lelijk uit de hand is gelopen. Heel lelijk mag ik wel stellen! En dan te bedenken dat we dit keer niet een bodem hadden gelegd van Japanse mix, kleffe Pretsels en lauwe bitterballen, maar nog net op tijd café Kale waren binnengestapt om van een heuse avondmaaltijd te genieten. Weliswaar stapten we twee minuten voor de sluiting van de keuken binnen en moesten we derhalve genoegen doen met een wat schrale saté met friet, maar toch: dit was nog het meest verstandige deel van de vrijdagmiddagborrel.

Na de avondmaaltijd was het tijd om de binnenstad onveilig te gaan maken. Geheel in de door mij zo gewaardeerde lijn der impulsiviteit was het eerste etablissement dat wij met onze aanwezigheid verblijdden Club Air. Toch gek, als je de taxichauffeur vraagt je af te zetten bij Café Wiener. Vol goede moed betrad ik als een van de eerste de dansvloer voor het maken van de openingsdans. Het zou niet lang duren of de dansvloer stond helemaal vol. Al is dat niet gek als je je bedenkt dat het in Club Air moeilijker is om een vuurtje te bietsen dan XTC aangeboden te krijgen. Ik moest maarliefst drie keer overgaan tot het knuffelen van iemand alvorens ze mijn sigaret wilde aansteken. Tot een uurtje of half vier ging ik helemaal los op de beats van een voor mij nog steeds onbekend, maar daardoor niet minder goed, DJ-talent.

Toen kreeg ons gezelschap namelijk ook lucht van een feestje in Café Bubbles dat tot acht uur de volgende ochtend zou duren. Dan kan het zo gebeuren dat je met drie mensen opgepropt in een tuk tuk zit richting het Leidseplein. Welke wijsheid aan het bestellen van een fles wodka ten grondslag lag, is mij nog steeds een gulzig raadsel. Ik moet er als een Korsakovpatiëntje hebben bijgestaan, want ik werd gedumpt door mijn korte termijn geheugen. Ik weet dan ook niets meer van de puberale bekpartij, waarvan ik de volgende dag op de hoogte werd gebracht. Evenmin kan ik mij iets meer herinneren van hoe we thuis zijn gekomen. Het moet een traditioneel Russische wandeling zijn geweest, want bij thuiskomst maakte mijn korte termijn geheugen het weer goed met me. Ook mijn nicotineverslaving speelde hierin misschien geen bijrol, want we besloten geheel rationeel de stad weer in te gaan voor het halen van sigaretten.

Nadat we in deze missie geslaagd waren, probeerden we twee  twaalfjarigen, die aan het wachten waren totdat ze opgehaald zouden worden voor hun hockeywedstrijd, te overtuigen om met ons vast de derde helft te gaan beleven. Uiteraard gingen zij niet op ons vreemde verzoek in. Wij waren daarentegen wel in voor een derde helft en vervolgde onze weg richting het Rembrantplein. Onderweg hebben we over de zin van het leven gepraat met  een jonge moeder, die met haar kinderen in de speeltuin was, met een zesjarig broekie en zijn vader tijdens het trappen van een balletje gefilosofeerd over het belang van teamsport in de opvoeding van kinderen, een toeristenmuts gekocht en werd ik de gelukkige eigenaar van een bos rozen. Echter was er geen kroeg die ons een biertje wilde schenken.

Toch gaven wij niet of en bleven net zolang rechtdoor lopen tot we een barretje op de Wallen troffen alwaar Anja de scepter zwaaide. Deze tapte maar al te graag een biertje voor ons. Jammer dat mijn metgezet de bar als kussen beschouwde en na drie slokken snurkend in slaap viel. “Bedtijd jongens, neem jij hem mee,” werd mij in plat Amsterdams gevraagd. Anja had gelijk: het was tijd om naar bed te gaan. Ik vroeg Anja of zij misschien mijn bos rozen wilde hebben. “Maak die wijfies hier achter het raam er maar blij mee jongen, die hebben het harder nodig dan ik.” Zo’n mooi advies kun je natuurlijk alleen maar ten uitvoer brengen. Het was bovendien maar goed dat ik de vijftien rozen had uitgedeeld, want bij thuiskomst rond half drie ‘s middags bleek dat onze bejaarde vriendin Thea op bezoek was. Ze had een bosje rozen voor ons meegenomen.

Mongolcamping

Nadat we meerdere fraaie duetjes hadden gezongen achter de bar van café Wiener op de Wallen was het tijd om onze danspasjes te oefenen op het Leidseplein. Althans, dat was de gedachte, want we strandden uiteindelijk op het Beursplein alwaar al het pluizige volk van de Benelux zich verzameld heeft om gezamenlijk niet te weten wat ze er eigenlijk doen. Toch wilde ik de discussie wel aangaan met deze bonte verzameling levenservaren hippies, bebaarde clochards, politiek geëngageerde werklozen, geniale straatmuzikanten en wijze wereldverbeteraars.  Helaas ben ik dit soort figuren niet tegengekomen op het plein. Anarchistisch parasietenvolk was er echter wel volop. In andere landen is het volgens mij meer een volksbeweging dan hier. Zou dat er wellicht mee te maken hebben dat het zo gek nog niet is om in Nederland te wonen?

Volgens het laatste rapport van de VN  scoort alleen Zweden hoger als het gaat om welk land zijn zaakjes het beste op orde heeft. Lariekoek natuurlijk, want men is vergeten in het rapport mee te nemen dat alcohol bij onze Vikingvrienden onbetaalbaar is. Nederland is het beste land om in te wonen. Je zou het volk op het Beursplein eigenlijk aan een van hun gesubsidieerde piercings de schijt van hun vuilnisbakkenhond in moeten trekken om hen wakker te schudden! Ga aan het werk in plaats van in je tentje te liggen stinken. Als je daadwerkelijk iets wilt bijdragen aan een betere wereld dan lijkt het mij beter om mee te doen in plaats van je afzijdig te houden. Een beetje zuipen, blowen en gitaarmuziek spelen bij een kampvuurtje is hartstikke gezellig, maar daar verander je niets mee.

Wellicht dat ik de verantwoording bij het individu leg, omdat mijn generatie daarmee is opgegroeid. Opgevoed in vrijheid in een zogenaamde maakbare wereld. Je bent zelf de architect van het leven. Je moet zelf kiezen en doen. Daarbij wordt de economische norm verheven tot leidraad van het goede leven. Afhankelijkheid is een zwaktebod. Mocht je leven mislukken? Dan is dat je eigen schuld. Volgens de moraal ‘pakken wat je pakken kunt, want iedereen doet het,’  gaat menigeen zich te buiten en bezwijkt voor de verleiding tot zelfverrijking. Het moderne individualisme dreigt te verworden tot narcisme, egoïsme en bij sommigen zelfs tot grootheidswaanzin.

Een welbepaald vrijheid-blijheid ideologie is doorwerkt in onze harten en hoofden.  Dat het liberalisme hierin te ver is doorgeschoten, moge duidelijk zijn. Nietschze zei eens over vrijheid: “Vrij waarvan? Wat kan mij dat schelen! Vrij waartoe, dat wil ik horen!” Dat waarden als solidariteit, gemeenschapszin en naastenliefde wat meer aandacht mogen krijgen, lijkt me ook moeilijk te ontkennen. Maar dat bereik je niet door met allerlei randfiguren onzinnig te gaan kamperen.

Toen ik enkele Beurspleinkampeerders dit alles probeerde duidelijk te maken, werd er niet gereageerd.  Toen ik aanstipte dat ik maar weinig jonge mensen op het plein zag, omdat die net als normale mensen geen tijd hebben om twee weken te kamperen, viel er een nog grotere stilte. Wat een verspilling van mijn energie! Passieloze nihilisten! Het was hoog tijd om deze ‘mongolcamping’ te verlaten en naar het Leidseplein te gaan om even hedonistisch uit ons dak te gaan. Volgens mij hebben ze hun punt nu wel gemaakt en kan het plein worden schoongeveegd door de ME. Ze hebben namelijk geen punt.

Tompoucen trauma

De pepernoten liggen al bijna te schimmelen in de supermarktvakken, kinderen zijn al geïndoctrineerd door het eerste Sinterklaasjournaal, alle jeugdigen van Nederland kennen het Intertoysmagazine inmiddels beter uit hun hoofd dan de tafels die de kleuterjuf hen probeert bij te brengen en de middenstand doet vanaf vandaag zijn best om ook de bemanning van ruimtestation ISS mee te laten genieten van onze koopavonden. Wanneer je door een winkelstraat loopt en je krijgt het gevoel alsof je figureert in de fucking kerstreclame van Coca Cola, dan geeft mij dat in eerste instantie een huiverig gevoel. Niet uit cynisme jegens de feestdagen, niet omdat ik mij wil afzetten tegen consumptieve gezelligheid en zelfs niet omdat ik net zo’n naar mannetje als Ebenezer Scrooge wil zijn. Nee! Het gevoel gaat veel dieper en kan bijna worden bestempeld als traumatisch.

Zoals menigeen wel weet, was ik in mijn pubertijd de beste tompoucenschepper van Nederland bij de HEMA, waar ik tussen mijn vijftiende en negentiende levensjaar bijzonder veel arbeidsvreugde heb beleefd. Maar niet in de novembermaand! Ik wist namelijk dat begin november de tijd was dat de feestverlichting aan de buitenzijde van de winkel moest worden opgehangen. Dat betekende dat ik mijn geliefde taartschep even in de gebaksvitrine moest laten liggen om dit gevaarlijke versierwerkje te klaren. Op een gammele trap moest ik loodzware ‘S’en aan de gevel hangen. Arbotechnisch gesproken schandalig werk! Nog steeds kan ik boos worden op meneer Jansen! Daar had mijn hoogtevrees niets mee van doen!

Gelukkig had ik nog een mannelijke collega, Khalid, die tevens mijn grootste concurrent op tompoucenschepgebied was. Ik verkocht altijd meer tompoucen dan Khalid, maar dat had er volgens hem mee te maken dat ik er meer uitzag alsof ik ze zelf ook graag lust. Zijn stiefmoeder had dit ook beaamd, aldus mijn Marokkaanse vriend. Ik attaqueerde dit steevast door te zeggen dat dit je reinste onzin was. “Marokkaans slachtofferrolgedrag!” Iedere eerste week van november stonden wij buiten met de grote zware S’en. Khalid maakte misbruik van deze situatie. Hij liet mij toegeven dat ik alleen maar de beste tompoucenschepper was, omdat ik met een gevuld buikje tompoucen stond te scheppen. “In Marokko heb je geen arbodienst,” geinde ik dan als hij op de trap stond. Ik troost mij met de gedachte dat ik geheel naar oud Nederlands gebruik een Marokkaan aan het werk heb weten te zetten. Daar heeft mijn hoogtevrees nog steeds niets mee van doen!

Om mijn angst onder ogen te zien, ga ik ieder jaar één koopavond de stad in. Met het lood in de schoenen loop ik dan door de winkelstraat. Die lichtjes vind ik meestal toch wel leuk, dus ik word al snel weer mijzelf. Ik stap dan de HEMA binnen om de kwaliteit van de tompoucenschepper te testen. Ik bestel dan vijf tompoucen. Daar zijn namelijk geen doosjes voor. Creativiteit en vooruitdenken zijn erg belangrijk bij het scheppen van dit kostelijke gebakje. Ik vergis mij uiteraard en zeg als de schepper in kwestie klaar is: ‘doe er maar eentje bij.’ Voor een ervaren tompoucenschepper als mijzelf geen enkel probleem, maar het is toch altijd leuk om een tompoucenschepper te zien prutsen. Ik ben benieuwd of ik dit jaar in de HEMA aan de Kalverstraat eindelijk mijn gelijke ga ontmoeten.

Ik troost graag mensen

Het startschot van de avond werd gegeven in de Eddy Bar. Daar ontmoetten we Thea, die in de veronderstelling leeft dat je best de flamingo kunt dansen op André Hazes. Ook als je de pensioengerechtigde leeftijd al enkele jaren bent gepasseerd. Uiteraard was ik de beroerdste niet en waagde een klein dansje met deze licht aangeschoten oma. Oma moet toch aardig diep in het glaasje hebben gekeken, want ik werd uitgenodigd om mee cassettebandjes te gaan luisteren. ‘Unieke opnames van Nederlandstalige klassiekers,’ zo drukte Thea mij op het hart. Ik bedankte feestelijk doch beleefd. Ik heb met de carnaval eens een politiepaard op de bek gepakt, maar ook ik heb  zo mijn ‘Kukident-grenzen.’

Het werd uiteindelijk zo gezellig dat de avondmaaltijd voor het gemak maar weer een keer werd overgeslagen. Niet heel slim, want het middagzonnetje had mij al geïnspireerd tot het nuttigen van enkele alcoholische versnaperingen. Al had ik dat wel verdiend, want je wenst het je ergste vijand niet om op zaterdagmiddag door de Kalverstraat te lopen. Gezinnetjes die uitkijken naar de SBS6 zaterdagavondtelevisie die hoef ik niet slenterend voor mij te hebben lopen, verdomme! ‘Oh dagjesmensen wat heb ik het met jullie geschoten,’ schreeuwde ik in mijn gedachten.  ‘VANISH!’

Uiteindelijk eindigde mijn avond in de Lellebel. Dan kan het zomaar gebeuren dat je rond een uurtje of twee buiten in gesprek raakt met een ‘bardame.’ ‘Ze’ had ruzie met haar ‘bazin,’ omdat die van mening is dat het personeel slechts één shotje per uur mag drinken. ‘Ze’ was behoorlijk woest en maakte haar ‘bazin’ uit voor van alles en nog wat. En terecht! “Wat een bullshit, wat een belachelijke regel!” Ik was het geheel met ‘haar’ eens. ‘Ze’ werd er zelfs een beetje verdrietig van. Ik beloofde dat ik een shotje met ‘haar’ zou drinken, want ik troost graag mensen. Overmoedig als ik was, dacht ik dat het verstandig was om met deze travestiet mee te hijsen van haar pretsigaret.

Niet heel slim, want mijn omgeving veranderde in een fucking draaimolen. Er zat niets anders op de bedstee met een bezoek te gaan vereren. Zwalkend liep ik naar huis, terwijl ik moest denken aan de fijne stelling, die de leukste Amsterdamse die ik tot dusverre heb mogen ontmoeten zonder blikken of blozen eerder op de avond wist te poneren. “In Ierland worden mensen toch ook nog hartstikke oud en die mensen daar zuipen zich elke dag naar de tering. Alcohol is echt zo slecht nog niet hoor.” Het leven moet inderdaad gevierd worden, maar voorlopig troost ik geen travestieten meer.

Beste NRC Handelsblad

Twee maanden geleden ben ik verhuisd naar onze hoofdstad. Uiteraard heb ik de adreswijziging keurig doorgegeven via uw site. De NRCnext wordt iedere morgen bezorgd, maar de zaterdagbezorger van het NRC Handelsblad schijnt enorme moeite te hebben met het vinden van mijn nederige stulpje. Ik heb zelf  op mijn veertiende een plaatselijk Leerdams krantje mogen bezorgen, dus ik weet uit eigen ervaring dat dit, met alle respect, niet onder de noemer geschoold werk valt. Ik wil niet beweren dat uw krantenbezorgers gespeend zijn van elke elementaire krantbezorgkennis, maar ik ga aan deze gedachte steeds meer twijfelen. Ik zal u in deze brief proberen uit te leggen waar deze twijfel op gestoeld is.

De eerste keer dat de zaterdagkrant niet werd bezorgd, leefde ik erg met de krantenjongen mee. Ik was immers de eerste week ook enkele keren verdwaald bij het terugvinden van mijn nieuwe woonadres.  Ik woon namelijk in een voormalig bordeel alwaar de kamerhuur in haar gloriedagen zo’n slordige €300 per uur bedroeg. Toen ik de eerste week op een vrijdagavond te diep in het wijn, bier- en shotjesglas had gekeken, had ik bijzonder veel moeite met het terugvinden van mijn nieuwe cribb. Al moet ik daarbij opmerken dat de taxichauffeur hier een hoofdrol in speelde. Bij het horen van de naam van mijn woning moet hij er vanuit zijn gegaan dat hij met een notoire hoerenloper van doen had. Ik werd afgezet bij een bordeel dat nog wel ‘ up and running’ was. Dan krijgt een ritje naar huis ineens een heel andere wending, maar ik zal u de verdere details hieromtrent besparen. Ik wil immers niet dat u een verkeerd beeld van de NRC-lezer krijgt. Wat ik met deze kleine anekdote wil zeggen: een mens kan weleens verdwalen. Zo ook de krantenjongen.

De tweede week werd mijn zaterdagkrant wederom niet bezorgd. Na het indienen van een klacht op uw website leek het mij verstandig om een medewerker van uw klantenservice te spreken. Wellicht stond het adres bij NRC Handelsblad nog verkeerd in het systeem. Na een frustrerend gesprek met een computerstem, die mij niet verder kon helpen omdat de klacht reeds bekend was, werd de verbinding verbroken. Als ik een medewerker wilde spreken, dan diende ik na vijf uur terug te bellen, zo werd mij door deze best geile robotstem op de valreep zwoel ingefluisterd. Vrolijk belde ik om kwart over vijf naar uw klantenservice. Wederom kreeg deze lieve androïde trien aan de lijn. “Goedendag. Het spijt ons. Onze klantenservice is gesloten. Voor bezorgklachten verwijzen wij u naar onze website….” Minder vrolijk hing ik op.

De volgende ochtend had ik weer wat moed verzameld om uw klantenservice te bellen. Dit liep wederom bijna uit op een ‘artificial deception!’ De robot en ik gingen best lekker. Tot het huisnummer gecontroleerd moest worden. “U gaf  als huisnummer….. acht…en…dertig. Is dit juist?” ‘Ja,’ antwoordde ik niet binnensmonds. Daar dacht het zusje van Robin van Bassie & Adriaan echter anders over.  “Niet verstaan…..U gaf als huisnummer…. acht… en…dertig. Is dit juist?” ‘JA,’ antwoordde ik op iets luidere toon. “Niet verstaan.”  Ik werd enigszins woest. ‘Heb je poep in je robotoren?’ De vrouwelijke computerstem ging gewoon door alsof ze mij niet gehoord had. “acht….en…dertig. Is dit juist?” ‘ JAAAAAA VERDOMME!’ Nu moest het toch wel duidelijk zijn? Niets bleek minder waar. “Niet verstaan.  U gaf als huisnummer…….” Kokend van woede hing ik op.

Na het internet afgestruind te hebben kwam ik via een omweg aan een telefoonnummer van NRC Handelsblad. Gelukkig werd mij het genoegen een gesprek te mogen voeren met een computerstem bespaard. De medewerker, wiens exotische naam ik helaas niet heb kunnen onthouden, luisterde niet bepaald naar mijn verhaal en verbond mij door naar de afdeling debiteuren, alwaar de aardige Debbie mij wist te vertellen dat ik mijn abonnementsgeld keurig had voldaan alvorens zij mij weer naar de klantenservice terug doorverbond. Dit keer werd er gelukkig beter naar mijn verhaal geluisterd. Er zou een onderzoek worden ingesteld. De krant zou worden nabezorgd. Ik zou worden teruggebeld. Ik moet u helaas mededelen dat u mij met een behoorlijk teleurstellend gevoel hebt achtergelaten. Heeft u soms enkele van mijn evenzo teleurstellend verlopen onenightstands in dienst? Die getroosten zich ook geen enkele moeite terug te bellen!

Ik zou u kunnen vermoeien met nog zes weken robotfrustratie, maar dat zal ik u besparen. Tenzij u ook robots in dienst heeft die begiftigd zijn met het lezen en beantwoorden van een brief.  In dat geval maak ik graag een uitzondering. Ik heb een broertje dood aan robots! Ik vind het overigens buitengewoon ironisch dat ik u deze brief moet schrijven. Het is immers uw eigen zaterdagcolumnist Youp van ’t Hek die alle media haalde toen hij de bureaucratische klantenservice van T-Mobile op de hak nam. Hij heeft meen ik zelfs een magazine uitgebracht om uiting te geven aan de frustratie die kleeft aan het bellen met bedrijven! Je zou toch denken dat het NRC Handelsblad hier lering uit heeft getrokken, maar niets blijkt minder waar.

U heeft meerdere onderzoeken ingesteld naar dit euvel, maar nog steeds schijnt het bezorgen van de krant door de krantenjongen een ondoenlijke opgave te zijn. Zelfs de krantenjongen die belast is met het nabezorgen van de krant blijkt niet in staat te zijn een krant in de juiste brievenbus te stoppen. Het heeft toch hopelijk niets te maken met mijn huisgenoot Nico? In het weekend wil hij nog weleens iets te enthousiast reageren naar voorbijgangers in onze straat. Hij bedoelt het goed hoor. Ook na dertig bier te hebben gedronken. Dat kan ik uw krantenjongen op het hart drukken.

Ik hoop snel mijn krant op een zaterdagochtend te kunnen begroeten!

Liefs,

Binsmeister

Multitask milf!

Het was afgelopen maandag mijn beurt om lunch te halen. Even een klein blokje om maken naar een broodjeszaak of de supermarkt. Ik besloot op de kleintjes te letten, dus naar de slechtste Albert Heijn van Nederland, op de Albert Cuyp, te lopen. Het is altijd oppassen, want om zich af te zetten tegen de toerist op zijn gehuurde rode of gele fiets, meent de Amsterdammer zich als een formule 1 fietscoureur  door de stad te moeten begeven. Daarbij worden riskante uitwijk manoeuvres en grachtdemarrages niet geschuwd. Uiteraard gaat dit alles gepaard met het negeren van stoplichten en bijpassend lomp gedrag. Het credo ‘voorrang krijg je niet, voorrang neem je’  viert daarbij  doorgaans hoogtij.

Zo kon het gebeuren dat ik, toen ik dagdromend naar de Appie liep, bijna werd aangereden door een bakfietsmoeder. “Uitkijken teringlijer,” schreeuwde ze me nog na. Ik doe de dingen liever om mijn ‘gemakske,’  dus nog voordat ik ‘rustig appelmoes’  kon terug mompelen, was de gefrustreerde multitask milf al weer aan de andere kant van de straat. Ik troostte mij met de gedachte dat de lege bak die zij aanfietste een metafoor was voor haar frigiditeit. Wat een nare Oud Zuid heks! ‘Doe eens relaxt, ‘dacht ik nog.

Gelukkig kon ik in de Albert Heijn helemaal tot rust komen, want er stond een bejaarde medemens voor me in de rij. Met haar reumatieke vingertjes legde zij één voor één haar spulletjes op de loopband. Ik knikte aardig en plaatste zelf mijn beurtbalkje, dat overigens door wordfeud onterecht als niet Nederlands wordt gezien, op de loopband. Mijn sympathie voor dit rimpelige vrouwwezen zou weldra verdwijnen. Het oude vrouwtje had een kortingscoupon voor een pakje haringen. Maar liefst 30% korting. Dat is omgerekend in guldens toch al gauw zo’n piek! De kortingsbon was echter verlopen. Dat wilde er bij haar niet in ondanks de jampotglazen in haar fleurige brilmontuur. Wellicht dat zij door de hoofddoek van het kassameisje dacht dat je net als op de markt van Cassablanca kunt afdingen op je boodschappen, maar zo werkt het niet in een Nederlandse supermarkt!

Na de derde poging tot het doen van een pinbetaling had ze dan eindelijk haar boodschapjes afgerekend. Inclusief de haring. Wat schetste echter mijn verbazing toen ik gehoor wilde geven aan mijn nicotineverslaving? Mijn lichtdementerende vriendin stond weer voor mij in de rij. ‘Godverdomme!’ Wilde ze haar haring weer kwijt. Dit was pas echt een nare heks, daar was die bakfietsmilf niets bij! Nadat ze haar €1.75 had teruggekregen, vroeg ik beleefd aan het baliemeisje om een pakje Lucky Strike. Ik was echter nog steeds niet verlost van deze vervelende grijsaard. ‘Kniebel, knabbel, knuisje, wat had ik nou weer in mijn Albert Heijn huisje?’ Het seniele dametje wilde nog een bakje bloemen afrekenen. Wat een ellende! De Albert Heijn zou er goed aan doen om tussen 12:00 en 14:00 naast scholieren ook bejaarden te weren. Dan zijn die multitask bakfietsmoeders zo gek nog niet!

Lieve Maxima!

Allereerst wil ik van de gelegenheid gebruik maken u van harte te feliciteren met uw verjaardag. Veertig is het nieuwe dertig! Daar bent u de personificatie van, want uw schoonheid laat zich meten met die van de Griekse Aphrodite, de Noorse Godin Iduna en zelfs met Hennie Stoel in haar jongere jaren! Om met de woorden van de bekende uit Kazachstan afkomstige journalist Borat te spreken: “I like! Wauw- wah- wieh- wah!” En dan kwam mij deze week ook nog eens het heuglijke nieuws ter ore dat u binnen niet al te lange tijd Koningin van Nederland zal worden. Wie had dat gedacht? Voordat u in ons fijne landje kwam wonen, ging iedere Nederlander er namelijk toch een beetje vanuit dat Beatrix de laatste Nederlandse monarch zou zijn. Uw echtgenoot, die toen nog door het leven ging als Prins Pils, was nu niet bepaald geschikt Troonmateriaal. Begrijpt u me niet verkeerd, we zagen hem als een guitig en gezellig kereltje, maar we typeerde hem ook, zoals u het zelf eens zo treffend omschreef, als ‘een beetje dom.’

Ik heb erg genoten van de documentaire die deze week van u werd uitgezonden. Dat de RVD als eindredactie optrad, nam ik voor lief, want u straalde als nooit tevoren. Ik moet u eerlijk bekennen dat ik niet snel verliefd ben en ik val doorgaans niet op blonde moeders, maar…… Pardon, ik liet mij even meeslepen door mijn hormonen, hoe ongepast? Het komt er in ieder geval op neer dat Alex God op zijn blote knietjes mag danken dat hij u aan de haak heeft geslagen. Al zou het me niets verbazen als u degene bent geweest die een temperamentvol hengeltje heeft uitgeworpen. In dat opzicht lijkt Alex totaal niet op zijn ondeugende opa, die zogezegd niet alleen bij Argentijnse spareribs zijn vingers aflikte.

Toch is dit alles niet de reden van mijn schrijven. In de documentaire kwam namelijk naar voren dat het avondeten niet goed verzorgd wordt in uw paleis en dat het zelfs zo abominabel gesteld  is met uw culinaire verzorging dat u noodgedwongen enkele dagen per week een magnetronmaaltijd nuttigt.  Dit beeld ervoer ik als zeer schokkend. Onze toekomstige Koningin die na een dag van noeste arbeid een kleffe chemische boerenkool van de Appie de magnetron in knalt. Een toekomstig Koningin verdient beter dan een magnetronmaaltijd. Ik snap dat u niet iedere dag haute cuisine hoeft te eten, maar eten dat tijdens een echtelijke ruzie aan het plafond en de muren blijft plakken, lijkt me het andere uiterste.

Graag zou ik u dan ook mijn culinaire diensten aanbieden! Ik ben uw ideale kok, want mijn maaltijden zijn typisch Nederlands, voedzaam en heerlijk. Kortom: een culinair orgasme! Met een beetje van mijzelf en een beetje van Maggi, Knorr, Albert Heijn Huismerk of Conimex. Mijn kneiterpasta met smack is in Tilburg wereldberoemd. Uiteraard schroom ik niet om deze overheerlijke pasta te serveren met een potje augurken van Hak! Om over mijn maaltijdsalade’s, stampotmaandagen, ‘Enchilades boom! boom!’ of Oosterse gerechten maar te zwijgen. Bovendien ben ik een begiftigd pannenkoekenbakker, hetgeen de prinsesjes zeker als fanfaremuziek in de oren zou moeten klinken. Wanneer Alex vanuit terecht jaloerse motieven liever niet heeft dat ik in uw nabijheid de maaltijd bereid, kan ik natuurlijk ook recepten met u uitwisselen. Binnen een half uur kunt u dan zelf een van mijn overheerlijke maaltijden op tafel hebben staan.

Liefs,

Binsmeister

Straatterrorist in schaapskleding

Je kunt tegenwoordig niet rustig meer door een winkelstraat lopen zonder dat je lastig gevallen wordt door vervelende figuren met een van sponsoring voorzien windjack, die je iets willen verkopen. Het werkwoord aansmeren en het bijvoeglijk naamwoord louche zijn ook zeker op deze figuren van toepassing. Doorgaans loop ik stoïcijns aan hun zielige voorkomen voorbij, maar voor een mooie dame maak ik uiteraard graag een uitzondering. Op de vraag of ze me iets mocht vragen antwoordde ik tegennatuurlijk: “maar natuurlijk.” “Sport je?” vroeg ze lief. Terwijl ik zo sportief mogelijk mijn laatste sigarettenhijs de Heuvelstraat in blies, glimlachte ik tevreden. “Zie ik er zo uit, dan?” Op deze retorische vraag volgde beleefd als zij was geen direct antwoord. “Ik kan je namelijk een gratis sportkaart voor een maand aanbieden.” Dat leek mij geen goed idee. Ik ben namelijk vier jaar lid geweest van de Arendse Healthclub, dat zo dichtbij mijn woning is ,dat  ik het bejaardenzweet kan ruiken als er een spinninglesje gaande is. Toch was mijn lidmaatschap geen succes. Het was een directe vorm van sponsoring.

Deze mooie vrouw liet zich echter niet zomaar afpoeieren. “Weet je wel dat je je lichaam als tempel moet beschouwen?” Ik vertelde de straatterrorist in schaapskledij dat ik mijn lichaam ook zeker als tempel beschouw, maar dat het ieder weekend happy hour is in  mijn  ‘Temple of Doom’ en dat mijn monniken doordeweeks leven op koffie, sigaretten en tosti’s. Ik voegde eraan toe dat mijn monniken macrobiotisch voedsel verfoeien en dat zij het ascetische hoger in het vrome vaandel hebben staan dan lichamelijke activiteit. “Dus je bent gewoon lui!” zei ze nog voordat ik een voldane glimlach op mijn bolle gezicht kon toveren.  Ik was met stomheid geslagen door haar spitsvondige repliek. Ze ging verder met haar verkooppraatje, maar ik luisterde al lang niet meer naar wat ze zei. Ik verloor mijzelf in haar mooie blauwe ogen.

“Dus wat dacht je ervan?” Ik had totaal niet geluisterd. En dat terwijl ik doorgaans niet eens op blond val. “Oh…eeeh, ja….” Ik kon niet meer uit mijn woorden komen. “Als je nu zaterdagochtend komt dan ben ik er ook.” Ik leek godverdomme wel een klein kind. ‘NEE!,’ had ik moeten schreeuwen, maar mijn stembanden fabriceerde slechts laf gemompel. “Nou eeeh ja, ik weet….”ze liet me niet uitpraten en voordat ik het wist had ik een formulier ingevuld en een afspraak voor zaterdagochtend gemaakt. Zoals een echte straatterrorist in schaapskledij betaamt gaf ze me een zoen om mijn wang. “Tot zaterdagochtend dan hè, gezellig!” Verbouwereerd vervolgde ik mijn wandeling door de Heuvelstraat. Bij thuiskomst heb ik met het schaamrood op de kaken mijn ‘Asics’ van een dikke laag stof ontdaan. Zoals Herman Kuiphof zei bij het winnende Duitse doelpunt tijdens de WK-finale van 1974: ‘zijn we er toch weer ingetuind.’